ECLI:NL:TGDKG:2018:69 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/623472 / DW RK 17/122

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:69
Datum uitspraak: 02-05-2018
Datum publicatie: 28-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/623472 / DW RK 17/122
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klacht over (niet) in beslag genomen zaken, niet reageren op klachten en weigeren afleggen rekening en verantwoording.  De voorzitter heeft de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. De kamer is het onder aanvulling van de motivering met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM  

Beslissing van 2 mei 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 24 januari 2017 met zaaknummer C/13/604428 DW RK 16/260 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/623472 / DW RK 17/122 ingesteld door:

[     ],

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1. [     ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 10 maart 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij brief ingekomen op 18 april 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 24 januari 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 24 januari 2017. Bij e-mail van 7 februari 2017 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief ingekomen op 15 maart 2018 heeft klaagster producties overgelegd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 maart 2018. Verschenen zijn de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarders. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 2 mei 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

In de beslissing van de voorzitter is de klacht als volgt verwoord:

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

  1. de gerechtsdeurwaarders ten onrechte zaken niet in beslag hebben genomen die wel degelijk in beslag genomen behoorden te worden;
  2. de gerechtsdeurwaarders meerdere malen onvoldoende of niet adequaat inhoudelijk hebben gereageerd op haar klachten en argumenten;
  3. de motivering tot het weigeren van het afleggen van rekening en verantwoording onbegrijpelijk is.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft de voorzitter overwogen dat klaagster stelt dat zij wat [     ] betreft volledige toegang behoort te hebben tot hetgeen met verlof in beslag is genomen. Het materiaal dat zij van de gerechtsdeurwaarders heeft ontvangen is echter vele malen beperkter dan waarvoor verlof van de rechtbank en vervolgens toestemming van de arbiter is gekregen. De voorzitter overweegt dat in het arbitraal vonnis van 18 februari 2015 staat vermeld dat [     ] toestemming aan DigiJuris moet verlenen tot het afgeven van afschrift of inzage geven in de bescheiden zoals omschreven in alinea 9 tot en met 11 van de memorie van eis in het incident. Klaagster weigert evenwel de memorie van eis in het incident aan de gerechtsdeurwaarders te overleggen, zodat voor de deurwaarders niet te verifiëren is wat precies wordt toegewezen. Het staat de gerechtsdeurwaarders naar het oordeel van de voorzitter niet vrij om een afschrift van de door hen opgestelde processen-verbaal aan klaagster te verstrekken, nu dit niet uitdrukkelijk door de arbiter is bepaald. Dat zaken niet in beslag zijn genomen die wel in beslag genomen hadden moeten worden wordt door de deurwaarders betwist. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken. Klaagster is overigens niet ingegaan op de door de gerechtsdeurwaarder aangereikte suggesties om alsnog inzage in de processen-verbaal te verkrijgen.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) heeft de voorzitter overwogen dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarders wel degelijk steeds tijdig gemotiveerd en inhoudelijk hebben gereageerd op brieven van klaagster. Ten aanzien van de brief van klaagster van 8 december 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders in het verweerschrift toegelicht dat zij deze brief op 25 februari 2016 in een envelop van PostNL hebben ontvangen, met daarop de vermelding onvolledig/foutief adres/postcode. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan op dit onderdeel niet worden vastgesteld.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c) heeft de voorzitter overwogen dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarders meerdere malen met klaagster hebben gecommuniceerd omtrent de wijze van facturering, de wijze van het leggen van de beslagen en het ontbreken van een deugdelijke titel voor het overleggen van de processen-verbaal. Dat klaagster niet de door haar gewenste antwoorden heeft gekregen kan niet aan de gerechtsdeurwaarders worden verweten.

5.4 Ten slotte heeft de voorzitter overwogen dat voor zover klaagster thans verzoekt om te bevorderen dat de gerechtsdeurwaarders verantwoording afleggen over de wijze van inbeslagname bij [     ], de kosten en dat zij een afschrift van hun processen-verbaal verstrekken, het tuchtrecht hiervoor niet de geëigende weg is.

5.5 Op grond van het voorgaande heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 Voor zover in verzet nog van belang heeft klaagster aangevoerd dat met de klacht met name is beoogd te klagen over het feit dat de gerechtsdeurwaarders hebben geweigerd nadere informatie te verschaffen over hun werkzaamheden en dat zij hebben geweigerd hiervoor rekening en verantwoording af te leggen. Zij hadden dit kunnen doen door het proces-verbaal van inbeslagname ter beschikking te stellen, maar dat is volgens klaagster ten onrechte geweigerd.

6.2  Zolang er geen (rechterlijke) toestemming is gegeven tot inzage in het bewijsbeslag, is het verschaffen van een afschrift van een proces-verbaal mogelijk in strijd met de vertrouwelijkheid van de in beslag genomen gegevens nu de gang van zaken bij de inbeslagname en de inhoud van het proces-verbaal mogelijk iets zou kunnen zeggen over de inhoud van het beslag zelf. Die situatie doet zich niet meer voor nu er door de arbiter toestemming is gegeven voor inzage of afgifte van het beslag hetgeen ook volledig en compleet aan de gerechtsdeurwaarders kenbaar is gemaakt. Klaagster stelt dat het proces-verbaal, voor zover betrekking hebbend op [     ] geen vertrouwelijke informatie meer kan bevatten.

7. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

7.1 Ten aanzien van de afgifte van het van het bewijsbeslag opgemaakte proces-verbaal hebben de gerechtsdeurwaarders samengevat aangevoerd dat het arbitrale vonnis geen grondslag biedt voor het vrijgeven van het proces-verbaal en de door klaagster gevraagde gegevens. Voor de gerechtsdeurwaarders valt niet te verifiëren wat precies in het dictum wordt toegewezen. De door klaagster verstrekte informatie is evenmin toereikend om tot vrijgave van het proces-verbaal over te gaan. De gerechtsdeurwaarders hebben van DigiJuris vernomen dat klaagster op grond van voornoemd vonnis enkel inzage heeft gekregen in de gegevens die in [     ] in beslag zijn genomen. Op grond van het voorgaande voelen de gerechtsdeurwaarders zich niet vrij klaagster inzage te geven in de omvang en inhoud van de door hen gelegde bewijsbeslagen, omdat deze beslagen door onterechte informatieverschaffing zouden kunnen komen te vervallen.

7.2 Ten aanzien van de door klaagster gestelde weigering tot het afleggen van rekening en verantwoording hebben de gerechtsdeurwaarders samengevat aangevoerd dat vooraf met klaagster is besproken op welke wijze door hen zou worden gefactureerd. Besproken is dat na de beslagactie door de gerechtsdeurwaarders geen mededelingen zouden worden gedaan omtrent het beslag zelf en dat daartoe zelfs op de nota van de gerechtsdeurwaarders de beslagkosten zouden worden omgerekend naar het uurtarief van de gerechtsdeurwaarders. Dit teneinde te voorkomen dat klaagster via de factuur informatie zou verkrijgen over de omvang van het beslag en de bewaring.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De klacht en de gronden van verzet komen erop neer dat klaagster met de gerechtsdeurwaarders van mening verschilt over de afgifte van het van een gelegd bewijsbeslag opgemaakte proces-verbaal en de rekening en verantwoording van de in opdracht van klaagster verrichte werkzaamheden.

8.2 Vaste jurisprudentie van de Kamer is dat, behoudens bijzondere omstandigheden, het door een gerechtsdeurwaarder in zijn zakelijke betrekkingen - in of buiten rechte - innemen van een civielrechtelijk standpunt, in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit, niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. Een bijzondere omstandigheid als zojuist bedoeld doet zich onder meer voor indien een door een gerechtsdeurwaarder ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend - en dus te kwader trouw - blijkt te zijn en/of naar zijn aard bezien door een redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het ambt van de gerechtsdeurwaarder.

8.3 Dat laatste doet zich in beide gevallen niet voor. Het door de gerechtsdeurwaarders ten aanzien van de afgifte van het proces-verbaal ingenomen en met argumenten onderbouwde standpunt is verdedigbaar, althans niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Dat de gegeven toestemming tot inzage zich ook uitstrekte tot het door de gerechtsdeurwaarders opgemaakte proces-verbaal kan door de kamer op basis van de beschikbare stukken niet worden vastgesteld. Ten aanzien van de weigering om over te gaan tot het afleggen van rekening en verantwoording, mist de klacht tegen de achtergrond van het door de gerechtsdeurwaarders gevoerde verweer feitelijk grondslag. Er is immers rekening en verantwoording afgelegd zoals met klaagster besproken.

8.4 Het onderzoek in verzet heeft voor het overige naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. De voorzitter heeft de juiste maatstaf bij de beoordeling toegepast en de Kamer acht de beslissing van de voorzitter dan ook juist. De door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding anders te beslissen. Met aanvulling van de motivering van de beslissing zoals hiervoor overwogen, wordt het verzet daarom ongegrond verklaard.

8.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. C.W. Inden en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 mei 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.