ECLI:NL:TGDKG:2018:287 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/630091 / DW RK 17/584

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:287
Datum uitspraak: 18-12-2018
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/630091 / DW RK 17/584
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er – onder meer – over dat de gerechtsdeurwaarders de adresgegevens niet hebben geverifieerd bij dagvaarden.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 december 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/630091 / DW RK 17/584 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

1. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

2. [   ]

gerechtsdeurwaarder te [   ],

3. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

4. [   ],

(destijds) kandidaat gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. [   ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 6 juni 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 17 augustus 2017, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

6 november 2018 alwaar de klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 december 2018. Op verzoek van de kamer hebben partijen na de zitting de volgende stukken nog ingediend. Door klager zijn (actuele) foto’s ingediend van de brievenbussen behorende bij het pand waar hij woonachtig is. Door de gerechtsdeurwaarders is een uitdraai uit de Basisregistratie Personen overgelegd.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Bij brief van 21 november 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 klager gesommeerd de openstaande vordering te voldoen.

-          Bij exploot van 23 december 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 klager gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Utrecht tegen

8 februari 2017.

-          Bij vonnis van 5 april 2017 van de kantonrechter te Utrecht is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-          Bij exploot van 9 mei 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 4 het vonnis van

5 april 2017 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-          Bij e-mail van 20 mei 2017 heeft klager bij gerechtsdeurwaarder sub 1 bezwaar gemaakt tegen het vonnis en stelt hij dat hij de dagvaarding nooit heeft ontvangen. Volgens klager is de reden hiervoor dat hij woonachtig is op huisnummer 24 terwijl het afschrift van het vonnis is achtergelaten in de brievenbus met huisnummer 26.

-          Bij e-mail van 26 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder sub 1 klager naar aanleiding van het telefonisch onderhoud medegedeeld dat het dossier terug is gegaan naar de opdrachtgever.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:

a)     onzorgvuldig hebben gehandeld;

b)     de adresgegevens niet hebben geverifieerd bij dagvaarden;

c)     klager en zijn vader niet correct hebben bejegend;

d)     niet voortvarend hebben gehandeld.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 De klacht is gericht tegen vier met naam genoemde gerechtsdeurwaarders. Op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen met naam genoemde gerechtsdeurwaarders te worden afgehandeld als zijnde tegen hen gericht. De in de aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarders worden daarom als beklaagden aangemerkt. Het verweerschrift zal worden beschouwd als zijnde afkomstig van alle genoemde gerechtsdeurwaarders. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen a. en b. overweegt de kamer dat een gerechtsdeurwaarder bij het betekenen van exploten aan de schuldenaar van te voren altijd in de Basisregistratie Personen (BRP, voorheen GBA) het adres moet controleren. De gerechtsdeurwaarders hebben in het verweerschrift benadrukt dat zij de dagvaarding niet zelf hebben opgesteld, maar van de opdrachtgever hebben ontvangen. Verder hebben de gerechtsdeurwaarders zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat gerechtsdeurwaarder sub 3 voorafgaande aan de betekening van het dagvaardingsexploot de adresgegevens van klager in de BRP heeft geverifieerd en heeft geconstateerd dat de gegevens overeenkwamen met de adresgegevens in het exploot. Gelet hierop heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 de dagvaarding op het in het exploot vermelde adres betekend.

4.4 Ten aanzien van de betekende dagvaarding van 23 december 2016 en de ingebrekestelling bij brief van 21 november 2016 kan het kloppen dat de adresgegevens in het exploot (en de brief) overeenkwamen met de adresgegevens in de BRP. Uit de overgelegde informatie uit de BRP blijkt immers dat klager tot

3 januari 2017 stond ingeschreven op huisnummer 26 en eerst vanaf 3 januari 2017 op huisnummer 24. Voor zover de gerechtsdeurwaarders hetzelfde standpunt innemen met betrekking tot de betekening van het vonnis van 23 mei 2017 gaat die constatering dus niet op. De betekening van het exploot op 23 mei 2017 heeft plaatsgevonden op het in het exploot vermelde adres (nummer 26), maar niet in de BRP opgenomen adres (nummer 24). 

4.5 Het moge duidelijk zijn dat de gerechtsdeurwaarders hier een vergissing hebben begaan. Echter, indien een gerechtsdeurwaarder een vergissing begaat, maakt hij zich daarmee niet zonder meer ook schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing klaarblijkelijk het gevolg is van grove onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in. Daarvan is echter niet gebleken. Ter plaatste werd gerechtsdeurwaarder sub 3 namelijk geconfronteerd met de situatie waarbij het huisnummer 26 en naam ([   ]) correspondeerden met het huisnummer en naam in het exploot. Dit wordt ondersteund door een door klager genomen foto van de situatie bij de bewuste brievenbussen. Ondanks dat klager sinds 3 januari 2017 woont op huisnummer 24 hangt zijn naambordje nog steeds bij huisnummer 26. Klager zelf dient ervoor te zorgen dat poststukken en ambtelijke stukken hem goed kunnen bereiken. Klager heeft in de periode sinds zijn adreswijziging tot in ieder geval het moment van betekenen van het vonnis daartoe echter niets ondernomen. Ook had klager de betekening van het exploot kunnen aangrijpen om alle (mogelijke) vergissingen in dit dossier aan een rechter voor te leggen. Daarbij had een (mogelijke) onjuiste betekening aan de orde kunnen zijn gesteld, maar ook hier heeft klager daartoe niets ondernomen. Klager heeft ter zitting desgevraagd stellig verklaard dat de gerechtsdeurwaarders hem niet specifiek op de mogelijkheid van verzet hebben gewezen, waardoor het ‘ten onrechte’ gewezen verstekvonnis tot de dag van vandaag nog bestaat en onherroepelijk is geworden. Bestudering van de stukken wijst echter uit dat klager bij e-mail van 20 mei 2017, (één dag nadat hij het exploot had aangetroffen en dus kennis heeft genomen van het verstekvonnis), tegenover de gerechtsdeurwaarders schermt met het starten van een verzetprocedure bij de kantonrechter. Of deze informatie nu wel of niet afkomstig was van de gerechtsdeurwaarders kan, gelet op de volharding van klager op dit punt, in het midden worden gelaten, want klager wist kennelijk wel degelijk welk specifiek middel tot zijn beschikking stond. Dat klager dit rechtsmiddel niet heeft aangewend en de termijn heeft laten verlopen, komt dan ook voor eigen rekening.

4.6 Zowel klager als de gerechtsdeurwaarders zijn het erover eens dat klager uiteindelijk niet de persoon is tegen wie de procedure zich had moeten richten. Eiser heeft de verkeerde persoon laten dagvaarden door de gerechtsdeurwaarders. Anders dan klager veronderstelt hebben de gerechtsdeurwaarders de adresgegevens van de gedaagde partij wel geverifieerd. Zij hebben immers de BRP geraadpleegd. Wat de gerechtsdeurwaarders niet hebben gedaan, is verifiëren of het om de juiste persoon ging. Maar dat hoefden de gerechtsdeurwaarders ook niet te doen. Zij hebben erop mogen vertrouwen dat de informatie die zij aangeleverd hebben gekregen van hun opdrachtgever de juiste was en dienen voorts te handelen naar hun ministerieplicht. De gerechtsdeurwaarders dienen de dagvaarding en het exploot van betekening en bevel te controleren op de wettelijke vereisten. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen, dan wel onzorgvuldig handelen is dan ook niet gebleken.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdelen c. en d. overweegt de kamer als volgt. Uit de door partijen overgelegde stukken volgt dat klager op 19 mei 2017 telefonisch contact heeft opgenomen met de gerechtsdeurwaarders, waarna hij op 20 mei 2017 een e-mail naar de gerechtsdeurwaarders heeft gezonden. Klager stelt geen reactie op zijn e-mail te hebben gekregen, waarna hij op 24 mei 2017 nogmaals zou hebben gebeld. Echter hebben de gerechtsdeurwaarder (dan al) per e-mail wel gereageerd op het bericht van klager. De gerechtsdeurwaarders laten in de e-mail weten het dossier te zullen sluiten en klager niet meer te zullen aanschrijven. Op 27 mei 2017 (volgens de gerechtsdeurwaarders was dit 26 mei 2017) wordt klager teruggebeld door (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarders. Klager wordt medegedeeld dat het dossier terug is gegaan naar de opdrachtgever.

4.8 Uit de interactie die heeft plaatsgevonden tussen 19 en 27 mei 2017 en de stukken die daaraan ter onderbouwing zijn overgelegd door partijen, blijkt in ieder geval niet van enige onheuse bejegening door de gerechtsdeurwaarders. Nu klager niet nader heeft onderbouwd waaruit de ‘niet correcte bejegening’ heeft bestaan, kan, wegens de betwisting door de gerechtsdeurwaarders, niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Daarom kan klachtwaardig handelen op dit punt niet worden vastgesteld. Het is begrijpelijk dat klager de zaak liever vandaag dan morgen opgelost had zien worden. Maar niet gezegd kan worden dat met een tijdbestek van

6 dagen – want bij e-mail van 24 mei 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders al laten weten geen stappen meer te zullen ondernemen richting klager – sprake is van niet voortvarend handelen door de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft zich op dit punt, wat de kamer betreft, gedragen als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.9 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. Ch.A. van Dijk en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.