ECLI:NL:TGDKG:2018:281 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/627386 DW RK 17/417

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:281
Datum uitspraak: 23-11-2018
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/627386 DW RK 17/417
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder beslag op zijn zakelijke rekening heeft gelegd, terwijl de betreffende vordering reeds aan het administratiekantoor was betaald.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 november 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/627386 DW RK 17/417 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

gemachtigde: [    ],

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 18 april 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen 10 mei 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2018 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 november 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder heeft op 15 maart 2017 een vonnis ten laste van klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-          Op 20 maart 2017 heeft klager een tweetal betaalbewijzen aan de gerechtsdeurwaarder verzonden waaruit valt af te leiden dat klager de vordering op 15 maart 2017 heeft voldaan.

-          Op 22 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de betaalbewijzen naar zijn opdrachtgever verzonden met het verzoek na te gaan of de hoofdsom met de reeds vervallen rente door hem is ontvangen.

-          Nadat klager telefonisch had medegedeeld dat hij weigert de betekeningskosten te betalen, heeft de gerechtsdeurwaarder op 22 maart 2017 bankbeslag ten laste van klager gelegd.

-          Op 23 maart 2017 heeft klager op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder (nogmaals) de hoofdsom en de vervallen rente voldaan.

-          De gerechtsdeurwaarder heeft hierop de kosten van betekening tegen geboekt en het bankbeslag opgeheven.

-          Op 24 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdrachtgever nogmaals verzocht om na te gaan of de betaling van klager is ontvangen.

-          Bij e-mail van 3 april 2017 heeft de gemachtigde van klager verzocht de door klager verrichte (tweede) betaling op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder terug te storten.

-          Bij e-mail van 4 april 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat hij de door klager ontvangen gelden onder zich houdt, in afwachting van de bevestiging van de opdrachtgever dat zij de eerdere betaling van klager in goede orde hebben ontvangen.

-          Op 4 april 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder nogmaals navraag bij de opdrachtgever gedaan. Hierop is geen reactie meer gekomen.

-          Op 21 april 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdrachtgever medegedeeld dat bij het uitblijven van een reactie de door klager verrichte betaling zal worden teruggestort. Hierop is geen reactie gekomen.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)     bankbeslag op zijn zakelijke rekening heeft gelegd, terwijl hij de betreffende vordering reeds aan het administratiekantoor had betaald;

b)     weigert de tweede betaling, die klager op het deurwaarderskantoor heeft verricht, terug te storten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De enige aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder wordt als beklaagde aangemerkt. In de aanhef van de beslissing is hiermee al rekening gehouden.

Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder is belast met de executie en tenuitvoerlegging van een ten laste van klager gelegd vonnis. Nadat de gerechtsdeurwaarder het vonnis op 15 maart 2017 aan klager heeft betekend, heeft klager met betaalbewijzen aangetoond dat hij de vordering op diezelfde datum reeds had voldaan. De gerechtsdeurwaarder heeft de betaalbewijzen aan zijn opdrachtgever doorgestuurd ter verificatie of de betaling daadwerkelijk is ontvangen. Omdat klager weigerde de kosten van betekening van het vonnis te betalen heeft de gerechtsdeurwaarder beslag op de zakelijke bankrekening van klager gelegd. De openstaande vordering was immers niet volledig voldaan. Nadat klager de hoofdsom en vervallen rente nogmaals op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder had betaald, heeft de gerechtsdeurwaarder het bankbeslag opgeheven en de kosten van betekening tegen geboekt. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is bij deze gang van zaken niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder de door klager op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verrichte betaling onder zich heeft gehouden in afwachting van een reactie van zijn opdrachtgever. Dat de gerechtsdeurwaarder het getoonde betaalbewijs wilde verifiëren is zorgvuldig en begrijpelijk. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift gesteld dat, omdat een reactie van zijn opdrachtgever is uitgebleven, hij de door klager op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verrichte betaling inmiddels heeft teruggestort. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.