ECLI:NL:TGDKG:2018:237 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/625321 / DW RK 17/259

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:237
Datum uitspraak: 29-05-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/625321 / DW RK 17/259
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager stelt dat er sprake is van bedreiging, machtsmisbruik, het ontnemen van zijn recht op rechtsbijstand en het onjuist berekenen van de beslagvrije voet door de gerechtsdeurwaarder. De kamer komt niet tot een andere beschouwing dan vervat in de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 mei 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 28 februari 2017 met zaaknummer C/13/607326 DW RK 16/432 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/625321 / DW RK 17/259 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. M. [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 29 april 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehecht verweerschrift, ingekomen op 2 juni 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 28 februari 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 28 februari 2017. Per e-mail, ingekomen op 12 maart 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2018 alwaar klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 29 mei 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een arrest waarbij kla­ger

is veroordeeld tot betaling van een geldsom.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)     hem fysiek heeft bedreigd na de vorige zitting bij de Kamer voor Gerechts­deur­waarders;

b)                 zijn macht misbruikt door beslaglegging door te zetten terwijl klager heeft aange­toond dat de kosten niet zouden opwegen tegen de baten;

c)     hem zijn recht op rechtsbijstand ontneemt door indiening van een klacht bij de Orde van Advocaten;

d)     in het verleden de beslagvrije voet onjuist heeft vastgesteld, met financiële proble­men en hoge kosten tot gevolg.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

5.1. Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. Dat is niet het geval en zal in het navolgende per klachtonderdeel nader worden toegelicht.

5.2. Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat de gerechts­deur­waar­der het standpunt van klager uitdrukkelijk heeft betwist. Nu klager zijn stand­punt niet nader heeft onderbouwd en ook niet aannemelijk is dat klager, tegen­over deze betwisting, zijn stelling op dit punt nader zal kunnen onderbouwen, kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Enig klacht­waardig handelen op dit punt kan niet worden vastgesteld.

5.3. Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat ten aanzien van de proportionaliteit van het gelegde beslag geldt dat de beslaglegger aansprake­lijk kan zijn voor de gevolgen van een beslag omdat het beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, lichtvaardig is gelegd of onnodig is gehandhaafd. Dat moet echter worden beantwoord aan de hand van criteria die gelden voor misbruik van recht en aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de debiteur door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen. Het is echter niet aan de tuchtrechter om hierover een oordeel te geven maar aan de gewone rechter. De klacht van klager stuit hierop af.

5.4. Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat klager welis­waar stelt dat de gerechtsdeurwaarder hem zijn recht op rechtsbijstand ontneemt, maar dat dit nergens uit blijkt. Het staat de gerechtsdeurwaarder vrij om de handelwijze van de advocaat van klager door middel van indiening van een klacht bij de Orde van Advocaten te laten toetsen. Dat is geen ontneming van recht op rechtsbijstand noch tuchtrechtelijk laak­baar.

5.5. Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat klager hierover reeds heeft geklaagd, zodat hij aangaande dit klachtonder­deel niet-ontvankelijk is.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij vierkant staat achter datgene hij in de oorspronkelijke klacht heeft aangevoerd en dat (door de voorzitter) geen recht is gedaan aan zijn beklag.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. C.A. van Dijk en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.