ECLI:NL:TGDKG:2018:107 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/626719 / DW RK 17/376

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:107
Datum uitspraak: 27-11-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/626719 / DW RK 17/376
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht betreft de beslagvrije voet, het telefonisch geven van andere informatie dan schriftelijk; het niet bereid zijn over te gaan tot (gedeeltelijke) kwijtschelding van schulden; het leggen van beslag tijdens onderhandelingen en het niet consequent beantwoorden van e-mailberichten. De kamer verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 november 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/626719 / DW RK 17/376 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 5 april 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders (hierna verder: de gerechtsdeurwaarder). Bij brief met bijlagen, ingekomen 10 mei 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 16 oktober 2018. Verschenen zijn klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Bij e-mail van 17 oktober 2018 zijn door klaagster nog stukken nagezonden. De uitspraak is bepaald op 27 november 2018.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Bij vonnis van 4 december 2014 van de kantonrechter te Gouda is klaagster veroordeeld tot betaling van een geldsom aan UPC (thans Ziggo Services). Dit vonnis is op 21 januari 2015 aan klaagster betekend.

b)     Bij vonnis van 25 juni 2015 is klaagster op een vordering van Tele2 door de kantonrechter te Gouda veroordeeld tot betaling van een geldsom. Dit vonnis is op 27 augustus 2015 aan klaagster betekend.

c)     Bij exploot van 25 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van UPC (Ziggo Services) ten laste van klaagster beslag gelegd onder de UWV op de uitkering van klaagster met toepassing van een beslagvrije voet.

d)     Bij exploot van 29 februari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van Tele2 ten laste van klaagster eveneens beslag gelegd onder de UWV op haar uitkering met toepassing van een beslagvrije voet.

e)     Op 14 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van Wood Investments B.V. aan klaagster betekend de bevoegdheid tot overgang van tenuitvoerlegging van een executoriale titel van 14 augustus 2014 op een ander. Het betreft een vonnis waarbij klaagster is veroordeeld tot het voldoen van een vordering van NUON Sales.

f)      Nadat klaagster op 6 oktober 2016 via haar boekhouder bezwaar had gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet en nadat op 19 oktober 2017 de verzochte bewijsstukken waren ontvangen, heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet op 26 oktober 2016 aangepast en doorgegeven aan klaagster en de UWV.

g)     Klaagster heeft bij e-mail van 3 januari 2017 aangeboden om een bedrag ter finale kwijting te betalen. Dit aanbod is door de gerechtsdeurwaarder op

4 januari 2017 geweigerd, waarvan klaagster per e-mail in kennis is gesteld.

h)     Bij e-mail van 27 februari 2017 heeft klaagster een hernieuwd voorstel gedaan, inhoudende betaling van een bedrag ter finale kwijting. Bij e-mail van 1 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder dit verzoek afgewezen.

i)      Klaagster heeft op 5 maart 2017 een klacht ingediend bij de gerechtsdeurwaarder, waarop op 20 maart 2017 is geantwoord.

j)      Bij exploot van 6 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van Wood Investments B.V. ten laste van klaagster beslag gelegd onder de UWV op de uitkering van klaagster met toepassing van een beslagvrije voet.

k)     Nadat klaagster op 5 april 2017 had gereageerd, heeft de gerechtsdeurwaarder op 6 april 2017 klaagster een inhoudelijk antwoord gegeven.

2. De klacht

In het klachtenformulier beklaagt klaagster zich er samengevat over dat:

1.     de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op haar WW-uitkering waarbij een onjuiste (te lage) beslagvrije voet is gehanteerd, en pas nadat haar boekhouder daarop had gewezen is de beslagvrije voet aangepast;

2.     medewerkers (van de gerechtsdeurwaarder) telefonisch andere informatie geven dan schriftelijk. Een aantal keren is klaagster telefonisch medegedeeld dat kwijtschelding of mindering van een tele2 dossier (een vordering die was verjaard en waar klaagster geen brieven in heeft ontvangen) zou komen als een bedrag zou worden voldaan. Klaagster heeft daarvan geen schriftelijke bevestiging ontvangen;

3.     de gerechtsdeurwaarder in tegenstelling tot andere schuldeisers niet bereid is over te gaan tot (gedeeltelijke) kwijtschelding van schulden. Klaagster heeft aangeboden een bedrag van € 17.00,00 te voldoen hetgeen meer dan de helft van het openstaande bedrag was;

4.     de gerechtsdeurwaarder nadat hij op 5 maart 2017 een klacht van klaagsters had ontvangen, op 6 maart 2017 beslag heeft gelegd, in de wetenschap dat klaagster het dossier van NUON in een keer wilde aflossen en zij daarover nog in onderhandeling waren;

5.     de gerechtsdeurwaarders e-mailberichten niet consequent beantwoorden. Tot tweemaal toe moest een bepaalde e-mail worden verzonden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op na sluiting van de behandeling ter zitting ingekomen stukken kan in verband met een goede procesorde geen acht worden geslagen. De door klaagster bij e-mail van 17 oktober 2018 aan de kamer verzonden stukken worden buiten beoordeling gelaten.

4.2 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor, hetgeen op grond van de wet niet mogelijk is. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Vaste rechtspraak is dat de kamer in dat geval dient te onderzoeken tegen wie de klacht is gericht. Nu uit de stukken niet valt te achterhalen wie voor elk onderdeel van de klacht de verantwoordelijkheid draagt, worden beide aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt. Onderzocht dient te worden of gehandeld is in strijd met de tuchtrechtelijke norm als vermeld in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.1 overweegt de kamer als volgt. In de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde exploten waarbij de vonnissen aan klaagster zijn betekend is opgenomen dat klaagster haar inkomsten en uitgaven diende op te geven, bij gebreke waarvan bij beslaglegging uitgegaan zou worden van de normbedragen zoals vastgesteld door de overheid. De beslagen zijn gelegd op 25 september 2015 (UPC/Ziggo) en 29 februari 2016 (Tele2). Uit de stukken blijkt dat namens klaagster voor het eerst over de hoogte van de beslagvrije voet wordt geklaagd op 6 oktober 2016. Na opvragen en ontvangst van bewijsstukken op 19 oktober 2016 is de beslagvrije voet aangepast op 26 oktober 2016. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan niet worden vastgesteld, zodat dit klachtonderdeel geen doel treft.

4.4 Dat medewerkers van klaagster telefonisch andere informatie hebben verstrekt dan schriftelijk aan klaagster is medegedeeld, kan door de kamer niet worden vastgesteld. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting bestreden dat op zijn kantoor telefoongesprekken worden opgenomen. Hij heeft navraag gedaan bij de betrokken medewerkers die met klem ontkennen dat klaagster mondelinge toezeggingen zijn gedaan. Dat klaagster geen brieven zou hebben ontvangen in de zaak van Tele2 kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. Dat die vordering was verjaard kan niet in het tuchtrecht worden beoordeeld. Nu klaagster niet concreet heeft gemaakt welke medewerkster wat heeft toegezegd, de gerechtsdeurwaarder dit bestrijdt en een nadere onderbouwing van de klacht op de andere punten ontbreekt, dient ook klachtonderdeel 2.2 ongegrond te worden verklaard.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.3 heeft de gerechtsdeurwaarder terecht aangevoerd dat het niet aan hem is te bepalen of kwijtschelding van een vordering kan worden geaccepteerd. Dat is aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder die hier al dan niet mee kan instemmen. Beide opdrachtgevers hebben te kennen gegeven niet met het voorstel van klaagster akkoord te willen gaan, hetgeen aan klaagster is medegedeeld. Dit kan geen aan de gerechtsdeurwaarder toe te rekenen tuchtrechtelijk laakbaar handelen opleveren. Klachtonderdeel 2.3 dient ongegrond te worden verklaard

4.6 De kamer stelt vast dat klaagster op 27 februari 2017 de gerechtsdeurwaarder een voorstel heeft gedaan om onder meer de vordering van NUON geheel te voldoen en een reactie heeft verzocht op dit voorstel. Op 1 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bericht niet met dit voorstel akkoord te gaan. Anders dan klaagster stelt was op dat moment geen sprake van onderhandelingen, noch een bestaande afspraak tussen haar en de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft dan ook onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd om aan te nemen dat het beslag is gelegd in reactie op de door klaagster bij de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht. Klachtonderdeel 2.4 treft daarom geen doel.

4.7 Dit lot treft ook klachtonderdeel 2.5. Los van het door de gerechtsdeurwaarder op dit punt gevoerde verweer, is het enkele feit dat de boekhouder van klaagster voor de tweede keer een e-mail diende te versturen onvoldoende om te komen tot het oordeel dat tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend voorzitter, mr. C.A. van Dijk en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.