ECLI:NL:TGDKG:2018:278 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/623987 / DW RK 17/152

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:278
Datum uitspraak: 23-11-2018
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/623987 / DW RK 17/152
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder een exploot aan hem heeft betekend, zonder hierbij een verklaring van inkomensgegevens uit te reiken, waarmee een beslagvrije voet had kunnen worden berekend. De gerechtsdeurwaarder heeft bankbeslag gelegd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 november 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 14 februari 2017 met zaaknummer C/13/606805 / DW RK 16/416 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/623987 / DW RK 17/152 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 20 april 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

3 mei 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 14 februari 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 februari 2017. Bij brief, ingekomen op 15 februari 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 november 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Op 28 april 2015 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V. ten laste van klager. Het beslag is bij exploot van 1 mei 2015 aan klager betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over:

a)     dat de gerechtsdeurwaarder een exploot aan hem heeft betekend, zonder hierbij een verklaring van inkomensgegevens uit te reiken waarmee een beslagvrije voet had kunnen worden berekend;

b)     de gerechtsdeurwaarder zich de vraag moet stellen of de executie wel kon, nu er niets bekend was over het inkomen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat het tuchtrecht in de eerste plaats tot doel heeft, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsuitoefening door de gerechtsdeurwaarders te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsuitoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld. Deze norm staat vermeld in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet op grond waarvan gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders zijn onderworpen aan tuchtrechtspraak terzake van handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk (kandidaat)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat derhalve of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a verwijst klager naar artikel 475g, lid 1, WvSr. De voorzitter houdt het er voor dat klager hiermee niet het Wetboek van Strafrecht bedoelt, maar dat van Rechtsvordering (Rv). In artikel 475g, lid 1, Rv is onder meer bepaald dat een gerechtsdeurwaarder die beslag heeft gelegd verplicht is een eenmaal berekende beslagvrije voet mee te delen aan de schuldenaar. Een beslagvrije voet is in beginsel enkel van toepassing bij beslag op periodieke betalingen, zo volgt uit artikel 475 b lid 1 Rv. In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder beslag onder de ING Bank N.V. ten laste van klager gelegd. Bij een dergelijk beslag onder een bankinstelling geldt dus geen beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het formulier inkomensgegevens in dit geval niet bij het exploot te voegen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat een gerechtsdeurwaarder die gerechtigd is beslag te leggen daartoe gebruik mag maken van alle beslagmogelijkheden die de wet daartoe beschikbaar stelt, met als uitgangspunt dat er geen beslag wordt gelegd op vermogensbestanddelen waarvan op voorhand bekend is dat die niet door het beslag getroffen zullen worden. Bij een bankbeslag bestaat geen zekerheid dat op de rekening waarop beslag wordt gelegd een positief saldo staat. Bij de bank kan vanwege privacy redenen niet naar een rekening en het saldo worden geïnformeerd en daarom is een bankbeslag een momentopname. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake.

4.4 Met betrekking tot het verzoek van klager om de uitgevoerde executies ongedaan te maken en hem schadeloos te stellen overweegt de voorzitter dat klager zich hiertoe tot de gewone civiele rechter dient te wenden. Het tuchtrecht biedt hiervoor niet de geëigende weg.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager onder meer aangevoerd dat er beslagen zijn gelegd door de gerechtsdeurwaarder zonder rekening te houden met de beslagvrije voet.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.