ECLI:NL:TGDKG:2018:6 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/624597 / DW RK 17/208
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2018:6 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-01-2018 |
Datum publicatie: | 28-02-2018 |
Zaaknummer(s): | C/13/624597 / DW RK 17/208 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 16 januari 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 14 februari 2017 met zaaknummer C/13/606841 / DW RK 16/418 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/624597 / DW RK 17/208 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
toegevoegd- gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier ingekomen op 25 april 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij brief met bijlagen ingekomen op 23 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 14 februari 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 februari 2017. Bij brief ingekomen op 23 februari 2017 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 5 december 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 16 januari 2018.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder geen bereidheid heeft getoond tot het oplossen van zijn klacht. Klager stelt dat hij zijn uiterste best doet om afschrijvingen op zijn inkomen te stoppen, nadat het verschuldigde bedrag betaald is.
5. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de sociale dienst een bedrag van € 48,04 aan de gerechtsdeurwaarder heeft doorbetaald, nadat het dossier van klager reeds was gesloten omdat de vordering was voldaan. De gerechtsdeurwaarder heeft dit bedrag aan de sociale dienst terugbetaald, waarvan klager ook op de hoogte is gesteld. Niet is aangetoond dat er thans nog inhoudingen op het inkomen van klager worden verricht. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat de beslissing suggereert dat hij de klacht zonder reden heeft ingediend. Het gaat niet alleen om het bedrag dat ten onrechte is afgedragen, dat is immers terugbetaald, maar vanwege het feit dat hem nooit is medegedeeld dat er bijkomende kosten waren. Dit is feitelijk de strekking van zijn klacht dat de wederpartij “geen bereidheid” heeft getoond tot het oplossen van zijn klacht.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting de volledige tussen hem en (de advocaat van) klager gevoerde correspondentie overgelegd. Daaruit blijkt dat klager herhaaldelijk in de gelegenheid is gesteld de vordering te voldoen en zodoende bijkomende kosten te voorkomen. Alleen al hierom leveren de gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING:
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond;
Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, voorzitter, mr. A.E. de Vos en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.