ECLI:NL:TGDKG:2018:229 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 639421

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:229
Datum uitspraak: 26-10-2018
Datum publicatie: 05-03-2019
Zaaknummer(s): 639421
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Ministerieplicht.

Beslissing van 26 oktober 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 14 november 2017 met zaaknummer C/13/625182 / DW RK 17/252 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/639421 / DW RK 17/1168 ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 8 maart 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 10 april 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 14 november 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 november 2017. Bij brief, ingekomen op 24 november 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 september 2018. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Ook de gerechtsdeurwaarder heeft meegedeeld niet te zullen verschijnen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 oktober 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a) De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van twee door het CJIB tegen

klager uitgevaardigde dwangbevelen.

b) Bij brief van 27 februari 2017 heeft hij beslag roerende zaken aan klager

aangekondigd.

4. De oorspronkelijke klacht

Volgens klager houdt de gerechtsdeurwaarder geen rekening met zijn moeilijke

persoonlijke omstandigheden. Klager wordt al zeven jaar geconfronteerd met allerlei

beslagen. Hij doet zijn uiterste best om aan een oplossing voor de problemen te

werken, maar is erg ontstemd over de toon en inhoud van de brief van de

gerechtsdeurwaarder.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn

gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd

gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd

in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde

opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in

strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig

handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter

beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk

verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Dat geval doet zich hier niet voor. Niet gebleken is dat het standpunt dat de ge

rechtsdeurwaarder heeft ingenomen en zijn daarop gebaseerde handelingen in strijd

zijn met de tuchtrechtelijke norm. Een gerechtsdeurwaarder heeft ministerieplicht.

Dat betekent dat als aan hem de executie van zoals in dit geval een dwangbevel

wordt opgedragen, hij in beginsel aan die opdracht gehoor moet geven. Een ge-

rechtsdeurwaarder kan daarbij geen onderscheid maken als er grote (financiële) pro-

blemen bestaan bij de schuldenaar. Hoe moeilijk die omstandigheden ook kunnen

zijn. In dit geval zijn de dwangbevelen betekend en niet voldaan. In zo’n geval moet

de gerechtsdeurwaarder de executie dus voortzetten en meestal betekent dit dat er

beslag wordt gelegd. Wellicht is het mogelijk om voor deze schuld een betalingsrege-

ling te treffen. Daarvoor kan klager zich tot de gerechtsdeurwaarder wenden

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat zijn klacht niet zo zeer was gericht tegen het geen rekening houden met zijn financiële omstandigheden. Zijn klacht betreft het gebukt gaan onder een zeven jaren lang beslag op zijn inkomen. Dit beslag is genoegzaam bekend bij alle relevante instanties, het getuigt dan ook van weinig maatschappelijke verantwoordelijkheid om willens en wetens extra kosten te maken ten laste van klager. Een dergelijk eigen verdienmodel is pervers en past in zijn geheel niet in de zorg die een deurwaarder aan de dag moet leggen. De deurwaarder kan dan wel geen tuchtrechtelijke norm hebben overschreden maar heeft de maatschappelijke- en fatsoensnorm zo ongeveer vertrapt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. W.M. de Vries en M.W. de Ruijter, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.