ECLI:NL:TGDKG:2018:277 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/625472 DW RK 17/274

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:277
Datum uitspraak: 16-10-2018
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/625472 DW RK 17/274
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder steeds opnieuw dossiers aanmaakt waardoor de kosten onnodig blijven oplopen. Ook zou de gerechtsdeurwaarder correspondentie van klager negeren, als ook de beslagvrije voet.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 oktober 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/625472 DW RK 17/274 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 15 maart 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen 22 maart 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij brieven, ingekomen op 19 april 2017 en 8 mei 2017. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 september 2018 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 16 oktober 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder is belast met drie vorderingen van [   ]. ten laste van klaagster.

-          De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster op 16 januari 2016 gedagvaard in het dossier met nummer 215169689.

-          Bij verstekvonnis van 24 maart 2016 is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-          Bij exploot van 25 juli 2016 is het vonnis van 24 maart 2016 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-          Op 28 juli 2016 heeft klaagster een betalingsregeling voorgesteld, welke regeling op diezelfde dag aan klaagster is bevestigd.

-          Omdat klaagster niet (volledig) aan de overeengekomen betalingsregeling heeft voldaan is op 30 september 2016 executoriaal derdenbeslag onder de gemeente Den Haag ten laste van klaagster gelegd. Dit beslag is op

12 oktober 2016 aan klaagster overbetekend.

-          De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster op 25 oktober 2016 gedagvaard in het dossier met nummer [   ].

-          Bij verstekvonnis van 1 december 2016 is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-          De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster bij brief van 15 december 2016 in de gelegenheid gesteld tot betaling over te gaan. Hierop heeft klaagster niet gereageerd.

-          Bij exploot van 23 januari 2017 is het vonnis van 1 december 2016 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-          Op 13 februari 2017 is executoriaal derdenbeslag onder de gemeente Den Haag ten laste van klaagster gelegd. Dit beslag is op 21 februari 2017 aan klaagster overbetekend.

-          Bij brief van 28 februari 2017 heeft klaagster een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend.

-          Bij brief van 9 maart 2017 heeft klaagster verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet, waarna de gerechtsdeurwaarder op diezelfde dag heeft verzocht om relevante bewijsstukken om de beslagvrije voet te kunnen herberekenen.

-          Op 20 maart 2017 heeft klaagster de gevraagde stukken aan de            gerechtsdeurwaarder verzonden.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder – samengevat – dat:

a)     de gerechtsdeurwaarder steeds nieuwe dossiers aanmaakt voor een terugkerende vordering, waardoor de kosten onnodig oplopen;

b)     de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op haar brief van 28 februari 2017;

c)     de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet negeert.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klager kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder is belast met drie vorderingen van [   ], welke vorderingen op verschillende momenten ter behandeling zijn ontvangen. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat er telkens een nieuw dossier is aangemaakt, omdat er steeds een nieuwe vordering uit handen is gegeven. Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar. In dossier met nummer 215169689 heeft de gerechtsdeurwaarder op 30 september 2016 executoriaal derdenbeslag ten laste van klaagster gelegd, omdat zij de overeengekomen betalingsregeling niet is nagekomen. Op 25 oktober 2016 is klaagster gedagvaard betreffende een nieuwe vordering, in het dossier met nummer [   ]. Dat onnodig kosten zijn gemaakt is niet gebleken. De gerechtsdeurwaarder merkt overigens in zijn verweerschrift nog terecht op dat in het dossier met nummer [   ] (nog) geen kostenverhogende maatregelen ten laste van klaagster zijn genomen. Klaagster kan de kosten in dit dossier voorkomen door vrijwillig tot betaling van de betreffende vordering over te gaan. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is hierbij niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b geldt dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op haar brief van 28 februari 2017. De gerechtsdeurwaarder heeft de stelling van klaagster ontkend en heeft daaraan toegevoegd klaagster op 14 februari per e-mail te hebben geantwoord. Gezien deze betwisting kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, dient de klacht als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c heeft klaagster eerst bij brief van 9 maart 2017 verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij op diezelfde dag een lijst aan klaagster heeft verzonden waarop duidelijk vermeld staat welke bewijsstukken zij dient aan te leveren teneinde de beslagvrije voet te kunnen herberekenen. De gerechtsdeurwaarder stelt dat klaagster voor het eerst op 20 maart 2017 bewijsstukken aan de gerechtsdeurwaarder heeft doen toekomen, derhalve na het indienen van onderhavige klacht, waarop de gerechtsdeurwaarder het verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet in behandeling heeft genomen. Klaagster heeft in haar aanvullende klacht, bij brief van 18 april 2017, aangegeven dat de beslagvrije voet nog steeds niet is aangepast. Daarvan heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard dat het klopt dat de beslagvrije voet nog niet was aangepast. Klaagster heeft namelijk pas op 19 april 2017 volledige en juiste stukken aangeleverd om aanpassing mogelijk te maken. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook op 25 april 2017 de beslagvrije voet uiteindelijk (her)berekend. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is hierbij niet gebleken.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W. Inden en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.