ECLI:NL:TGDKG:2018:241 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/639218 / DW RK 17/1165

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:241
Datum uitspraak: 29-05-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/639218 / DW RK 17/1165
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarders dat zij hebben gehandeld in strijd met hun ambtseed en de artikelen 430 lid 3 en 439 lid 3 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en misbruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid om te executeren. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter op dit punt eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 3

Beslissing van 29 mei 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 14 november 2017 met zaaknummer C/13/636886 / DW RK 17/1025 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/639218 / DW RK 17/1165 ingesteld door:

1. [   ],

2. [   ],

wonende te [   ],

klagers,

tegen:

1. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

2. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 11 oktober 2017 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders. Bij aangehechte brief met bijlagen ingekomen op 20 oktober 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 14 november 2017 heeft de voorzitter de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 november 2017. Bij brief, ingekomen op 23 november 2017, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2018 alwaar klagers en de (een van de) gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Daarnaast hebben klagers eveneens pleitaantekeningen overgelegd. De uitspraak is bepaald op 29 mei 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Tussen klager en zijn wederpartij is in kort geding geprocedeerd voor de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch en in hoger beroep voor het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De verschillende procedures hebben o.a. geleid tot een vonnis van 31 januari 2012 en twee arresten van 28 mei 2013. Voor zover het vonnis van 31 januari 2012 in hoger beroep niet is vernietigd is het tegen klager geëxecuteerd en ten laste van klager is wegens verbeurde dwangsommen beslag gelegd onder het ABP. De inning van de beslagen gelden is op of omstreeks 26 augustus 2013 overgenomen door het kantoor van de gerechtsdeurwaarders.

b)     Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2016 is onder meer een vordering van klager tot opheffing van het beslag afgewezen.

c)     In kort geding heeft klager gevorderd dat het beslag zal worden opgeheven of wordt opgeschort. Bij vonnis 19 oktober 2016 is de vordering afgewezen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarders dat deze, als opvolgers van gerechtsdeurwaarder [   ] , hebben gehandeld in strijd met hun ambtseed en de artikelen 430 lid 3 en 439 lid 3 Rv. Zij hebben bij de executie misbruik gemaakt van hun bevoegdheid. De executie is zonder enige controle aan hun zijde klakkeloos overgenomen en voorgezet. Hiermee hebben de gerechtsdeurwaarders klagers onheus bejegend en er is sprake is van minachting van de wet.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

Bij beslissing van 8 september 2017 (zaaknummer C/13/625179 DW RK 17/250) is het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter van 21 februari 2017 (zaaknummer C/13/625179 DW RK 16/995) ongegrond verklaard.

In verzet is overwogen: “Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van nieuwe feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dat die vervat in de beslissing van de voorzitter. Eventueel nieuwe klachtonderdelen kunnen niet voor het eerst in verzet aan de orde worden gesteld. De beslissing van de voorzitter is juist. Klagers hebben wederom in hun verzet geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die nog niet eerder aan de Kamer waren voorgelegd en die een ander licht op de zaak kunnen werpen. Zoals vaker is overwogen betreffen de klachten van klagers verder een executiegeschil waarover de gewone rechter dient te oordelen.”.

Klagers hebben een (nieuwe) klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders inzake de niet behandelde, dan wel volledig geëcarteerde klachtelementen, die geen weerslag hebben gevonden in de beslissing van de Kamer in verzet van 8 september 2017. Volgens klagers heeft de Kamer het verzetschrift niet in volle omvang behandeld. Recente klachtelementen hebben geen enkele weerklank gevonden.

De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk is. De klacht bevat een herhaling van de onderwerpen uit reeds eerder gevoerde procedures.

De voorzitter is van oordeel dat klagers het niet eens zijn met de beslissing op verzet en daarom kennelijk de onderhavige klacht hebben ingediend. Naar het oordeel van de voorzitter bedoelen zij daarmee in feite een rechtsmiddel in te stellen tegen de beslissing op het verzet. Tegen een dergelijke beslissing in verzet staat krachtens de wet echter geen rechtsmiddel open. De klacht is daarom niet-ontvankelijk.

Klagers hebben nog opgemerkt dat de inhoudelijke behandeling van een verzetschrift niet kan worden beperkt tot de constatering dat er geen nieuwe elementen zijn. Juist de feiten en omstandigheden die een nieuw licht op de zaak kunnen werpen, dienen volgens klagers als klachtelementen te worden beoordeeld. Volgens klagers heeft de Kamer dit nagelaten. De wijze waarop de beslissing in verzet is geformuleerd, betekent echter niet dat de Kamer niet alle aspecten van het verzet in het oordeel betrokken zou hebben.

Hetgeen klagers verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

6. De gronden van het verzet

Klagers zijn het niet eens met de beslissing van de voorzitter.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter. In tegenstelling tot de overtuiging van klagers kunnen eventueel nieuwe klachtonderdelen niet voor het eerst in verzet aan de orde worden gesteld. De beslissing van de voorzitter is juist. Klagers hebben wederom in hun verzet geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht die nog niet eerder aan de Kamer waren voorgelegd en die een ander licht op de zaak kunnen werpen. Zoals vaker is overwogen betreffen de klachten van klagers verder een executiegeschil waarover de gewone rechter dient te oordelen. 

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.