ECLI:NL:TGDKG:2018:57 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/621634 / DW RK 17/8
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2018:57 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-05-2018 |
Datum publicatie: | 23-05-2018 |
Zaaknummer(s): | C/13/621634 / DW RK 17/8 |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzet. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen het maken van foto's van haar inboedel tijdens het leggen van beslag. Klaagster stelt dat het betreffende arrest niet executabel is omdat er geen bedrag in het dictum is vermeld. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 8 mei 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 december 2016 met zaaknummer C/13/603348 / DW RK 16/138 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/621634 / DW RK 17/8 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
[ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 3 februari 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 23 maart 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 20 december 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 2 januari 2017, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft het verzet aangevuld bij e-mail van 11 januari 2017 en brief met bijlagen, ingekomen op 6 maart 2017. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van
27 maart 2018 alwaar klaagster is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 8 mei 2018.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij vonnis van 30 juli 2008 van de rechtbank [ ] is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldsom.
- Bij arrest van 12 mei 2015 is het vonnis van 30 juli 2008 gedeeltelijk vernietigd en is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldsom.
- Bij exploot van 10 juli 2015 zijn het vonnis van 30 juli 2008 alsmede het arrest van 12 mei 2015 aan klaagster betekend met bevel aan de inhoud te voldoen.
- Op 16 februari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd op roerende zaken van klaagster.
- Op 18 december 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het executoriaal beslag van 16 december 2015 aan klaagster betekend met aanzegging dat de verkoop van de in beslag genomen zaken zal plaatsvinden op 17 februari 2016.
4. De oorspronkelijke klacht
Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:
a: ondanks dat hij ervan op de hoogte was dat de gehele inboedel reeds in 2008 is verkocht aan derden en zij en haar echtgenoot thans daarvan gebruiksrecht hebben, foto’s heeft gemaakt van deze goederen met als doel deze te verspreiden;
b: de boekhouding die op haar bureau lag heeft gefotografeerd, terwijl zij had meegedeeld dat deze niet aan haar of haar echtgenoot toebehoort;
c: de inboedelgoederen thans anders noemt dan dat zij in 2008 door de taxateur waren benoemd, dit teneinde deze goederen (wederom) te kunnen verkopen zonder daartoe toestemming van de rechter te hebben verkregen;
d: meent recht te hebben op het verkopen van de inboedelgoederen op grond van het arrest van 12 mei 2015. Dit arrest is echter ingevolge van artikel 441 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet executabel, omdat in het dictum van dit arrest geen bedrag staat.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder zich in zijn verweerschrift op het standpunt heeft gesteld dat klaagster en haar echtgenoot volledige medewerking hebben verleend gedurende het beslag op 16 december 2015. Klaagster is samen met de gerechtsdeurwaarder door het huis gelopen om de zaken op de taxatielijst te identificeren. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder aangekondigd een paar foto’s te maken, waartegen klaagster geen bezwaar uitte. Klaagster is niet meegelopen op het moment de gerechtsdeurwaarder foto’s ging maken. Op 17 december 2015 heeft klaagster telefonisch haar beklag gedaan over het feit dat de gerechtsdeurwaarder foto’s heeft gemaakt van zaken van haar zoon. De gerechtsdeurwaarder heeft haar vervolgens uitgelegd dat hij de foto’s heeft gemaakt teneinde zo nodig zelf nog te kunnen constateren dat de betreffende zaken niet in beslag zijn genomen. Na het gesprek met klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder de foto’s nogmaals bekeken en besloten de foto’s te verwijderen, gelet op de ontstane situatie en het relatief beperkte belang van de foto’s. In het proces-verbaal van 18 december 2015 is ook melding gemaakt van het feit dat de foto’s zijn vernietigd. De stelling van klaagster dat het doel van de gerechtsdeurwaarder was om de foto’s te verspreiden stuit hierop af.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit het vorengaande blijkt dat klaagster niet met de gerechtsdeurwaarder is meegelopen terwijl hij foto’s ging maken. De gerechtsdeurwaarder ontkent uitdrukkelijk dat hij foto’s van een boekhouding heeft gemaakt. Nu klaagster haar stelling hieromtrent niet met stukken heeft onderbouwd kan tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit punt niet worden vastgesteld en dient de klacht op dit onderdeel als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer heeft aangegeven dat beslag is gelegd op (nagenoeg) alle roerende zaken van klaagster, met uitzondering van zaken welke genoemd zijn op een taxatielijst, welke conform het verzoek van de curatoren buiten het te leggen beslag konden blijven. De stelling van klaagster dat de gerechtsdeurwaarder zaken anders heeft benoemd dan zoals deze op de taxatielijst zouden staan is niet met stukken onderbouwd. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan ook op dit punt niet worden vastgesteld, zodat dit onderdeel eveneens als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.
4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d stelt de voorzitter vast dat de titels die ten grondslag zijn gelegd aan het beslag uitvoerbaar bij voorraad zijn en dat het beslag ook expliciet onder vermelding van deze titels is gelegd. De klacht stuit hierop af.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij wel degelijk bezwaar heeft gemaakt tegen het maken van foto’s. Nadat klaagster dit kenbaar had gemaakt bij de gerechtsdeurwaarder, heeft hij telefonisch contact opgenomen met de opdrachtgever en kreeg hij de opdracht door te gaan met fotograferen. Verder was het doel van het maken van foto’s wel om deze te verspreiden. Klaagster heeft ook mensen gesproken die foto’s van haar inboedel hebben gezien. Aangezien klaagster zelf geen foto’s heeft gemaakt moeten deze foto’s wel afkomstig zijn geweest van de gerechts-deurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft de foto’s pas vernietigd nadat klaagster de klacht had ingediend.
6.2 Het klopt dat klaagster niet is meegelopen met de gerechtsdeurwaarder terwijl hij door het pand liep. Wel heeft klaagster op enig moment gezien dat de gerechtsdeurwaarder foto’s maakte van de boekhouding en stukken die open op haar bureau lagen.
6.3 Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder ter plekke gemeld dat het olieverfschilderij van [ ] door hem anders is omschreven dan de eerdere taxateur heeft gedaan en dat dit schilderij is dan ook ten onrechte in beslag werd genomen. De gerechtsdeurwaarder deed echter niets met haar opmerking, terwijl duidelijk was dat het om hetzelfde schilderij gaat als op het taxatierapport staat.
6.4 Tot slot heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder niet is ingegaan op haar klachtonderdeel dat het arrest van 12 mei 2015 ingevolge artikel 441 Rv niet executabel is, omdat in het dictum van dat arrest geen bedrag staat.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer merkt nog op dat de wet voorschrijft dat het object van beslaglegging nauwkeurig door de deurwaarder wordt beschreven (vgl. artikel 443 Rv). Het nemen van foto’s bij een inbeslagneming is gezien de huidige stand van de techniek een adequaat middel om hierin te voorzien. Of de foto’s al of niet in het proces verbaal worden opgenomen zal de deurwaarder aan de hand van de omstandigheden van het geval moeten beoordelen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient ongegrond te worden verklaard.
7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en
mr. Ch.A. van Dijk en mr. J.M. Wisseborn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.