ECLI:NL:TGDKG:2018:238 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/633276 / DW RK 17/771

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:238
Datum uitspraak: 29-05-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/633276 / DW RK 17/771
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij de vordering verhoogd hebben ten opzichte van het oorspronkelijke bedrag. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 mei 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 18 juli 2017 met zaaknummer C/13/619546 / DW RK 16/1278 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/633276 / DW RK 17/771 ingesteld door:

[   ],

wonende te Zaandam,

klager,

tegen:

1. [   ], [   ] en [   ],

gerechtsdeurwaarders te [   ],

2. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief ingekomen op 30 november 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders. Bij brief met bijlagen ingekomen op 19 december 2016 heeft klager nog stukken toegezonden. Bij brief met bijlagen ingekomen op 27 december 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 19 januari 2017, hebben de gerechtsdeurwaarders een aanvullend verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 18 juli 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 18 juli 2017. Bij brief, ingekomen op 28 juli 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarders hebben schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2018 alwaar klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 29 mei 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-        Klager is op 25 november 2015 gedagvaard voor de rechter te verschijnen tegen de zitting van 10 december 2015. Op 12 april 2016 heeft in die zaak een comparitie na antwoord plaatsgevonden.

-        Klager is bij vonnis van 9 juni 2016 door de kantonrechter te Zaanstad veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 483,77 vermeerderd met de wettelijke rente en is klager in de proceskosten veroordeeld.

-        Bij brief van 16 juni 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders klager aangeschreven tot betaling van de op grond van voormeld vonnis verschuldigde bedragen.

-        Een brief van klager van 21 juni 2016 is door de gerechtsdeurwaarders beantwoord bij brief van 29 juni 2016.

-        Op 30 augustus 2016 heeft klager een bedrag van € 483,77 voldaan aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders.

-        Bij brief van 12 september 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd op een brief van klager van 22 augustus 2017 aan hem en een brief van klager van 12 augustus 2016 aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders.

-        Op 24 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder sub 2 ten laste van klager beslag gelegd op zijn bankrekening.

-        Nadat de gerechtsdeurwaarders op de hoogte waren gesteld van de door klager aan de opdrachtgever voldane hoofdsom van € 483,77 is dat bedrag in mindering gebracht op het door klager verschuldigde bedrag. Klager is daarvan bij brief van 18 januari 2017 op de hoogte gesteld.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders een vordering bij hem in te dienen van € 840 euro. Klager heeft een betalingsvoorstel gedaan van € 300,00, maar dan moet dit wel voor de rechtszaak zijn rondgekomen. Op het voorstel is niet gereageerd. De rechtszaak ging door. Door een misverstand is klager op het verkeerde tijdstip verschenen en was niet bij de zitting aanwezig. Ter zitting is de vordering verminderd naar € 471,00. Als dit eerder aan klager bekend was gemaakt, dan was hij er wel met de gerechtsdeurwaarders uitgekomen, maar er werd niet gereageerd. Klager heeft toen het bedrag aan de eisende partij voldaan. Aan de

gerechtsdeurwaarders is meerdere keren medegedeeld dat klager in een kostendelers norm uitkering zit en dat dit te laag is om beslag op te leggen. Toch hebben de gerechtsdeurwaarders beslag gelegd op een rekening die al jaren niet meer gebruikt werd. Op die rekening stond een bedrag van € 0,02. De bank brengt klager voor het beslag een bedrag van € 70,00 in rekening. Klager heeft contact met de bank gehad. Er is geen beslag gelegd want de € 0,02 cent kon klager gewoon naar zijn betaal rekening overmaken. De bank hanteert als regel dat als het bedrag waarop beslag wordt gelegd, kleiner is dan de kosten die de bank daarvoor in rekening brengt, het beslag niet wordt uitgekeerd. De bank heeft klager nu € 70,00 in rekening gebracht en de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 69,18 en € 167,29. = € 306,47. De totale vordering waarvoor klager is aangeschreven bedraagt € 1151,29. Klager heeft echter al een bedrag van € 483,77 aan de eisende partij betaald.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De klacht is gericht tegen Van Arkel wat de naam is van het gerechtsdeurwaarderskantoor. Een klacht tegen een kantoor is op grond van de wet niet mogelijk. Op grond van rechtspraak dient de tuchtrechter vervolgens zelf te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het kantoor de klacht zich richt. De klacht is deels gericht op het niet reageren op een betalingsvoorstel en deels op gelegde bankbeslag. Het dossier is blijkens de stukken in behandeling op het kantoor van Arkel te Breda. De daaraan verbonden gerechtsdeurwaarders worden als beklaagden aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beslissing al rekening gehouden. Het beslag is gelegd door de in aanhef van deze beslissing onder 3 vermelde gerechtsdeurwaarder. Hij wordt daarom mede als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De voorzitter overweegt dat hetgeen door klager in de klacht wordt beschreven niet stookt met de feiten. Zijn op 16 maart 2016 aan de eisende partij gerichte betalingsvoorstel van

€ 300,00 tegen kwijtschelding van de rest werd gedaan op een moment dat de kosten voor de procedure al waren gemaakt. Immers de zaak was voor de eerste keer bij de rechtbank aanhangig op 10 december 2015. Klager heeft bij antwoord verweer gevoerd tegen de vordering waarna bij tussenvonnis van 24 december 2015 een comparitie is gelast tegen 12 april 2016. Klager was daar door een misverstand van zijn kant niet aanwezig maar heeft blijkens het vonnis wel schriftelijk gereageerd op het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.3 Het is ook niet aan klager voorwaarden te stellen aan een betalingsregeling, maar aan de schuldeiser. Er is op voorstel van klager ook een regeling tot stand gekomen, door klager een regeling onder dwang bestempeld. Bij brief van 22 augustus 2016 heeft klager de gerechtsdeurwaarder echter medegedeeld dat zijn betalingsvoorstel kwam te vervallen. Het beslag is gelegd omdat klager het bedrag dat hij verschuldigd was niet heeft voldaan. Dat er beslag is gelegd op een oude rekening waarop een bedrag van € 0,02 stond kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. Die stelt terecht dat hij vanwege het bankgeheim bij de bank niet kan informeren welk bedrag op de rekening staat. De bank geeft hier geen informatie over. Anders dan klager meent is er wel degelijk beslag gelegd maar het beslag heeft vanwege de afschrijving van het door de bank aan klager in rekening gebrachte bedrag geen doel getroffen. Het door de bank aan klager in rekening gebrachte bedrag voor het beslag berustte volgens de brief van de bank aan klager op de algemene bankvoorwaarden. Dat is iets tussen klager en de bank en de gerechtsdeurwaarder staat daar buiten.

4.4 De in de brieven van klager aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder en aan de DAS rechtsbijstand gerichte verwijten behoeven in het kader van het tuchtrecht - dat slechts ziet op het handelen van de gerechtsdeurwaarder- geen bespreking

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat er sprake is van oplichting door de gerechtsdeurwaarder, omdat de gerechtsdeurwaarder een vordering heeft aangebracht dat het dubbele was van het werkelijke bedrag. Daarnaast moet de gerechtsdeurwaarder geweten hebben dat er maar 0,02 cent op de bankrekening van klager was en heeft desondanks toch beslag gelegd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.