ECLI:NL:TGDKG:2018:222 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/643676 / DW RK 18/98
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2018:222 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2018 |
Datum publicatie: | 25-02-2019 |
Zaaknummer(s): | C/13/643676 / DW RK 18/98 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij wordt gedwongen een bedrag te betalen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 20 november 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 februari 2018 met zaaknummer C/13/627999 / DW RK 17/462 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/643676 / DW RK 18/98 (BD/FK) ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 1 mei 2017, aangevuld op 26 juni 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief ingekomen op 9 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 13 februari 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 februari 2018. Bij op 20 februari 2018 ingekomen brief heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld op de openbare zitting van 9 oktober 2018. Verschenen is de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 20 november 2018.
1. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
2. De feiten
De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.
3. De oorspronkelijke klacht
In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij wordt gedwongen een dertiende maand zorgpremie te betalen. De gerechtsdeurwaarder handelt niet correct en is slechts gericht op het afmaken van een kans-/en weerloos persoon. De gerechtsdeurwaarder maakt zich schuldig aan zware bedreiging door een betaaldictaat te sturen: geld of de kogel.
4. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat het een klacht betreft ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging daarvan. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geƫigende weg.
5. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat de klacht een premietermijn betreft die reeds is betaald. Daarvan is ook de gerechtsdeurwaarder op de hoogte. De gerechtsdeurwaarder blijft klager echter intimideren en bedreigen. Klager stelt dat tijdens de zitting bij de rechter uitdrukkelijk is vastgesteld dat de maandtermijnen zijn voldaan met vermelding van verzekering-, maandnummer en jaar. Een brief met een betalingsregeling is slechts een stok om de hond te slaan. De in de beslissing van de voorzitter genoemde feiten en omstandigheden betreffen niet de klacht. De klacht gaat erover dat door de gerechtsdeurwaarder een dubbele betaling van twee maandtermijnen opeist. Dat is de reden dat klager verzet heeft ingesteld. Een vergelijking van de afhandelingstermijn van de klacht met de termijn waarbinnen verzet moet worden ingesteld, levert een typisch voorbeeld op van meten met twee maten.
6. De beoordeling van de gronden van het verzet
6.1 De kamer overweegt dat klager zijn stelling dat sprake is van een dubbele premietermijn zowel in de inleidende klacht als in verzet niet heeft onderbouwd. De in verzet aangevoerde stelling dat er bij de rechter is vastgesteld dat de maandtermijnen door klager waren voldaan, verhoudt zich niet met het door de gerechtsdeurwaarder onbetwist gevoerde verweer dat de vordering in hoofdsom is toegewezen. De kamer is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren dan ook geen nieuwe gezichtspunten op. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend voorzitter, mr. E. Diepraam en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.