ECLI:NL:TAHVD:2018:37 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170298
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2018:37 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-03-2018 |
Datum publicatie: | 19-03-2018 |
Zaaknummer(s): | 170298 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzoek om aanwijzing van een advocaat. Beklag (art. 13). Ongegrond. Aanwijzing is zinloos nu de termijn voor het instellen van cassatieberoep is verstreken. |
Beslissing
van 9 maart 2018
in de zaak 170298
naar aanleiding van het beklag van:
klaagster
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klaagster heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 6 oktober 2017 heeft de deken dit verzoek afgewezen. Per e-mail van 16 oktober 2017, aangevuld per e-mail van 18 en 20 oktober en 3 november 2017, heeft (de heer H namens) klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 16 oktober 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het schrijven van de deken van 19 december 2017;
- een tweetal e-mails van de heer H van 3 januari 2018.
2.3 De zaak is door het hof in raadkamer behandeld op 5 februari 2018.
3 FEITEN
3.1 Het volgende is komen vast te staan:
3.2 De heer H heeft namens klaagster de deken bij brieven van 2 en 3 oktober 2017 verzocht om een advocaat aan te wijzen voor het instellen van cassatieberoep bij de Hoge Raad tegen een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 juli 2017, als vervolg op het tussenarrest 4 april 2017. De cassatietermijn verstreek op 11 oktober 2017.
3.3 Bij beslissing van 6 oktober 2017 heeft de deken het verzoek afgewezen. De deken heeft primair overwogen dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot aanwijzing omdat, vanwege het ontbreken van een reactie van de heer H op het verzoek van de deken om toezending van het bewijs dat hij door klaagster gemachtigd is om het verzoek tot aanwijzing in te dienen, het verzoek niet namens haar is ingediend. Subsidiair heeft de deken overwogen dat het niet zo is dat klaagster geen advocaat bereid heeft gevonden haar bijstand te verlenen, nu mr. K haar op 3 oktober 2017 heeft geadviseerd over de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek om cassatie. Mr. K is niet bereid geweest om na zijn (negatieve) advies een verzoek tot cassatie voor klaagster in te dienen. Het is de deken niet gebleken dat de inhoud van zijn advies niet, althans onvoldoende voldoet aan de juridisch inhoudelijk daaraan te stellen eisen. De omstandigheid dat de advocaat die klaagster bereid heeft gevonden om een second opinion te geven (V Advocaten) dat niet op toevoegingsbasis kon doen, vormde evenmin reden om het verzoek tot aanwijzing toe te wijzen, omdat ook een aangewezen advocaat geen toevoeging zal krijgen, aldus de deken. Tenslotte heeft de deken in dit verband overwogen dat artikel 13 Advocatenwet niet bedoeld is voor de situatie dat V Advocaten bereid is klaagster bij te staan maar dat klaagster niet in staat of bereid is een bedrag van € 2.000,- hiervoor te betalen.
3.4 In reactie hierop heeft de heer H aangevoerd dat hij door klaagster wel degelijk is gemachtigd om het verzoek tot aanwijzing in te dienen. Hij beroept zich op zijn e-mail van 3 oktober 2017 aan de deken met daaronder een e-mail van klaagster van dezelfde dag aan hem, waarin zij schrijft: “Hierbij machtig ik, mevrouw [klaagster] wonende te D de heer H wonende te E om mijn belangen te behartigen inzake het cassatieberoep [klaagster]/M”.
4 BEOORDELING
Daargelaten of sprake is van een rechtsgeldige machtiging van klaagster aan de heer H - er is immers geen door klaagster ondertekende machtiging - , dient het beklag van klaagster te worden afgewezen, aangezien de termijn voor het instellen van cassatie tegen het arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 11 juli 2017 thans is verstreken. Klaagsters doel, een rechtsmiddel instellen tegen de uitspraak van het gerechtshof, kan immers niet meer worden bereikt zodat aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden. Daarnaast is het verzoek tot aanwijzing terecht door de deken afgewezen, aangezien het niet zo is dat klaagster geen advocaat bereid heeft gevonden haar bijstand te verlenen in de cassatieprocedure: mr. K heeft klaagster geadviseerd en V advocaten was bereid tot het geven van een second opinion. Het beklag is mitsdien ongegrond.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 6 oktober 2017 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G. Creutzberg en J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 9 maart 2018.