ECLI:NL:TGDKG:2018:285 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/629752 DW RK 17/561

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:285
Datum uitspraak: 18-12-2018
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/629752 DW RK 17/561
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder de onjuiste beslagvrije voet heeft gehanteerde en deze weigert aan te passen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 december 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/629752 DW RK 17/561 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 31 mei 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 25 juli 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd.

Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 november 2018 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 december 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden

-      De gerechtsdeurwaarder heeft sinds 2013 een vordering in behandeling ten laste van klager.

-      In 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de inkomsten van de echtgenote van klager.

-      Bij e-mail van 8 maart 2017 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij op staande voet is ontslagen en daarom verzoekt om opschorting van het dossier.

-      Bij brief van 16 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager laten weten niet akkoord te kunnen gaan met diens verzoek. Dit omdat de werkgever van klager in dezelfde maand nog gelden heeft afgedragen en omdat de gerechtsdeurwaarder geen bericht heeft ontvangen van de werkgever van klager omtrent het ontslag.

-      Bij e-mail van 16 maart heeft klager stukken over zijn ontslag naar de gerechtsdeurwaarder gezonden.

-      Bij e-mail van 31 maart 2017 heeft klager wederom verzocht om opschorting van de betalingsverplichting.

-      Bij e-mail van 4 april 2017 is namens klager verzocht de beslagvrije voet aan te passen op het beslag dat onder de werkgever van de echtgenote van klager lag.

-      Bij e-mail van 10 april 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht om bewijsstukken ten behoeve van het verzoek van klager om een aangepaste beslagvrije voet.

-      Bij e-mail van 26 mei 2017 heeft klager de gerechtsdeurwaarder gewezen op de onjuist vastgestelde beslagvrije voet en gevraagd de teveel aan ingehouden gelden terug te storten(op de rekening van zijn echtgenote).

-      Op 30 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de laatste inhouding ontvangen uit het beslag.

-      Op 1 en 7 juni 2017 hebben de gerechtsdeurwaarder en klager over en weer gemaild over de uitkomst van herberekening van de beslagvrije voet. Waarna het dossier is gesloten.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder

a)     de onjuiste beslagvrije voet heeft gehanteerde en deze weigert aan te passen;

b)     heeft toegezegd een bedrag aan de partner van klager terug te betalen. De gerechtsdeurwaarder houdt dit bedrag met opzet lang(er) vast.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De in aanhef genoemde gerechts­deur­­waarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat het dossier van klager onder zijn verantwoordelijkheid valt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 De beslagvrije voet kan eerst op de juiste manier worden berekend of aangepast op het moment dat de gerechtsdeurwaarder beschikt over de benodigde bewijsstukken. Nadat klager op 4 april 2017 hiertoe een verzoek had gedaan bij de gerechtsdeurwaarder heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 10 april 2017 de benodigde bewijsstukken opgevraagd. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting verklaard dat klager op 1 juni 2017 (één dag nadat de vordering volledig was voldaan) de bewijsstukken heeft opgestuurd. Toen pas, en niet eerder, heeft de gerechtsdeurwaarder kunnen overgaan tot het aanpassen van de beslagvrije voet.

4.4 De klacht van klager dat de gerechtsdeurwaarder weigerde de beslagvrije voet aan te passen treft geen doel, nu aanpassing eerst mogelijk was nadat de gerechtsdeurwaarder voorzien was van de benodigde bewijstukken. Maar ook als de thans gehanteerde beslagvrijevoet onjuist zou zijn geweest, leidt dat niet direct tot het gevolg dat er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Bijzondere omstandigheden die dat anders zouden kunnen maken, zijn niet gesteld of gebleken. Dit is vooral ook aan de orde nu de gerechtsdeurwaarder is afgegaan op de op dat moment bij hem bekende informatie.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Ondanks dat de vordering op 1 juni 2017 was voldaan middels het gelegde beslag, heeft de gerechtsdeurwaarder toch een herberekening van de beslagvrije voet gemaakt. Klager had namelijk op eerdere momenten aangegeven dat mogelijk teveel was ingehouden door de gerechtsdeurwaarder. Maar klager heeft bij e-mail van 1 juni 2017 ook kenbaar gemaakt, dat hij berustte in het feit het dossier volledig was ingelost. Omdat uit de herberekening van de beslagvrije voet een hogere beslagvrije voet kwam dan aanvankelijk was vastgesteld, heeft de gerechtsdeurwaarder toch nog een keer bij klager gepeild hoe hij daarmee wilde omgaan. Klager heeft vervolgens in een e-mail van 7 juni 2017 nogmaals laten weten te berusten in het feit dat de dossier compleet was afgelost.

4.6 De klacht van klager dat de gerechtsdeurwaarder teveel ingehouden gelden (te lang) onder zich zou hebben gehouden, houdt gelet op de inhoud en strekking van de e-mails van 1 en 7 juni 2017 geen stand. Bovendien heeft klager in zijn correspondentie naar deze kamer een gelijkluidende uitspraak gedaan over de ingeloste schuld.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. Ch.A. van Dijk en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.