ECLI:NL:TGDKG:2018:21 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 305.2017

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:21
Datum uitspraak: 06-03-2018
Datum publicatie: 26-03-2018
Zaaknummer(s): 305.2017
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager stelt onbeschoft te woord te zijn gestaan en dat de gerechtsdeurwaarder het verzoek van klager heeft geweigerd om een zaak voor hem te doen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 3

Beslissing van 6 maart 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 14 maart 2017 met zaaknummer C/13/611055 DW RK 16/681 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/625828 / DW RK 17/305 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 29 juni 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 18 juli 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 14 maart 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 maart 2017. Bij brief ingekomen op 21 maart 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 januari 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 maart 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Op 4 mei 2016 heeft klager telefonisch contact gezocht met de gerechtsdeurwaarder om te bezien of hij een offerte kon maken voor een executoriale veiling van een tweetal eerder in beslag genomen goederen.

- Klager heeft vervolgens per e-mail een aantal stukken aan de gerechtsdeurwaarder verzonden.

- Na een aantal mailwisselingen heeft klager op 12 mei 2016 alle relevante stukken aan de gerechtsdeurwaarder verzonden en verzocht om nadere uitleg met betrekking tot de kosten.

- De gerechtsdeurwaarder heeft hierop de algemene voorwaarden aan klager verzonden en klager tevens gewezen op het kostenrisico.

- Op 19 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager telefonisch benaderd om duidelijkheid te verkrijgen of hij de zaak wel of niet in behandeling diende te nemen.

- Op 20 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder naar aanleiding van het akkoord van klager een dossier aangemaakt en klager een opdrachtbevestiging alsmede (nogmaals) de algemene voorwaarden toegezonden.

- Op 20 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een aanzegging van de openbare verkoop tegen 9 juni 2016 aan de tegenpartij betekend.

- Bij e-mailbericht van 24 mei 2016 van de advocaat van de tegenpartij is de gerechtsdeurwaarder ermee geconfronteerd dat er reeds een andere gerechtsdeurwaarder met de zaak bezig was. De gerechtsdeurwaarder heeft klager hierover op diezelfde dag telefonisch benaderd.

- Bij brief van 24 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een afrekeningsnota verzonden met de mededeling dat hij de zaak heeft gesloten.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a) hij meerdere malen onbeschoft te woord is gestaan door een van de “bazen” van de gerechtsdeurwaarder;

b) de gerechtsdeurwaarder op basis van verkeerde aannames een mening heeft gevormd en vervolgens heeft geweigerd in te gaan op klagers verzoek om een zaak te doen, maar wel een nota heeft verzonden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a stelt de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift dat alle gesprekken met klager zijn gevoerd door de heer [ ], de heer [ ] en mevrouw [ ] en betwist hij uitdrukkelijk dat klager met hem in persoon heeft gesproken. De voorzitter ziet geen aanleiding aan dit standpunt te twijfelen. Van een gerechtsdeurwaarder en justitiabelen mag worden verwacht dat zij communiceren op een wijze die in het algemeen als passend en fatsoenlijk mag worden beschouwd. De voorzitter volgt de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer dat het kan zijn dat klager de telefoongesprekken op 19 en 24 mei 2016, gelet op de strekking van de gesprekken, als onprettig heeft ervaren, maar overweegt dat klager niet nader heeft onderbouwd waaruit de onbeschofte wijze van te woord staan heeft bestaan. Niet kan worden vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder door de wijze waarop hier is gecommuniceerd de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt, dan wel het aanzien daarvan, heeft beschaamd of belemmerd. Enig klachtwaardig handelen op dit punt kan dan ook niet worden vastgesteld.

4.3 Uit de overgelegde producties en overigens niet in geschil is dat de gerechtsdeurwaarder werkzaamheden ten behoeve van klager heeft verricht. Nadat de gerechtsdeurwaarder een aanzegging van verkoop roerende zaken heeft betekend, is hij er door de advocaat van de tegenpartij van op de hoogte gebracht dat er op dat moment reeds een andere deurwaarder met de zaak bezig was. De gerechtsdeurwaarder heeft de zaak vervolgens gesloten, omdat het niet is toegestaan om met twee gerechtsdeurwaarders dezelfde zaak te executeren. Dat klager er kennelijk van uit is gegaan dat de andere gerechtsdeurwaarder was gestopt met zijn werkzaamheden, kan niet aan de onderhavige gerechtsdeurwaarder worden verweten. De voorzitter is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door een nota van zijn werkzaamheden aan klager te verzenden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager – samengevat – aangevoerd dat:

- er sprake zou zijn van vooringenomenheid van de Kamer nu deze ten onrechte uitgaat van het principe dat een deurwaarder zich eenvoudigweg aan artikel 34 (van de Gerechtsdeurwaarderswet) zal houden;

- de gerechtsdeurwaarder gefactureerd heeft terwijl er geen dossier is aangemaakt;

- er niet om een originele grosse is verzocht door de gerechtsdeurwaarder, want als dat zo was dan zou daar minimaal schriftelijk bewijs van moeten zijn;

- de gerechtsdeurwaarder direct afgaat op mededelingen van de advocaat van de wederpartij dat er nog een deurwaarder belast is met de vordering van klager.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. In rechtsoverweging 4.1. van de voorzittersbeslissing is het algemene toetsingskader in het tuchtrecht weergegeven en is niet geoordeeld over de onderhavige klacht. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Verder merkt de Kamer op dat zij niet kan oordelen over klachten over haar eigen functioneren, maar alleen over klachten aangaande gerechtsdeurwaarders.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. A. Sissing en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.