ECLI:NL:TGDKG:2018:257 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/646952 / DW RK 18/222

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:257
Datum uitspraak: 09-10-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/646952 / DW RK 18/222
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder een opdracht heeft aangenomen zonder onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de opdracht. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 oktober 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 april 2018 met zaaknummer C/13/629136 DW RK 17/518 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/646952 / DW RK 18/222 ingesteld door:

[   ],

wonende te [    ],

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 mei 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen 31 mei 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 10 april 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 10 april 2018. Bij brief, ingekomen op 23 april 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft laten weten niet ter zitting te kunnen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2018 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 oktober 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-                      Klaagster is bij verstekvonnis van 18 mei 2015 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland op straffe van een dwangsom verboden contact op te nemen met cliĆ«nten van eisers over aangelegenheden die hun bewindvoering en/of mentorschap betreffen, verboden op welke wijze dan ook contact met eisers op te nemen en verboden tegenover derden onwaarheden en negatieve berichten over de bewindvoering c.q. het mentorschap van eisers te verspreiden. Daarnaast is klaagster in de kosten veroordeeld.

-                      Het vonnis is op 26 mei 2015 aan klaagster betekend met bevel aan de inhoud daarvan te voldoen.

-                      Bij exploot van 31 juli 2015 is ten laste van klaagster beslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is bij exploot van 6 augustus 2015 aan klaagster overbetekend.

-          Bij beschikking van 29 september 2016 is een klacht van klaagster tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder door de voorzitter van deze kamer kennelijk ongegrond verklaard (zaaknummer 713.2015).

-          Bij brief van 1 oktober 2015 heeft advocaat mr. [   ] een berekening van de beslagvrije voet gemaakt en namens klaagster verzocht het beslag op te heffen. De gerechtsdeurwaarder heeft het verzoek neergelegd bij de opdrachtgever.

-          Bij e-mail van 2 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder mr. [   ] bericht dat de beslagvrije voet zal worden aangepast naar het door hem genoemde bedrag en het beslag niet zal worden opgeheven, omdat er jaarlijks nog een klein bedrag van het vakantiegeld onder het beslag valt.

-          De gerechtsdeurwaarder heeft de Sociale Verzekeringsbank bij brief van

2 oktober 2015 verzocht de beslagvrije voet aan te passen.

-          Op 6 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder informatie ingewonnen bij het ABP en op basis van nieuwe beschikbare gegevens opnieuw de beslagvrije voet aangepast, in het voordeel van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft de Sociale Verzekeringsbank hiervan bij brief van 15 oktober 2015 op de hoogte gebracht.

4. De oorspronkelijke klacht

a)     de gerechtsdeurwaarder een opdracht heeft aangenomen, zonder onderzoek te doen naar de rechtmatigheid ervan en geen adresgegevens heeft geverifieerd;

b)     de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag op haar inkomen heeft gelegd.

5. De ontvankelijkheid van klachtonderdeel a.

De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift terecht gesteld dat aan de thans geformuleerde klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klacht die in de eerdere procedure (zoals in deze beslissing vermeld onder de feiten) aan de orde is gesteld. Klaagster kan deze klacht daarom niet opnieuw aan de kamer voorleggen.

6. De beslissing van de voorzitter

6.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

5.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

5.2 De enige aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder wordt als beklaagde aangemerkt. In de aanhef van de beslissing is hiermee al rekening gehouden.

Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt klaagster zich op het standpunt dat haar advocaat mr. [   ]het beslag op haar uitkering er in 2015 vanaf heeft gehaald en er geen reden was om in 2016 opnieuw beslag te leggen. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat het beslag nooit is opgeheven, maar dat alleen de beslagvrije voet is aangepast. De klacht stuit hierop af. Reeds in de eerdere procedure is aan de orde gesteld dat indien klaagster het niet eens is met de tenuitvoerlegging van het vonnis van 18 mei 2015, zij een executiegeschil kan aanspannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder.

5.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

7. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder zijn onderzoeksplicht heeft verzaakt. Onderzoeksplicht gaat boven ministerieplicht.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

8.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W. Inden en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.