ECLI:NL:TGDKG:2018:100 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/636866 / DW RK 17/1022

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:100
Datum uitspraak: 12-10-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/636866 / DW RK 17/1022
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Beslagvrije voet. De voorzitter heeft de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM  

Beslissing van 12 oktober 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 september 2017 met zaaknummer C/13/627573 DW RK 17/433 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/636866 / DW RK 17/1022 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ],

toegevoegd-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen ingekomen op 21 april 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij brief ingekomen op 21 juni 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 september 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 19 september 2017. Bij brief ingekomen op 25 september 2017 heeft klager medegedeeld het niet met de beslissing van de voorzitter eens te zijn en de gronden van zijn verzet zijn op 11 oktober 2017 door de kamer ontvangen. Het verzetschrift is behandeld op de openbare zitting van 31 augustus 2018. Verschenen zijn klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 oktober 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

4.1 In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarders geen enkele moeite te hebben gedaan om de beslagvrije voet te berekenen, terwijl de wet hem daartoe verplicht.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft overwogen dat de klacht die is gericht tegen voornoemde gerechtsdeurwaarders ongegrond wordt verklaard, nu gebleken is dat zij geen directe betrokkenheid hebben gehad bij de verweten gedraging noch enige verantwoordelijkheid daarvoor dragen. De voornoemde gerechtsdeurwaarders hebben op geen enkele wijze een rol gehad in het gelegde beslag en/of de bepaling van de beslagvrije voet. Evenmin hebben zij correspondentie hierover gevoerd met klager. De enige handeling die gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft verricht in onderhavig dossier is de wettelijk voorgeschreven betekening van het van het beslag opgemaakte proces-verbaal. Dat is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft helemaal geen werkzaamheden verricht, maar is kennelijk alleen door klager bij de zaak betrokken omdat gerechtsdeurwaarder sub 2 aan hem is toegevoegd.

5.2. Ten overvloede heeft de voorzitter overwogen dat indien klager zijn klacht wel tegen de juiste gerechtsdeurwaarder had gericht, deze geen doel had getroffen. De beslagvrije voet kan immers eerst op de juiste manier worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder beschikt over de door hem gevraagde bewijsstukken. Anders dan klager stelt heeft hij niet aannemelijk kunnen maken dat hij de (herhaaldelijk) verzochte bewijsstukken correct en volledig heeft aangeleverd. In dit geval is er dus afgegaan op de bij de gerechtsdeurwaarder bekende informatie. Indien klager het met de berekende beslagvrije voet niet eens is, dient hij zich te wenden tot de gewone civiele rechter. De tuchtrechter oordeelt slechts of er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Daarvan is, gelet op de omstandigheden van het geval, geen sprake.

6. De gronden van het verzet

In verzet voert klager aan dat hij na een ongeval is afgekeurd en in de WIA terechtkwam, met een terugval van 30 % salaris. Na veel bezuinigingsmaatregelen wilde klager in december 2013 overstappen naar een goedkopere zorgverzekeraar, maar deze overstap werd verhinderd door zijn zorgverzekeraar. De verhindering is gebaseerd op openstaande vorderingen wegens verleende zorg en eigen risico, waarvan klager stelt dat die vorderingen op 17 december 2013 geheel waren voldaan. Klager heeft geprobeerd de zorgverzekeraar te bewegen om de overstap met terugwerkende kracht toch mogelijk te maken, maar de zorgverzekeraar heeft vervolgens zes maanden gewacht en heeft hem toen heeft aangemeld als wanbetaler bij het Zorg Instituut Nederland te Diemen. Tijdens een hoorzitting op 16 juli 2015 te Zeist, heeft de voorzitter van de Commissie medegedeeld dat na onderzoek is gebleken dat van een betalingsachterstand geen sprake was en heeft de voorzitter gezegd dat de zorgverzekeraar de overstap ten onrechte had verhinderd. Klager is in financiële problemen geraakt en daardoor kreeg hij te maken met de gerechtsdeurwaarder. Die ging handelen zonder informatie over de achtergrond van de lopende zaken tussen klager en de zorgverzekeraar en er werd ten onrechte beslag gelegd op klagers heffingskorting. De gerechtsdeurwaarder beweert een beslagvrije voet te hebben toegepast. Klager heeft daarvan geen berekening ontvangen. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder te voorbarig is geweest. Hij wist dat klager met twee personen rond moest komen van een WIA uitkering. Toen de gerechtsdeurwaarder de opdracht kreeg, had hij nader onderzoek moeten doen. De zorgverzekeraar had al in een vroeg stadium de fouten moeten toegeven, had haar cliënt serieus moeten nemen en niet een halfjaar moeten wachten met een melding aan het ZIN.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Ook in verzet is niet gebleken dat de beklaagde gerechtsdeurwaarders betrokken waren bij het bepalen van de beslagvrije voet. Evenmin is gebleken dat de (herhaaldelijk) door de gerechtsdeurwaarder verzochte bewijsstukken door klager tijdig en volledig aan de gerechtsdeurwaarder zijn toegezonden.

7.2 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer dan ook niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, plaatsvervangend voorzitter, mr. C.W. Inden en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.