ECLI:NL:TGDKG:2018:252 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/638333 / DW RK 17/1113

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:252
Datum uitspraak: 11-09-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/638333 / DW RK 17/1113
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er – samengevat – over dat de invorderingsmaatregelen die de gerechtsdeurwaarder had getroffen excessief waren. De klacht is door de voorzitter ongegrond verklaard. De kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter. Het verzet wordt derhalve ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 september 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de  Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 24 oktober 2017 met zaaknummer C/13/624143 / DW RK 17/168 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/638333 / DW RK 17/1113 ingesteld door:

[   ] ,

wonende te [   ]

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 17 februari 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehecht verweerschrift, ingekomen op 20 maart 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 24 oktober 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 24 oktober 2017. Bij brief, ingekomen op

6 november 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 31 juli 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

11 september 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen 14 dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-        De gerechtsdeurwaarder heeft de opdracht gekregen om een vonnis van

22 november 2016 te executeren.

-        Op 9 december 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met het bevel om binnen twee dagen aan de inhoud te voldoen.

-        Nadien is beslag gelegd op een tweetal onroerende zaken van klager en op

4 januari 2017 is beslag gelegd op roerende zaken.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

-        excessieve invorderingsmaatregelingen heeft getroffen en

-        niet aan zijn plicht heeft voldaan om te zorgen dat de schuld van klager laag blijft.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [   ] werkzaam bij [   ]. Op grond van een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dient deze bij naam genoemde gerechtsdeurwaarder als beklaagde te worden aangemerkt.

4.2 Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 De klacht gericht tegen voornoemde gerechtsdeurwaarder wordt ongegrond verklaard nu niet is gebleken dat hij (directe) betrokkenheid heeft gehad bij de verweten gedraging. Kennelijk is hij door klager bij de zaak betrokken omdat de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder aan hem is toegevoegd.

4.4 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat indien klager zijn klacht wél tegen de juiste gerechtsdeurwaarder had gericht, deze geen doel had getroffen. Het betreft hier een klacht over de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel. Enig tuchtrechtelijk laakbaar hande­len is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een algemene regeling. Op grond van deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie te worden voorgelegd aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg.

4.5 De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder had een executoriale titel ten laste van klager in handen en heeft de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven over te gaan tot executie. De gerechtsdeurwaarder is ingevolge artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet in beginsel verplicht om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht.

4.6 Klager is op 22 november 2016 bij vonnis op tegenspraak veroordeeld. Klager heeft vervolgens nagelaten vrijwillig aan de inhoud van de aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel te voldoen. Het leggen van beslag door de gerechtsdeurwaarder is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm nu klager op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen instaat voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van art. 435 Rv vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. De kosten die deze maatregel met zich meebrengt komt op grond van de wet voor rekening van klager. Klager kan zijn eigen betalingsnalatigheid, en de daarmee samenhangende kosten, niet aan de gerechtsdeurwaarder tegenwerpen. Nu het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard doet het door klager ingestelde hoger beroep niet af aan het recht van de gerechtsdeurwaarder om beslag te leggen.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder onbetamelijk heeft gehandeld door te slaan op ramen en deuren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Hoewel ter zitting is komen vast te staan dat de beklaagde ambtshandeling(en) zijn verricht door toegevoegd-gerechtsdeurwaarder [   ], verandert dit niets aan de grondslag waarop de klacht in eerste instantie kennelijk ongegrond is afgewezen.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en

M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

11 september 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.