ECLI:NL:TGDKG:2018:251 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/636627 / DW RK 17/1005

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:251
Datum uitspraak: 11-09-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/636627 / DW RK 17/1005
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er – samengevat – over de onrechtvaardigheid van een rekening van € 210,00 die binnen de kortste keren is gestegen naar een bedrag van € 861,67. De voorzitter heeft de klacht ongegrond verklaard. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 september 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 12 september 2017 met zaaknummer C/13/620973 / DW RK 16/1386 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/636627 / DW RK 17/1005 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

1. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

2. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 december 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen [   ]. Bij verweerschrift, ingekomen per

e-mail op 24 februari 2017, hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd. Bij beslissing van 12 september 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 september 2017. Bij e-mail, ingekomen op

14 september 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 31 juli 2018 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. De uitspraak is bepaald op 11 september 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen 14 dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Klager is meermalen door de gerechtsdeurwaarders gesommeerd om over te gaan tot betaling van de openstaande vorderingen.

-          Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft klager bij exploot van 10 maart 2016 gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Den Haag tegen 4 april 2016.

-          Bij vonnis van 3 oktober 2016 van de kantonrechter te Den Haag is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-          Bij brief van 11 oktober 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders klager gesommeerd de openstaande vordering binnen vijf dagen te voldoen.

-          Bij exploot van 28 oktober 2016 heeft een collega gerechtsdeurwaarder het vonnis van 3 oktober 2016 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-          Op 29 november 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de gemeente Den Haag ten laste van klager.

-          Bij exploot van 14 december 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het derdenbeslag aan klager betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de vordering in tweeënhalve maand is gestegen van € 210,00 naar € 861,67.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

5.1 De klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [ ], werkzaam bij het gerechtsdeurwaarderskantoor GGN te Den Haag. Op grond van een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dient deze bij naam genoemde gerechtsdeurwaarder als beklaagde te worden aangemerkt. Nu gerechtsdeurwaarder sub 2 in het verweerschrift heeft aangevoerd dat de klacht kan worden beschouwd als tegen haar gericht en zij het derdenbeslag heeft gelegd, ten gevolge waarvan de vordering is opgelopen tot een bedrag van € 861,67, wordt ook deze gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt.

5.2 Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.3 Het gaat om de tenuitvoerlegging van een vonnis ten laste van klager. Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht een vonnis ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarders hebben dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Tegen de tenuitvoerlegging van het vonnis kan klager slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Executiegeschillen kunnen aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

5.4 De voorzitter overweegt dat de met ambtshandelingen gepaard gaande kosten berusten op door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders neergelegde tarieven. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarders andere of hogere kosten in rekening hebben gebracht. Het in rekening brengen van deze kosten is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarders geen verwijt worden gemaakt.

5.5 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat het oneerlijk en onrechtvaardig is dat een rekening van € 210,00 binnen de kortste keren stijgt naar € 861,67. Bovendien is hem de mogelijkheid van een betalingsregeling niet aangeboden en heeft de gerechtsdeurwaarder hierover ook niet met hem gesproken. 

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 De Kamer merkt nog op dat klager in zijn verzet eveneens een nieuwe klacht heeft geformuleerd. De Kamer oordeelt in verzet echter niet over nieuwe klachten.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en

M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

11 september 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.