ECLI:NL:TGDKG:2018:239 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/635742 / DW RK 17/945

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:239
Datum uitspraak: 29-05-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/635742 / DW RK 17/945
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Een klacht ten aanzien van onheuse bejegening van de gerechtsdeurwaarder. Nu klager zijn stelling niet nader heeft kunnen concretiseren en de gerechtsdeurwaarder volhardt in zijn betwisting, kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 mei 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 12 september 2017 met zaaknummer C/13/621102 DW RK 16/1394 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/635742 / DW RK 17/945 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde

gemachtigde: mr. [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 27 december 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen (medewerkers van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen 2 januari 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is aangevuld bij brief, ingekomen op 2 januari 2017. Bij beslissing van 12 september 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 september 2017. Bij brief, ingekomen op 19 september 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2018 alwaar klager, diens partner en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 29 mei 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder is belast met een vordering van Tele2 B.V. ten laste van klager.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager stelt dat hij bij Tele2 alles heeft betaald en zijn abonnement op de juiste wijze heeft opgezegd en dat de gerechtsdeurwaarder hem en zijn vrouw desondanks onheus bejegent en bedreigt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een medewerker van een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klager kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van de bezwaren van klager tegen de vordering overweegt de voorzitter dat klager zich hiertoe tot de gewone rechter dient te wenden. Het is niet aan de tuchtrechter om inhoudelijk in te gaan op de bezwaren van klager tegen de vordering. Ten aanzien van de (gestelde) onheuse bejegening door de gerechtsdeurwaarder geldt het volgende. De gerechtsdeurwaarder heeft het gestelde met betrekking tot de onheuse bejegening uitdrukkelijk ontkend. Nu klager niet nader heeft onderbouwd waaruit de bejegening en bedreigingen heeft bestaan, kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Indien klager bedoelt dat de door de gerechtsdeurwaarder verzonden brieven met een gestelde betalingstermijn en de aankondiging van rechtsmaatregelen dreigend zijn overgekomen, overweegt de voorzitter dat dit niet te voorkomen is. Dit soort brieven moet immers een termijnstelling bevatten zodat, als een reactie uitblijft, op enig moment de behandeling van de zaak kan worden voortgezet en de voorgestelde maatregelen rechtsgeldig kunnen worden genomen. Niet gezegd kan worden dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.4 Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding dient klager zich te wenden tot de civiele rechter. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij nooit een bericht heeft gehad van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van de vordering en dat de gerechtsdeurwaarder zijn vrouw met de dood zou hebben bedreigd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Klager heeft ter zitting verklaard dat de gerechtsdeurwaarder doodsbedreigingen zou hebben geuit met de woorden “we komen u opzoeken”. De gerechtsdeurwaarder heeft het gestelde met betrekking tot de onheuse bejegening bij zijn verweerschrift van 2 januari 2017 al eerder uitdrukkelijk ontkend en ook nu ontkent de gerechtsdeurwaarder doodsbedreigingen te hebben geuit. Dat er woorden van gelijke strekking zijn gebruikt om met klager richting een oplossing te werken sluit de gerechtsdeurwaarder niet uit, maar het middel van bedreiging is nooit een manier hij debiteuren beweegt tot betaling. Nu klager zijn stelling niet nader heeft kunnen concretiseren en de gerechtsdeurwaarder volhardt in zijn betwisting, kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft.

7.2 Voor het overige hebben de door klager in verzet aangevoerde gronden naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht geworpen op de klacht waarop door de voorzitter is beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist, zodat het verzet, ongegrond dient te worden verklaard.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.