ECLI:NL:TGDKG:2018:264 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/634235 / DW RK 17/841

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:264
Datum uitspraak: 02-10-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/634235 / DW RK 17/841
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er – samengevat – over dat de gerechtsdeurwaarder het huwelijksgoederenregister niet heeft geraadpleegd alvorens beslag te leggen. De voorzitter heeft de klacht ongegrond verklaard. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt derhalve ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 oktober 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 8 augustus 2017 met zaaknummer C/13/6187595 / DW RK 16/1230 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/634235 / DW RK 17/841 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 17 november 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 11 januari 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 8 augustus 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 8 augustus 2017. Bij brief, ingekomen op

21 augustus 2017 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 1 augustus 2018 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 2 oktober 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-        De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een op

25 augustus 2016 tegen de echtgenote van klager gewezen verstekvonnis;

-        Op 7 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de werkgever van klager.

-        Bij e-mail van 17 oktober 2017 heeft klager de gerechtsdeurwaarder gemeld dat hij onder huwelijkse voorwaarden gehuwd is en hij heeft op

21 oktober 2016 een kopie van de notariële akte toegezonden;

-        De gerechtsdeurwaarder heeft, nadat hem was gebleken dat klager inderdaad op huwelijkse voorwaarden was getrouwd het beslag opgeheven .

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij het huwelijksgoederenregister niet heeft geraadpleegd alvorens hij beslag heeft gelegd. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder voorts dat de executie is voorgezet jegens zijn echtgenote doordat op 14 november 2016 ten laste van haar beslag is gelegd onder de SVB.

De gerechtsdeurwaarder was er echter van op de hoogte dat klager en zijn echtgenote samen met de Sociale Raadslieden in [   ] bezig waren om een oplossing te vinden voor de onderhavige schuld.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1. Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er een deugdelijk onderzoek voorafgaande aan de beslaglegging heeft plaatsgevonden. De gerechtsdeurwaarder mocht afgaan op de informatie op de website van www.Rechtspraak.nl (Huwelijksgoederenregister), en mocht ervan uitgaan dat de toelichting daarop, actueel en juist is. Hem kan geen verwijt worden gemaakt van de beslaglegging.

4.3 Indien een gerechtsdeurwaarder een vergissing begaat of een fout maakt, maakt hij zich daarmee niet zonder meer ook schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grove onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in. Daarvan is echter niet gebleken. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder nadat hem de onterechte beslaglegging was gebleken adequaat gehandeld en het beslag opgeheven.

4.4 Dat hij vervolgens de executie heeft voortgezet vloeit voort uit zijn ministerieplicht. Die houdt in dat een gerechtsdeurwaarder indien hij daartoe opdracht krijgt in beginsel gehoor moet geven aan een opdracht tot betekening van een vonnis of een beslaglegging. Voor zover klager het daarmee niet eens is, betreft die klacht een executiegeschil waarvoor hij zich kon wenden tot de gewone rechter. Het beslag ten laste van klagers echtgenote heeft echter geen doel getroffen en thans is een regeling getroffen.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder:

a)     niet aannemelijk heeft gemaakt dat een deugdelijk onderzoek heeft plaatsgevonden naar het huwelijkvermogensstelsel waaronder klager en zijn echtgenote vallen. Een medewerker van de gerechtsdeurwaarder heeft namelijk telefonisch aan klager gemeld dat dit het geval was;

b)     niet heeft gereageerd op het voorstel van de partner van klager van

11 december 2016.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. Ten aanzien van het onder b. in verzet aangevoerde overweegt de Kamer dat nieuwe klachtonderdelen niet voor het eerst in verzet aan de orde kunnen worden gesteld. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

2 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.