ECLI:NL:TGDKG:2018:235 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 641845

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:235
Datum uitspraak: 07-12-2018
Datum publicatie: 29-03-2019
Zaaknummer(s): 641845
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Dat een advocaat een onjuiste opdracht aan de gerechtsdeurwaarder heeft gegeven, en daarvoor disciplinair berispt is leidt niet tot de conclusie dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar handelt door die opdracht uit te voeren en een beschikking te betekenen, die niet meer geldig is.   

Beslissing van 7 december 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 9 januari 2018 met zaaknummer C/13/626206 DW RK 17/333 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/641845 / DW RK 18/26 ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brieven met bijlagen, ingekomen op 28 maart 2017 en 5 april 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 26 april 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 9 januari 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 9 januari 2018. Bij brief, ingekomen op 16 januari 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 december 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          tussen klager en zijn ex-echtgenote zijn in een beschikking van 21 januari 1999 voorlopige voorzieningen getroffen door de rechtbank ’s-Gravenhage;

-          op 19 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de grosse van de beschikking van 21 januari 1999 betekend;

-          op 13 juni 2016 heeft het Hof van Disclipline de uitspraak van 14 december 2015 van de Raad van Discipline bevestigd, waarbij een klacht gegrond is verklaard en de raadsman van de ex-echtgenote van klager is berispt vanwege het laten betekenen van de beschikking van 21 januari 1999;

-          op 24 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op een door klager ingediende klacht.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder een beschikking heeft betekend die niet meer geldig is. Op 21 januari 1999 heeft de rechtbank een uitspraak in voorlopige voorzieningen gedaan. In 2000, 2010 en 2011 is de uitspraak in voorlopige voorziening herroepen en de kinderalimentatie is op nihil gesteld. De gerechtsdeurwaarder gaat door met het executeren van de beschikking uit 1999 en heeft executoriaal derdenbeslag gelegd op de bankrekening van klager. De beschikking uit 1999 is niet meer geldig. De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, te weten [..], is door het Hof van Discipline veroordeeld voor het executeren van de beschikking uit 1999. Desondanks gaat de gerechtsdeurwaarder gewoon door.

De gerechtsdeurwaarder handelt namens de moeder van [..] (de zoon van klager), terwijl de zoon meerderjarig is. De zoon dient een tegemoetkoming in onderhoud en studie aan klager te vragen. Uit stukken blijkt dat hij daar geen recht op heeft omdat hij voldoende inkomsten had. Voorts is komen vast te staan dat de vordering is verjaard. De verjaring is niet gestuit aangezien de gerechtsdeurwaarder niet de zoon heeft vertegenwoordigd. Inmiddels is gebleken dat [..] geen advocaat meer is. Het is niet duidelijk namens wie de gerechtsdeurwaarder optreedt, nu de ex-echtgenote van klager geen advocaat meer heeft.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1. De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor, hetgeen op grond van de wet niet mogelijk is. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) wordt de aan het kantoor van BoitenLuhrs verbonden gerechtsdeurwaarder die heeft aangevoerd verantwoordelijk te zijn voor het dossier van klager als beklaagde aangemerkt.

4.2 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Klager heeft bij zijn eerder ingediende klacht, waarin op 15 december 2015 is beslist, reeds geklaagd over de ten uitvoerlegging van de executoriale titel. Deze klacht is ongegrond verklaard en klager is daartegen niet in verzet gegaan. Voorzover de onderhavige klacht zich opnieuw richt tegen de ten uitvoerlegging van een executoriale titel is de klacht niet ontvankelijk.

4.4 Wel is inmiddels gebleken dat de raadsman van de wederpartij van klager een berisping heeft gekregen voor het laten betekenen van een beschikking van de voorlopige voorziening in een zaak waar de echtscheiding reeds was uitgesproken. De gerechtsdeurwaarder heeft echter in opdracht van die raadsman deze beschikking betekend aan klager. Dat de opdracht niet juist was, wil niet zeggen dat de gerechtsdeurwaarder door die opdracht uit te voeren tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De gerechtsdeurwaarder heeft immers een ministerieplicht op grond waarvan hij verplicht is de opdrachten die hij krijgt, uit te voeren. Dat de gerechtsdeurwaarder wist of moest weten dat hij een opdracht kreeg die niet in overeenstemming was met de meest recente beslissing(en) tussen partijen, is gesteld noch gebleken. Klager heeft vernomen dat [..] geen advocaat meer is en vraagt zich af namens wie de gerechtsdeurwaarder optreedt. De gerechtsdeurwaarder kan optreden namens natuurlijke personen ook als zij niet worden vertegenwoordigd door een advocaat. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.

De beslissing is genomen met de verkeerde vooronderstellingen. Van een deurwaarder mag verwacht worden, dat deze de wet goed kent en hiervan voldoende op de hoogte is. Dit betekent dan ook dat een deurwaarder op grond hiervan nooit een vonnis mag betekenen dat niet meer rechtsgeldig is en daardoor zijn kracht heeft verloren. Dit heeft de gerechtsdeurwaarder wel gedaan. Gerechtsdeurwaarder [..] was in overtreding en daarvoor moet hij een straf krijgen.

Ook blijft staan, dat de gerechtsdeurwaarder de verkeerde persoon heeft

vertegenwoordigd, te weten de moeder van [..], dit terwijl [..] meerderjarig is. De gerechtsdeurwaarder zal dan ook zijn cliënt dienen te wijzigen in [..]t. Indien hij dit nalaat, dan heeft de gerechtsdeurwaarder geen rechtsgeldige titel, simpelweg omdat hij de verkeerde persoon vertegenwoordigt. Dit betekent dat de eventuele vordering is verjaard, omdat een verjaringstermijn geldt van vijf jaren. Deze zijn inmiddels ruim verstreken.

Ook kan nog steeds gesteld worden dat [..] werk had en daardoor in zijn eigen onderhoud kon voorzien.

Inmiddels is door de Raad van Discipline en het Hof van Discipline ook bevonden, dat het vonnis uit 1999 niet betekend had mogen worden. De gerechtsdeurwaarder heeft ook hierdoor een rechtsgeldige titel verloren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W.M. de Vries en M.J.C. van Leeuwen, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.