ECLI:NL:TGDKG:2018:104 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/626636 / DW RK 17/368

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:104
Datum uitspraak: 27-11-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/626636 / DW RK 17/368
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarders wordt verweten dat zij weigeren het door klager te betalen bedrag aan te passen, dat zij misbruik te maken van de wet om de ontruiming aan te zeggen en te dreigen met beslag op roerende zaken. Klager stelt aan het vonnis te hebben voldaan. De kamer acht de klacht deels gegrond maar legt geen maatregel op.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 november 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/626636 / DW RK 17/368 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 4 april 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij brief ingekomen 20 april 2017, hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 16 oktober 2018. Verschenen zijn klager en gerechtsdeurwaarder sub 1 mede namens gerechtsdeurwaarder sub 2. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Bij brief van 18 oktober 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een overzicht overgelegd met als bijlage een specificatie van de vordering waarin alle betalingen zijn verwerkt. Deze brief met bijlage is ook naar klager verzonden. Klager heeft daarop gereageerd bij e-mail van 21 oktober met bijlagen. De e-mail met bijlagen is door de kamer naar de gerechtsdeurwaarder verzonden. De uitspraak is bepaald op 27 november 2018.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Bij vonnis van 13 mei 2015 van de kantonrechter te Groningen is klager veroordeeld tot het betaling van een geldbedrag van € 1.427,71, een bedrag van € 402,67 per maand aan huur, de huurovereenkomst werd ontbonden en de ontruiming is uitgesproken indien klager niet binnen dertig dagen na betekening een bedrag van € 1.208,45 zou hebben voldaan en is klager in de proceskosten veroordeeld.

b)     Bij exploot van 28 mei 2015 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het vonnis van 13 mei 2015 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

c)     Bij brief van 11 september 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders een met klager overeengekomen betalingsregeling bevestigd.

d)     Bij e-mail van 6 oktober 2015 heeft klager de hoogte van de openstaande vordering betwist.

e)     De gerechtsdeurwaarders hebben klager bij e-mail van 8 oktober 2015 een specificatie van de openstaande vordering verzonden.

f)      Vervolgens hebben klager en de gerechtsdeurwaarders over deze kwestie gecorrespondeerd.

g)     Bij exploot van 1 februari 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 de ontruiming op het adres van klager aangezegd tegen 8 februari 2016.

h)     Bij e-mail van 5 februari 2016 is namens klager gemotiveerd bezwaar ingediend tegen de voorgenomen ontruiming.

i)      De gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van diezelfde datum de geplande ontruiming geannuleerd.

j)       Bij brief van 30 maart 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders klager gesommeerd tot betaling over te gaan teneinde beslag op zijn roerende zaken te voorkomen.

2. De klacht

2.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij weigeren het door hem te betalen bedrag aan te passen. Klager stelt dat hij aan het vonnis heeft voldaan.

2.2 Daarnaast verwijt klager de gerechtsdeurwaarders misbruik maken van de wet om de ontruiming aan te zeggen en te dreigen met beslag op roerende zaken. Klager heeft aan het vonnis voldaan door betaling van een bedrag van € 1200,00 in juni 2015.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts-deurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Onderzocht dient te worden of er gehandeld is in strijd met de tuchtrechtelijke norm als hiervoor vermeld.

4.2 Klager is van mening dat de vordering door hem is voldaan. Hij wijst erop dat hij in juni 2015 een bedrag van ongeveer € 2000,00 heeft voldaan. De gerechtsdeurwaarders zijn van mening dat er geen reden is om het van klager te vorderen bedrag aan te passen. De kamer overweegt dat uit de door de gerechtsdeurwaarders overgelegde specificatie volgt dat klager na betekening van het vonnis € 2.894,57 was verschuldigd. De gerechtsdeurwaarders hebben in de brief van 18 oktober 2018 onder punt 2 van de opmerkingen, waarbij het jaartal 2018 moet worden gelezen als 2015, dit bedrag nader gespecificeerd. Eind juni resteerde dus een nog door klager te betalen bedrag van € 889,19. Klager heeft dit met zijn bij e-mail van 21 oktober 2018 overgelegde afschriften niet kunnen weerleggen omdat alle door klager in die afschriften vermelde betalingen ook in de specificatie van de gerechtsdeurwaarder staan vermeld. Dat in de brief van 17 maart 2017 de kosten van de procedure weer zijn opgenomen is een gebruikelijke gang van zaken omdat in dergelijke specificaties het nog openstaande bedrag wordt vermeld met daarop in mindering het bedrag dat is voldaan. Dat door klager aan het vonnis is voldaan kan niet worden vastgesteld, zodat dit klachtonderdeel ongegrond dient te worden verklaard.

4.3 De gerechtsdeurwaarder erkent dat door betaling van € 1200,00 aan het kantoor aan de in het vonnis vermelde voorwaarde is voldaan en de ontruiming niet had mogen worden aangezegd. De kamer voegt daaraan toe dat ook hetgeen in de brief van 4 november 2015 aan klager is medegedeeld over de ontruiming achterwege had moeten blijven. Het vonnis gaf immers slechts een voorwaardelijke mogelijkheid tot ontruiming over te gaan. Dit klachtonderdeel treft doel.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De kamer zal volstaan met een gegrondverklaring, zonder daaraan een maatregel te verbinden.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klachtonderdeel 2.1 gegrond;

-       laat het opleggen van een maatregel achterwege;

-       verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend voorzitter,

mr. C.A. van Dijk en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.