ECLI:NL:TGDKG:2018:253 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/638523 / DW RK 17/1125

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:253
Datum uitspraak: 11-09-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/638523 / DW RK 17/1125
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er – samengevat – over dat de gerechtsdeurwaarder zich onbetamelijk heeft gedragen, door o.a. er niet voor te zorgen dat de vordering laag bleef. De klacht is door de voorzitter ongegrond verklaard. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt derhalve ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 september 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de  Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 31 oktober 2017 met zaaknummer C/13/624276 / DW RK 17/182 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/638523 / DW RK 17/1125 ingesteld door:

[   ] ,

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ] .

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier ingekomen op 21 februari 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehecht verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 24 februari 2017, heeft de gerechts-deurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 31 oktober 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 31 oktober 2017. Bij brief, ingekomen op 10 november, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 31 juli 2018 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 11 september 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De vaststaande feiten

Op 18 januari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een exploot van dagvaarding

betekend aan klager.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich over de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder zich zou hebben aangediend ten tijde van het betekenen van de dagvaarding. De deurwaarder zou haar komst niet hebben aangekondigd door aan te bellen bij zijn woonadres, maar met de vlakke hand op ramen en deuren te hebben geslagen. Dit gedrag pas niet bij de functie van de gerechtsdeurwaarder.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft stellig ontkend zich ongepast te hebben gedragen tijdens het betekenen van het exploot aan het adres van klager. Nu klager (i) de constatering van deze gedraging uit tweede hand heeft en (ii) niets heeft aangevoerd dat zijn stelling onderbouwt, kan niet worden vastgesteld wat zich werkelijk heeft afgespeeld en wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. De gerechtsdeurwaarder heeft in ieder geval erkend op de deur te hebben geklopt en (zachtjes) op het raam te hebben getikt nadat er geen reactie kwam op het aanbellen aan de deur. Deze gang van zaken is niet ongebruikelijk voor een gerechtsdeurwaarder, omdat een gerechtsdeurwaarder daarmee alle mogelijkheden aangrijpt zijn aanwezigheid hoorbaar te maken. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, dient de klacht als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder onbetamelijk heeft gehandeld door te slaan op ramen en deuren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het volgende is hiervoor redengevend. Ter zitting heeft klager gesteld dat hij op het moment dat de deurwaarder bij hem aan de deur was thuis was samen met zijn buurman, dat de deurbel werkte en dat hij zelf heeft geconstateerd dat werd geslagen op ramen en deuren. Klager heeft toen niet opengedaan omdat hij niet reageert op dit soort gedrag. Daartegenover heeft de gerechtsdeurwaarder naar voren gebracht dat zij die dag, de dag van de marathon op natuurijs, samen met toegevoegd deurwaarder [   ]

bij het adres van klager heeft aangebeld en niet heeft gehoord dat de deurbel werkte. Daarna heeft zij met de hand of ring heeft getikt op de deur of het deurraam voordat zij de dagvaarding in de brievenbus deed. Voornoemde [   ] - ter zitting aanwezig - heeft dit bevestigd. Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. Wat door klager verder in verzet is aangevoerd geeft evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en

M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

11 september 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.