ECLI:NL:TGDKG:2018:261 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/625531 DW RK 17/280

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:261
Datum uitspraak: 09-10-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/625531 DW RK 17/280
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:     Klacht gegrond. Maatregel: geen. Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder geen adresverificatie heeft verricht, waardoor het exploot niet juist is betekend. Gelet op de omstandigheid dat de constatering van de collega gerechtsdeurwaarder, dat klager niet meer woonachtig was op het betreffende adres, ruim tien maanden eerder had plaatsgevonden, maar dat de BRP nog steeds het Belgische adres naar boven haalde, hadden de gerechtsdeurwaarder actiever actuelere informatie moeten vergaren.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 oktober 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/625531 DW RK 17/280 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ]

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 16 maart 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft de klacht aangevuld bij brief met bijlagen, ingekomen op 6 april 2016. Bij verweerschrift, ingekomen 21 april 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 oktober2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Bij exploot van 4 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een vijftal stukken aan klager betekend, middels achterlating van het exploot bij het parket van de ambtenaar van het Openbaar Miniserie te Den Bosch.

-          Op 25 november 2016 heeft een collega gerechtsdeurwaarder een exploot aan klager betekend door achterlating op het adres [   ] te Kalmthout in België.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a)     de gerechtsdeurwaarder geen adresverificatie heeft verricht, waardoor het exploot van 4 oktober 2016 niet juist is betekend;

b)     hij onnodig hoge kosten moet betalen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De gerechtsdeurwaarder moet bij het betekenen van exploten aan de schuldenaar van te voren altijd in de Basisregistratie personen (BRP) het adres controleren. Tussen de verificatie van het adres en de betekening van het exploot mag niet teveel tijd zitten. Artikel 7.4 van het Reglement KBvG Normen voor Kwaliteit schrijft voor dat bij het betekenen van een exploot de BRP-gegevens van de persoon aan wie betekend moet worden in beginsel niet ouder mogen zijn dan twee weken, tenzij de

gerechtsdeurwaarder ermee bekend is dat de gegevens waar hij over beschikt

correct zijn, ondanks dat deze ouder zijn dan twee weken.

4.3 Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder, alvorens hij tot betekening van het exploot is overgegaan, op 16 september 2016 de BRP heeft geraadpleegd, waaruit is gebleken dat klager sinds 16 september 2015 is vertrokken naar België naar het adres [   ] te Kalmthout. Omdat dit adres niet overeen kwam met de door zijn cliënten uitgereikte adresgegevens, heeft de gerechtsdeurwaarder navraag gedaan bij zijn opdrachtgever. Deze deelde mee dat klager weliswaar op het genoemde adres stond ingeschreven, maar dat een Belgische collega gerechtsdeurwaarder op 21 december 2015 heeft getracht over te gaan tot beslaglegging en ter plaatste heeft geconstateerd dat de woning volledig werd leeggehaald en er al enige tijd niemand meer was geweest. De eigenaar van het pand en de buren zouden dit ter plaatste ook hebben bevestigd.

4.4 Vast is komen te staan dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk de BRP heeft geraadpleegd, dus daarin kan klager niet worden gevolgd. De betekening heeft echter wel later dan twee weken na raadpleging BRP plaatsgevonden waarbij nog eens niet betekend is aan het in de BRP opgenomen adres. Maar daarvan zegt de gerechtsdeurwaarder dat hij beschikte over andere gegevens die correct, dan wel betrouwbaarder waren. Namelijk de mededeling van de Belgische collega gerechtsdeurwaarder dat hij op 21 december 2015 had geconstateerd dat klager niet meer feitelijk woonachtig was op het adres in Kalmthout.

4.5 Gelet op de soms landsgrenzen overstijgende ambtshandelingen die gerechtsdeurwaarders voor én door elkaar (laten) uitvoeren, mag de gerechtsdeurwaarder er in beginsel op vertrouwen dat de verkregen informatie van een collega gerechtsdeurwaarder juist is en staat hem niets in de weg daarop te acteren. Echter de omstandigheden van het geval, zijnde dat de constatering van de collega gerechtsdeurwaarder ruim tien maanden eerder had plaatsgevonden én dat de BRP nog steeds het Belgische adres naar boven haalde, hadden de gerechtsdeurwaarder moeten bewegen om actiever meer actuele informatie te vergaren, anders dan door het internet en de social media af te struinen. Zo had de gerechtsdeurwaarder bijvoorbeeld bij zijn Belgische collega kunnen informeren of het kantoor rondes gepland had in de buurt van het adres, zodat de situatie (opnieuw) ‘gepolst’ kon worden. Of de gerechtsdeurwaarder had het Bevolkingsregister van de gemeente Kalmthout kunnen raadplegen, al was het maar om gevolg te kunnen geven aan artikel 7.4 van het Reglement KBvG Normen voor Kwaliteit. Dat de gerechtsdeurwaarder ervoor gekozen heeft zijn dagvaarding te baseren – ogenschijnlijk blind te varen – op de gedane mededeling van de collega gerechtsdeurwaarder, wordt des te onbegrijpelijker als moet worden vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder vervolgens op 25 november 2016 wél een exploot aan het adres in Kalmthout heeft doen betekenen. De Kamer acht de klacht op dit onderdeel gegrond.

4.6 Klager heeft gesteld het niet eens te zijn met de bijkomende kosten naar aanleiding van het exploot van 25 november 2016. Daarvan overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder is gehouden de met ambtshandelingen gepaarde in rekening gebrachte (incasso)kosten conform de daarvoor geldende regelingen te berekenen (waaronder de Wet Incassokosten en het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders). Het in rekening brengen van deze bedragen is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Niet is gebleken van enige overschrijding van de te hanteren tarieven als bepaald in de hiervoor aangehaalde regelingen. Desondanks heeft de gerechtsdeurwaarder reden gezien om de kosten van het exploot van 25 november 2016 integraal kwijt te schelen.

4.7 De kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gegrond is. Gelet op de omstandigheid dat klager, voor zover de Kamer heeft kunnen vaststellen, niet ernstig geschaad is in zijn belangen, zijn er geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en ziet af van het opleggen van een

maatregel.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W. Inden en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.