ECLI:NL:TGDKG:2018:47 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/624346 / DW RK 17/191
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2018:47 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-02-2018 |
Datum publicatie: | 26-04-2018 |
Zaaknummer(s): | C/13/624346 / DW RK 17/191 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht over betekende exploten, betalingsvoorstel en specificatie. Overweging ten aanzien van de betekening van de aanzegging van de rechtsovergang. Klacht op één onderdeel gegrond. Geen maatregel opgelegd. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 27 februari 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/624346 / DW RK 17/191 van:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
1. [ ],
2. [ ],
beiden gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden,
gemachtigde [ ].
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen ingekomen op 20 februari 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders. Bij brief met bijlagen ingekomen op 21 april 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij brief met bijlagen van 6 januari 2018 heeft klager medegedeeld niet te kunnen verschijnen en heeft hij gereageerd op het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 januari 2018 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 27 februari 2018.
1. Feiten en omstandigheden
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) Klager is op vordering van Essent bij vonnis van 9 mei 2012 veroordeeld tot betaling van een geldvordering
b) Op 18 juni 2015 is ten laste van klager executoriaal derdenbeslag onder de Belastingdienst gelegd.
c) Bij exploot van 9 juli 2015 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.
d) Bij akte van cessie van 20 augustus 2015 is een gedeelte van het vermogen van Essent waaronder het vonnis van 9 mei 2012 overgegaan op Hoist Kredit AB. Bij exploot van 2 oktober 2015 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder de aanzegging van deze rechtsovergang aan klager betekend.
e) Bij e-mailbericht van 7 december 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders aan (de advocaat van) klager medegedeeld dat de opdrachtgever heeft voorgesteld het gelegde derdenbeslag op te heffen, omdat dit beslag is gelegd zonder het door klager ingediende betalingsvoorstel af te wachten. Tevens heeft de opdrachtgever zich bereid verklaard de kosten van het beslag en de van het proces-verbaal van beslag voor eigen rekening te nemen en de ontvangen inhoudingen van het derdenbeslag terug te storten. De gerechtsdeurwaarders hebben verzocht om een reactie op de brief.
f) De gerechtsdeurwaarders hebben de advocaat van klager bij e-mails van 30 december 2015, 20 januari 2016 en 3 februari 2016 gerappelleerd, waarna de advocaat van klager bij e-mail van 4 februari 2016 heeft gereageerd met een tegenvoorstel.
g) Bij e-mail van 29 februari 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders toegelicht dat geen sprake is van een onrechtmatig derdenbeslag.
h) Bij brief van 28 september 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders klager een overzicht van de verschuldigde bedragen toegezonden.
i) Bij e-mail van 21 oktober 2016 heeft klager de gerechtsdeurwaarders verzocht om een specificatie en uitleg van de executiekosten.
j) Bij brief van 27 oktober 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders toegelicht waaruit de executiekosten bestaan. Tevens is een overzicht van de vordering gegeven.
k) Bij e-mail van 11 november 2016 heeft klager aangegeven dat hij geen antwoord op zijn vraag heeft gekregen en verzoekt hij nogmaals om een specificatie van de executiekosten.
l) Bij e-mail van 11 november 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders klager een historisch overzicht van alle kosten en betalingen verzonden. Aansluitend hebben de gerechtsdeurwaarders klager bij brief van 18 november 2016 ten aanzien van de Btag-tarieven verwezen naar de site van de KBvG.
m) Bij e-mail van 19 november 2016 heeft klager aangegeven nog steeds geen antwoord op zijn vraag te hebben gehad en verzoekt hij wederom om een specificatie van de executiekosten.
n) Bij brief van 25 november 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders een overzicht van de vordering aan klager verzonden waarbij de executiekosten zijn gespecificeerd.
o) Bij e-mail van 8 december 2016 heeft klager de gerechtsdeurwaarders verzocht om de kosten van het exploot van 2 oktober 2015 terug te storten en tevens verzocht om een specificatie van de afwikkeling van het derdenbeslag ad € 167,56. Klager heeft hierbij verder aangeven dat hij in overleg met zijn advocaat akkoord gaat met het voorstel van de gerechtsdeurwaarder van 7 december 2015.
p) Bij e-mail van 29 december 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders klager medegedeeld niet akkoord te gaan met het verzoek van klager om de kosten van uitgebrachte exploten terug te storten.
q) Bij e-mail van 29 december 2016 heeft klager aangegeven dat zijn bezwaar/ verzoek uit drie items bestaan en dat de gerechtsdeurwaarders slechts 1 item hebben beantwoord.
r) Bij e-mail van 6 en 20 januari 2017 heeft klager zijn e-mail van 29 december 2016 gerappelleerd.
s) Bij e-mail van 24 januari 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders klager ten aanzien van de afwikkeling van het derdenbeslag verwezen naar de e-mail van 11 november 2016.
t) Hierop heeft klager bij e-mail van 6 februari 2017 aangegeven dat hij nog steeds geen antwoord op al zijn vragen heeft gekregen.
u) Bij e-mail van 11 februari 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders klager medegedeeld dat zij al hun werkzaamheden met betrekking tot het dossier van klager hebben beëindigd.
2. De klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat:
a) dat er op 9 juli 2015 en 2 oktober 2015 exploten aan hem zijn betekend hetgeen hij onacceptabel vindt. Klager begrijpt niet dat als Hoist een vordering overneemt van Essent hem dat extra geld kost;
b) hij diverse malen per e-mail heeft aangegeven akkoord te gaan met het voorstel van de opdrachtgever, maar dat hij tot op heden geen reactie heeft ontvangen;
c) hij diverse malen per e-mail heeft verzocht om een specificatie van het derdenbeslag, maar dat hij dit nog steeds niet heeft ontvangen.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders
De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 De klacht is ingediend tegen gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] te [ ] , hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet mogelijk is. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt op grond van vaste rechtspraak dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.
4.2 Anders dan door gerechtsdeurwaarders is verzocht kan niet worden voldaan aan het verzoek om de klacht aan te merken als zijnde gericht tegen gerechtsdeurwaarder [ ]. De klacht is gericht tegen het kantoor te [ ]. Uit de stukken blijkt ook dat het dossier van klager in behandeling is op het kantoor te [ ]. Enige betrokkenheid van kantoor te [ ] bij het dossier van klager is niet gebleken. De in de aanhef van deze beslissing genoemde en aan het kantoor te [ ] verbonden gerechtsdeurwaarders worden daarom als beklaagden aangemerkt. Het verweerschrift wordt geacht te zijn ingediend namens deze genoemde gerechtsdeurwaarders. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a geldt dat slechts kan worden vastgesteld dat op 9 juli 2015 en 2 oktober 2015 exploten aan klager zijn uitgebracht. Dat betreft een exploot waarbij het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager is betekend en het exploot van rechtsovergang van de vordering. Beide exploten berusten op een wettelijke bepalingen op grond waarvan de gerechtsdeurwaarders gehouden zijn deze aan de schuldenaar (klager) te betekenen en waarvan de kosten voor rekening van klager komen. Ten aanzien van het exploot van 9 juli 2015 heeft klager niet nader onderbouwd waarom het afgeven van dit exploot onacceptabel zou zijn. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen ten aanzien van dit exploot is niet gebleken.
4.4 Ten aanzien van het exploot van 2 oktober 2015 merkt de kamer het volgende op. Op grond van het bepaalde in artikel 431a Rv en rechtspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015) rust op de verkrijgende rechtspersoon die de executie na het van kracht worden van de overgang wil aanvangen of voortzetten, de verplichting tot betekening van de overgang van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging aan de geëxecuteerde. Uit het arrest volgt dat ook op andere wijze bekendheid kan worden gegeven aan de overgang en de niet-naleving van het voorschrift van art. 431a Rv daarom niet zonder meer tot nietigheid van de op de overgang gevolgde executiehandelingen leiden.
4.5 In het onderhavige geval was de executie voor de overgang al door Essent aangevangen op 18 juni 2015 door het leggen van een beslag onder de belastingdienst. De gerechtsdeurwaarders hebben niet concreet aan kunnen geven waarom de betekening van de overgang is gedaan. De executie was al aangevangen en een concrete (nieuwe) executiemaatregel is daarna niet meer genomen. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders kon daar desgevraagd ook niets over mededelen. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verlangd dat hij toetst of is voldaan aan de in het arrest genoemde vereisten voor betekening van de overgang; namelijk wil men de executie aanvangen of voortzetten door middel van het nemen van een executie-maatregel. Die vraag is kennelijk niet gesteld zodat de klacht in die zin doel treft.
4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b hebben de gerechtsdeurwaarders bij e-mail van 7 december 2015 namens de opdrachtgever een voorstel aan (de gemachtigde van klager) gedaan. Omdat een reactie uitbleef op de e-mail van 7 december 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders klager op 30 december 2015, 20 januari 2017 en 3 februari 2016 gerappelleerd. Hierop heeft de gemachtigde van klager bij brief van 4 februari 2016 gereageerd. Uit die brief volgt dat het door de door de gerechtsdeurwaarders gedane voorstel niet werd geaccepteerd en een tegenvoorstel werd gedaan. Door klager is niet weersproken dat de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders en de advocaat van klager naar aanleiding van de reactie van de gerechtsdeurwaarders van 29 februari 2016 op de brief van de advocaat eind februari 2016 en begin maart 2016 nog overleg hebben gehad over het voorstel, waarbij dit door de gerechtsdeurwaarders is afgewezen. Uit het voorgaande en mede gelet op het feit dat de voorwaarde waaronder het voorstel was gedaan, intrekking van een eerder door klager ingediende klacht, niet was vervuld, is het voorstel van 7 december 2015 komen te vervallen. Wellicht hadden de gerechtsdeurwaarders dit nog klip en klaar aan klager kunnen mededelen, maar dat dit niet is gedaan wordt niet tuchtrechtelijk laakbaar geacht.
4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel c geldt dat klager eerst bij e-mail van 8 december 2016 heeft verzocht om een specificatie van de afwikkeling van het derdenbeslag. De eerdere verzoeken betroffen de executiekosten waarop uitvoerig door de gerechtsdeurwaarders is gereageerd. De afwikkeling derdenbeslag bestaan uit kosten die per inhouding worden gerekend voor de afwikkeling van het derdenbeslag. Deze kosten berusten op het besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. Op 11 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een historisch overzicht toegezonden waarin onder boekingscode 000430 de afwikkelingskosten ad € 9,78 (4x) en 9,88 (13 x) per inhouding staan vermeld. Op 18 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat het historisch overzicht een compleet overzicht betreft van alle kosten en betalingen. Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat over het aan klager toegezonden historisch overzicht op 18 november 2016 telefonisch contact is geweest met klager. In dat gesprek is klager uitgelegd wat de specificatie van de afwikkeling derdenbeslag inhoudt en onder welke code de bedragen terug te vinden waren. Gelet op het voorgaande overweegt de kamer dat klager voldoende inzicht en uitleg is geven over de in zijn dossier gemaakte kosten en tuchtrechtelijk laakbaar handelen daarom niet is gebleken.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht met betrekking tot het uitbrengen van het exploot van rechtsovergang gegrond;
- laat het opleggen van een maatregel achterwege;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, M. Nijenhuis en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.