ECLI:NL:TGDKG:2018:250 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/641660 / DW RK 18/21

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:250
Datum uitspraak: 11-09-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/641660 / DW RK 18/21
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er – samengevat – over dat de gerechtsdeurwaarder oneigenlijke druk heeft uitgeoefend door te dreigen met executieverkoop, terwijl hij niet voornemens was tot executoriale verkoop over te gaan. De voorzitter heeft de klacht ongegrond verklaard. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 september 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de  Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 9 januari 2018 met zaaknummer C/13/626339 / DW RK 17/348 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/641660 / DW RK 18/21 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 29 maart 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen per e-mail op 25 april 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 9 januari 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 9 januari 2018. Bij brief, ingekomen op 11 januari 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 31 juli 2018 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager heeft aangegeven niet ter zitting te verschijnen vanwege een verhindering, maar handhaaft zijn klacht. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 11 september 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen 14 dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder is belast met een vordering van N.V. Univé Zorg ten laste van [   ].

-          Bij exploot van 16 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag op roerende zaken van [   ] gelegd.

-          Bij exploot van 24 november 2016 is het proces-verbaal van de beslaglegging aan [   ] betekend en de openbare verkoop van de roerende zaken aangezegd tegen 12 januari 2017.

-          Op 24 november 2016 heeft klager telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en is een betalingsregeling getroffen, welke regeling niet is nagekomen.

-          Op 2 januari 2017 is opnieuw een betalingsregeling met klager overeengekomen, waarbij uiterlijk op 9 januari 2017 een eerste betaling van

€ 125,-- moest zijn voldaan. Na ontvangst van de betaling zou de geplande verkoop op 12 januari 2017 worden verplaatst naar 26 januari 2017. Indien uiterlijk op 16 januari 2017 een tweede betaling van € 125,-- zou zijn voldaan, zou de verkoop geannuleerd worden.

-          Bij e-mail van 6 januari 2017 heeft klager medegedeeld dat hij zich tot de schuldhulpverlening heeft gewend en heeft hij verzocht om af te zien van de aangekondigde executieverkoop op 12 januari 2017.

-          De gerechtsdeurwaarder heeft hierop aangegeven dat hij zonder betaling geen uitstel kan verlenen.

-          Klager heeft hierop op 6 januari 2017 een bedrag van € 125,-- voldaan, waarna de gerechtsdeurwaarder de geplande verkoop op 12 januari 2017 heeft

gecanceld.

-          Bij e-mail van 20 januari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de executieverkoop op 26 januari 2017 zal doorgaan, wegens het uitblijven van een tweede betaling voor 16 januari 2017.

-          Klager heeft hier bij e-mail van diezelfde datum op gereageerd en vervolgens (alsnog) een betaling van € 125,-- verricht.

-          Bij e-mail van 23 januari 2017 heeft klager een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend.

-          Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 24 januari 2017 gereageerd

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder oneigenlijke druk heeft uitgeoefend door telefonisch en per e-mail te dreigen met executieverkoop, terwijl hij helemaal niet voornemens was tot executoriale verkoop over te gaan. De gestelde verkoop voor 26 januari 2017 is ook niet aangezegd en hiertoe zijn evenmin biljetten aangeslagen. Bovendien was de gerechtsdeurwaarder niet bevoegd de inboedel te verkopen, nu reeds eerder beslag op de roerende zaken is gelegd door een andere gerechtsdeurwaarder en alleen de oudste beslaglegger tot verkoop mag overgaan.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

5.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klager kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.3 De gerechtsdeurwaarder ontkent in zijn verweerschrift uitdrukkelijk dat er geen intentie aanwezig was om de in beslag genomen roerende zaken op 26 januari 2016 te verkopen. De gerechtsdeurwaarder stelt in zijn verweerschrift dat hij, nadat tijdige betaling van klager is uitgebleven, op 20 januari 2017de aanzegging om tot de verkoop op 26 januari 2017 over te gaan en de aanplakking intern gereed heeft gemaakt en de genoemde stukken op 24 januari 2017 wilde uitbrengen. Tijdens de route heeft de gerechtsdeurwaarder echter geconstateerd dat hij niet aan de in artikel 465 Rv genoemde termijn kon voldoen. De gerechtsdeurwaarder is er tijdens de route tevens van op de hoogte gebracht dat klager de overeengekomen betaling van € 125,-- alsnog op 23 januari 2017 heeft voldaan. Gelet op voorgaande heeft het aanslaan van het aanplakbiljet en de aanzegging dan ook niet plaatsgevonden. De voorzitter ziet geen reden aan het in het verweerschrift opgenomen standpunt van de gerechtsdeurwaarder te twijfelen. Niet vastgesteld kan worden dat de intentie om tot openbare verkoop op 26 januari 2017 over te gaan niet aanwezig was en dat sprake is geweest van oneigenlijke druk. De klacht dient dan ook als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

5.4 De stelling van klager dat reeds eerder beslag op de roerende zaken van

[   ] is gelegd is niet nader onderbouwd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.5 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder zelf het bewijs heeft geleverd (in zijn verweerschrift) dat hij niet van plan was om de aanslagbiljet te plakken en tot verkoping over te gaande verkoping. Het aanplakbiljet is achteraf gefabriceerd. Er is wel degelijk oneigenlijke druk toegepast door de gerechtsdeurwaarder.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.