ECLI:NL:TGDKG:2018:58 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam /13/623991 / DW RK 17/155

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:58
Datum uitspraak: 08-05-2018
Datum publicatie: 23-05-2018
Zaaknummer(s): /13/623991 / DW RK 17/155
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. De klacht gaat over een periode van meer dan drie jaar geleden. Klaagster kan niet meer worden ontvangen in de klacht. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 mei 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 31 januari 2017 met zaaknummer C/13/604732 / DW RK 16/293 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/623991 / DW RK 17/155 ingesteld door:

[ ],

gevestigd te [ ],

klaagster,

gemachtigde: [ ],

tegen:

1. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

2. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. [ ],

advocaat te [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail, ingekomen op 18 maart 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. De klacht is aangevuld bij e-mail van 22 april 2016. Bij verweerschrift, ingekomen op 13 juni 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd. Bij beslissing van 31 januari 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 1 februari 2017. Bij e-mail, ingekomen op 13 februari 2017, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij verweerschrift, ingekomen op 2 maart 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzet gereageerd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 maart 2018 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 8 mei 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- De gerechtsdeurwaarders zijn op 4 februari 2011 belast met het incasseren van een vordering op een debiteur van klaagster.

- Omdat bij betekening van de dagvaarding is gebleken dat de debiteur niet meer op het bekende adres woonde, hebben de gerechtsdeurwaarders de dagvaarding eerst op 14 maart 2011 op het actuele adres van de debiteur betekend.

- Op 13 april 2011 is een (verstek)vonnis ten laste van de debiteur gewezen.

- Op 27 juni 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders getracht beslag roerende zaken te leggen, maar omdat er niemand ter plaatse aanwezig was kon geen beslag worden gelegd.

- Op 7 juli 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders derdenbeslag gelegd onder de werkgever van de debiteur.

- Omdat de werkgever van de debiteur hier niet van gediend was heeft hij naar aanleiding van het derdenbeslag de samenwerking met de debiteur beëindigd en uiteindelijk, na veelvuldig aandringen door de gerechtsdeurwaarders, eerst op 8 december 2011 de onder het beslag vallende gelden afgedragen.

- Op 12 december 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders wederom een poging ondernomen om beslag roerende zaken te leggen.

- Op 28 december 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders aangegeven dat bankbeslag de resterende optie is.

- Eerst op 14 februari 2012 hebben de gerechtsdeurwaarders bankbeslag gelegd, nadat klaagster hier op 30 januari 2012 om heeft verzocht.

- Op 19 maart 2012 hebben de gerechtsdeurwaarders nogmaals beslag roerende zaken ingepland.

- Op 2 mei 2012 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster geïnformeerd dat de debiteur in het bevolkingsregister is uitgeschreven als vertrokken onbekend waarheen.

- Op 5 juli 2012 heeft de bewindvoerder van de debiteur een verzoek aan klaagster verzonden om de vordering door te geven. Dit verzoek heeft klaagster doorgezonden naar de gerechtsdeurwaarders.

- Nadat gebleken is dat de debiteur zich per 14 augustus 2012 weer heeft laten inschrijven, hebben de gerechtsdeurwaarders het dossier van klaagster weer geactiveerd en ter verdere executie naar een collega gerechtsdeurwaarder ter plaatse gezonden.

- Op 29 november 2012 heeft de collega gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat uit contact met de bewindvoerder is gebleken dat de debiteur enig tijd dakloos is geweest en inmiddels onderdak heeft gevonden bij een kennis en een bijstandsuitkering heeft aangevraagd. Tevens bleek een schuldenlast van ongeveer € 60.000,-- te bestaan en ontbraken aflossingsmogelijkheden, omdat de Sociale Dienst zelf een verrekenbare vordering op de debiteur had.

- Op 4 januari 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders het dossier in overeenstemming met klaagster gesloten.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft geweigerd om klachten van haar in ontvangst te nemen en een inhoudelijke reactie te geven;

b: de gerechtsdeurwaarders afspraken nooit schriftelijk hebben vastgelegd in de vorm van een voorstel dat door klaagster of de gerechtsdeurwaarders is ondertekend en evenmin een opdrachtbevestiging hebben verzonden waarbij tevens is gewezen op enige van toepassing zijnde algemene voorwaarden;

c: de gerechtsdeurwaarders onvoldoende voortvarend hebben gehandeld.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft de klacht van klaagster als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Kortweg heeft de voorzitter overwogen dat de klacht zich richt tegen handelingen van de gerechtsdeurwaarders inzake het dossier van debiteur [ ], die hebben plaatsgevonden in 2011 en 2012. Dit is een periode van langer dan drie jaar geleden, zodat klaagster niet meer kan worden ontvangen in haar klacht.

6. De gronden van het verzet

Klaagster kan zich niet met de beslissing van de voorzitter verenigen en verwijst naar al hetgeen in haar originele klacht is uiteengezet. De voorzitter stelt in de beslissing van 31 januari 2017 dat een termijn van drie jaar voor het indienen van klachten wordt gehanteerd, te rekenen vanaf het moment dat de klager op de hoogte was of redelijkerwijs op de hoogte had moeten zijn van de gedraging waarop de klacht betrekking had. Klaagster stelt primair dat deze termijn in dit geval niet te gelden heeft en subsidiair dat de termijn in dit geval pas is aangevangen vanaf de datum van de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 april 2015, waarin is geoordeeld dat gerechtsdeurwaarder sub 1 niet heeft gehandeld zoals een gerechtsdeurwaarder betaamt.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarders

In verzet hebben de gerechtsdeurwaarders de door klaagster aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

8.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. Ch.A. van Dijk en mr. J.M. Wisseborn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.