ECLI:NL:TGDKG:2018:258 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/631764 / DW RK 17/673

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:258
Datum uitspraak: 09-10-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/631764 / DW RK 17/673
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarders onrechtmatig hebben gehandeld door de (eerder) vastgestelde beslagvrije voet niet met terugwerkende toe te passen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 oktober 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 juni 2017 met zaaknummer C/13/616384 DW RK 16/1074 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/631764 / DW RK 17/673 ingesteld door:

drs. [   ] ,

wonende te [    ],

klager,

tegen:

[   ] en [   ],

(kandidaaat-) gerechtsdeurwaarders te [   ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 4 oktober 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij aangehechte brief met bijlagen, ingekomen op 26 oktober 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 20 juni 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 20 juni 2017. Bij brief, ingekomen op 6 juli 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarders hebben schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting aanwezig te kunnen zijn. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2018. De uitspraak is bepaald op 9 oktober 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-                 Klager heeft op 22 december 2015 een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders (zaaknummer 1152.2015). Die klacht is bij beslissing van de voorzitter van 27 september 2016 ongegrond verklaard. Uit die beslissing blijken de volgende vaststaande feiten:

-                 Op 19 maart 2015 is vonnis gewezen ten laste van klager.

-          Op 8 april 2015 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-          Op 17 en 20 april 2015 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank en onder de stichting [   ]. Eveneens is beslag gelegd onder twee ondernemingen waarvan klager bestuurder / aandeelhouder / vennoot is.

-          De gerechtsdeurwaarders hebben bij bovengenoemde beslagen een gehalveerde beslagvrije voet gehanteerd ter hoogte van € 617,68 per maand, nu klager geen (bewijsstukken van de) inkomensgegevens van zijn partner aan de gerechtsdeurwaarders kenbaar heeft gemaakt.

-          Ten tijde van de betekening van bovengenoemde beslagen had klager in de GBA geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. De gerechtsdeurwaarder heeft de beslagvrije voet daarom op nihil vastgesteld.

-          Uit het GBA is naar voren gekomen dat klager per 25 mei 2015 woonachtig was te [   ], waarna wederom een gehalveerde beslagvrije voet is gehanteerd van € 617,68 per maand.

-          Nu de gerechtsdeurwaarders bij de berekening zijn uitgegaan van een verkeerde norm, hebben zij de gehalveerde beslagvrije voet aangepast van

€ 617,68 naar € 662,25 per maand en de teveel ontvangen gelden gerestitueerd naar klager.

-          Op 20 juni 2016 is een vonnis in kort geding gewezen, waarbij zowel klager als zijn wederpartij deels in het (on)gelijk zijn gesteld. Uit dit vonnis blijken de volgende feiten. De gerechtsdeurwaarders hebben per 17 april 2015 geen beslagvrije voet gehanteerd omdat het adres van klager in onderzoek was en de gerechtsdeurwaarders wegens een mededeling van klager in de veronderstelling verkeerden dat klager in Portugal woonde. Per 26 mei 2015, nadat de adresgegevens van klager bekend waren geworden, hebben de gerechtsdeurwaarders vanwege onduidelijkheid over het inkomen van de echtgenote van klager, de beslagvrije voet gehalveerd. Op of omstreeks 9 december 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders de beslagvrije voet in verband met een inhouding op het inkomen van klager verhoogd. Op of omstreeks 27 januari 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders de beslagvrije voet aangepast naar € 1.416,69 per maand.

-          De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er onvoldoende grond was om de tot 27 januari 2016 gehanteerde beslagvrije voet aan te tasten. Er was ook geen grond om te tornen aan de tot die datum verrichte inhoudingen. In de vanaf 27 januari 2016 gehanteerde beslagvrije voet kon klager zich vinden. Op grond van de stellingen van partijen kon worden aangenomen dat klager recent binnen zijn rechtspersonen nog economisch relevante activiteiten heeft ontplooid. De omvang daarvan kon de voorzieningenrechter echter niet vaststellen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat deze destijds wel degelijk ook voorafgaand aan 27 januari 2016 een verkeerde beslagvrije voet hebben toegepast, omdat zij door de advocaat van klager al bij brief van 19 augustus 2015 op de hoogte zijn gesteld dat klager slechts beschikte over een AOW-uitkering. Ook bestond er geen onduidelijkheid over het inkomen van de vrouw van klager. Volgens klager handelen de gerechtsdeurwaarders dan ook onrechtmatig door de per 27 januari 2016 vastgestelde beslagvrije voet niet met terugwerkende toe te passen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Klager heeft opnieuw klachten ingediend die zijn gebaseerd op hetzelfde feitencomplex dat ten grondslag lag aan zijn eerdere klacht (met zaaknummer 1152.2015). Hij heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij thans kan aantonen dat hij de gerechtsdeurwaarders destijds wel degelijk van de juiste informatie heeft voorzien verwezen naar brieven uit 2015. Deze stukken dateren echter van voor 22 december 2015 (de datum van indiening van de eerdere klacht). Niet valt in te zien dat hij toen niet in de gelegenheid was zich op die brieven te beroepen dan wel in verzet tegen de vorige beslissing van de voorzitter.  

Klager kan deze klacht daarom niet opnieuw aan de Kamer voorleggen. De klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

4.2 Zoals in de vorige beslissing van de voorzitter reeds is overwogen dient een klacht over de hoogte van de beslagvrije voet te worden voorgelegd aan de gewone rechter.

4.3 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager – samengevat – aangevoerd dat het inkomen van diens partner wel bekend was en dat de verkeerde beslagvrije voet is toegepast. Daarnaast omvat de klacht niet hetzelfde feitencomplex.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren weliswaar een beter gemotiveerde klacht op, maar geen nieuwe gezichtspunten die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W. Inden en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.