ECLI:NL:TGDKG:2018:280 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/625815/ DW RK 17/304

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:280
Datum uitspraak: 23-11-2018
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/625815/ DW RK 17/304
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag heeft gelegd, omdat zij de vordering reeds had voldaan.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 november 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/625815/ DW RK 17/304 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ] .

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 21 maart 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehecht verweerschrift, ingekomen op 21 april 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2018 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 november 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          op 15 maart 2016 heeft de kantonrechter vonnis gewezen waarbij klaagster is veroordeeld tot het betalen van € 150,18 aan [    ];

-          op 13 april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief verzonden aan klaagster waarin zij wordt gesommeerd € 151,84 te voldoen;

-          op 2 mei 2016 is het vonnis aan klaagster betekend;

-          op 2 mei 2016 heeft klaagster een bedrag van € 150,18 overgemaakt naar [   ];

-          op 30 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder bankbeslag gelegd;

-          op 9 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder derdenbeslag gelegd onder de belastingdienst.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag heeft gelegd, omdat zij de vordering reeds had voldaan.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De in aanhef genoemde gerechts­deur­­waarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat zij als gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor de afdeling waar het dossier van klaagster inhoudelijk wordt behandeld. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Indien klaagster het nalaat vrijwillig aan de (volledige) inhoud van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel te voldoen, is de gerechtsdeurwaarder op basis van die titel bevoegd om beslag leggen. Zelfs als het bedrag waarvoor beslag wordt gelegd een ogenschijnlijke wanverhouding vertoont met de voor dat beslag gemoeide kosten. Het leggen van beslag door de gerechtsdeurwaarder is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm nu klaagster, op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek, met haar hele vermogen instaat voor de openstaande vordering. Als klaagster het hier niet mee eens is geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel. Op grond van deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie – voor zover hier sprake van is – te worden voorgelegd aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.