ECLI:NL:TGDKG:2018:7 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/632212 / DW RK 17/706
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2018:7 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-01-2018 |
Datum publicatie: | 28-02-2018 |
Zaaknummer(s): | C/13/632212 / DW RK 17/706 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 16 januari 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 27 juni 2017 met zaaknummer C/13/627340 / DW RK 17/414 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/632212 / DW RK 17/706 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
toegevoegd- gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij e-mail van 14 april 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij brief met bijlagen van 28 april 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 27 juni 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 27 juni 2017. Bij e-mail van 10 juli 2017 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 5 december 2017 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 16 januari 2018.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze beslag heeft gelegd op zaken waarvan de eigendom ligt bij een vennootschap onder firma en een besloten vennootschap. Ondanks bewijsstukken die klager daarvan aan de gerechtsdeurwaarder heeft verschaft, heeft de gerechtsdeurwaarder de zaken afgevoerd. De aangekondigde openbare verkoop op 13 maart 2017 heeft echter niet plaatsgevonden. Door deze handelwijze lijdt klager dagelijks schade.
5. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat wanneer een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarop een derde eigendom pretendeert, het aan die derde is om zich tegen het beslag te verzetten. De enkele pretentie van derden, zelfs indien gestaafd door bewijsstukken, noopt de gerechtsdeurwaarder niet tot het buiten het beslag houden van die zaken. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat klager geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat de zaken aan een derde partij toebehoren, dat er tegen de verkoop geen executiegeschil is aangespannen en dat hij zich aan zijn ministerieplicht heeft te houden. Niet gebleken is tot slot, dat de gerechtsdeurwaarder niet met de benodigde zorgvuldigheid heeft gehandeld.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat de voorzitter geen uitspraak heeft gedaan betreffende het feit dat er geen openbare verkoop heeft plaatsgevonden. Het is de taak van de gerechtsdeurwaarder om de rechten van beide partijen te waarborgen en hun belangen juist te interpreteren, hetgeen de gerechtsdeurwaarder heeft nagelaten. Het is aan de gerechtsdeurwaarder zelf te onderzoeken wie de rechtmatige eigenaar is van de in beslag genomen zaken. Ook dit heeft hij nagelaten. De gerechtsdeurwaarder heeft klager noch [ ] BV. erop gewezen dat zij een executiegeschil dienden op te starten. De gerechtsdeurwaarder is voorbijgegaan aan het redelijke betalingsvoorstel van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft geen lijst van meegenomen goederen achterlaten. Ook het proces-verbaal is niet ter plekke opgemaakt. Ook is geen overzicht van de opbrengst overhandigd. De niet functionerende freesmachine, het discussiepunt in deze zaak, is nimmer eigendom van klager geweest. Deze machine is voor een bedrag van € 150,00 opgevoerd op een
veel later aangeleverde goederenlijst. Alles is zodanig vormgegeven dat [ ] de enige geïnteresseerde was. Die heeft goederen gekocht voor een bedrag dat veel lager lag dan het door klager gedane betalingsvoorstel.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De kamer stelt voorop dat de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht dient te toetsen en alleen kan oordelen over klachten die in eerste instantie aan de orde zijn geweest. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld.
7.2. In de voorzittersbeslissing staat onder 2.1 van de feiten vermeld dat er een openbare verkoop heeft plaatsgevonden. Dit blijkt ook uit het door de gerechtsdeurwaarder bij zijn verweer overgelegde proces-verbaal. Waarom de voorzitter zich zou moeten uitspreken betreffende het feit dat er geen openbare verkoop heeft plaatsgevonden wordt door klager niet duidelijk gemaakt.
7.3. Anders dan klager meent is het niet de taak van de gerechtsdeurwaarder om te onderzoeken aan wie de inbeslaggenomen zaken toebehoren. Het is juist aan de partij die zich beroept op de eigendom dit door middel van bescheiden aan te tonen. De stukken die door klager daartoe zijn overgelegd bij zijn klacht zijn daartoe niet voldoende.
7.4.Hetgeen door klager verder in verzet is aangevoerd betreffen klachten die niet in de inleidende klacht staan vermeld, zodat deze niet kunnen worden beoordeeld.
7.5 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De tegen de beslissing van de voorzitter door klager in verzet aangevoerde gronden leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING:
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn voor het eerst in verzet aangevoerde klachten;
- verklaart het verzet voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, voorzitter, mr. A.E. de Vos en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.