ECLI:NL:TGDKG:2018:240 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/636094 / DW RK 17/969

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:240
Datum uitspraak: 29-05-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/636094 / DW RK 17/969
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder o.a. dat hij een nietig beslag aan hem heeft betekend en dat de nakosten buiten proportioneel zijn. Nu klager volstaat met enkele niet nader onderbouwde stellingen is dit onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 mei 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 12 september 2017 met zaaknummer C/13/621100 / DW RK 16/1392 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/636094 / DW RK 17/969 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 27 december 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen 9 januari 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 12 september 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 september 2017. Bij brief, ingekomen op 26 september 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2018. Zowel klager als de gerechtsdeurwaarder zijn niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 29 mei 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Op 8 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag ten laste van klager gelegd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a)     het beslag van 8 augustus 2014 nietig is, omdat zijn woonplaats niet genoemd is het beslag niet binnen acht dagen aan hem is betekend;

b)     in het beslag van 8 augustus 2014 een niet verbeurde dwangsom van 9 januari 2014 is opgenomen;

c)     de nakosten niet in verhouding staan met de gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder;

d)     alle beteken- en bevelkosten ten onrechte in rekening worden gebracht.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de gerechtsdeurwaarder zich in het verweerschrift uitdrukkelijk op het standpunt dat de woonplaats van klager correct in het betreffende beslag is vermeld en het beslag tevens tijdig en correct is betekend. Nu klager volstaat met enkele niet nader onderbouwde stellingen die onvoldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen, dient de klacht op dit onderdeel als ongegrond te worden afgewezen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat het niet aan de gerechtsdeurwaarder is die bepaalt of er dwangsommen verbeurd zijn, maar aan zijn opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder mocht de opgave zonder nader onderzoek aannemen. Of door klager al dan geen dwangsommen zijn verbeurd, is niet aan het oordeel van de Kamer onderworpen. Dat is voorbehouden aan de gewone rechter.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder nakosten mag berekenen indien klager in proceskosten is veroordeeld. Indien vervolgens bij een (eventuele) executie een geschil ontstaat over de hoogte van de nakosten, dan dienen de nakosten door de gewone rechter te worden begroot. De klacht stuit hierop af.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat de met de betekening van de diverse ambtshandelingen gepaard gaande kosten berusten op door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder andere of hogere kosten in rekening heeft gebracht. Het in rekening brengen van deze kosten is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de wettelijke termijn van 8 dagen voor de betekening van het beslagexploot ruim was verstreken en dat de dwangsom nooit is aangezegd (of nagemeld). Bovendien kan het vermeende verbeurde bedrag, gelet op het vonnis, onmogelijk juist zijn.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen. De door klager overgelegde stukken maken dit niet anders.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.