ECLI:NL:TADRSGR:2018:274 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-705/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:274
Datum uitspraak: 14-11-2018
Datum publicatie: 28-05-2019
Zaaknummer(s): 18-705/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht van een advocaat tegen een advocaat over de gang van zaken rondom de overname van een strafzaak kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 14 november 2018   

in de zaak 18-705/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 30 augustus 2018 met kenmerk R 2018/63 edl/dh, door de raad ontvangen op 31 augustus 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager staat een minderjarige cliënt (hierna: de minderjarige) sinds december 2015 bij in een strafrechtelijke kwestie.

1.2    Op 21 juli 2017 had verweerster jeugdpiket. In dat kader heeft verweerster de minderjarige bezocht op een politiebureau. Op het piketformulier stond geen voorkeursadvocaat genoemd. Het ging bij deze piketmelding om een nieuw feit.

1.3    Op 24 juli 2017 ontving verweerster opnieuw een (piket)melding in verband met de minderjarige. Het ging bij deze melding om overtreding van schorsingsvoorwaarden en aldus om een lopende strafzaak. Op het piketformulier staat verweerster als voorkeursadvocaat genoemd. Op 24 juli 2017 heeft de minderjarige schriftelijk verklaard dat hij overname van de zaak door verweerster wenste en dat zij met hem mee zou gaan naar de zitting.

1.4    Op 25 juli 2017 heeft de rechtbank de oproep van een raadkamerzitting op 26 juli 2017 per fax naar verweerster gezonden. Na ontvangst van deze fax heeft verweerster telefonisch contact gezocht met klager. Verweerster heeft gesproken met een medewerkster van klager. Klager heeft niet teruggebeld, hij was op vakantie.

1.5    Een e-mail van 25 juli 2017, 10.47 uur, van verweerster aan de officier van justitie heeft de volgende inhoud:

“(…) Naar aanleiding van ons telefoongesprek gisteren heb ik met [de minderjarige] gesproken en hij heeft mij aangegeven dat hij graag wil dat ik hem blijf bijstaan ook voor de andere strafzaak. Is er al een planning voor de raadkamer morgen?

Ik heb geprobeerd [klager] te bellen, maar die is een week op vakantie. Ik heb wel een terugbelverzoek gedaan. Is het mogelijk dat een medewerker van het parket een afschrift van het dossier voor mij klaarlegt, mailt of in ons griffievakje doet? In verband met de korte termijn naar de zitting volgende week. (…)”

1.6    Op 26 juli 2017, 9.45 uur, heeft een raadkamerzitting plaatsgevonden. Tijdens deze zitting is verweerster als advocaat van de minderjarige verschenen. Aan de orde was de vraag of de minderjarige schorsingsvoorwaarden had overtreden in de lopende strafzaak.

1.7    In haar e-mail aan klager van 26 juli 2017, 12.02 uur, heeft verweerster het volgende geschreven:

“(…) Ik heb u deze week meerdere malen proberen te bereiken, maar ik begreep dat u op vakantie bent.

[De minderjarige] heeft mij verzocht zijn zaak verder te behandelen en met hem mee te gaan naar de zitting volgende week. Ik sta hem bij in een nieuwe zaak en ben vandaag met hem bij de raadkamer geweest. Ik verzoek u zo spoedig mogelijk het dossier aan mij over te dragen, samen met uw urenspecificatie en de (last tot) toevoeging, zodat ik u een voorstel tot verrekening kan doen. (…)”

1.8    Op 28 juli 2017 heeft klager verweerster het volgende geschreven:

“(…) Begin volgende week zal ik een en ander afhandelen.

Ik maak u erop attent dat ik deze zaak al meer dan 1,5 jaar in behandeling heb. (…)”

1.9    Bij e-mail van 31 juli 2017 aan klager heeft verweerster nogmaals gevraagd of klager kan instemmen met overname van het dossier van de minderjarige.

1.10    Op 31 juli 2017 heeft klager het dossier van de minderjarige naar verweerster gezonden.

1.11    Verweerster heeft zich op 1 augustus 2017 gesteld als advocaat van de minderjarige in de lopende strafzaak, waarin op 3 augustus 2017 de voortzetting van het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden.

1.12    Bij brief van 19 januari 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft de oproep voor en het proces-verbaal van de raadkamerzitting op 26 juli 2017 ontvangen. Zij heeft deze documenten niet doorgestuurd naar klager.

b)    Verweerster heeft klager misleid door ten onrechte te schrijven dat zij een nieuwe zaak van de minderjarige in behandeling had.

c)    Verweerster heeft klager ten onrechte niet laten weten dat de raadkamerzitting plaatsvond in verband met een zaak die klager in behandeling had. Verweerster wist dat klager niet over de stukken in verband met de raadkamerzitting beschikte en aldus ook niet van de zitting op de hoogte was.

d)    Verweerster heeft de minderjarige bijgestaan op de raadkamerzitting, zonder dat klager haar daarvoor toestemming had gegeven.

e)    Verweerster heeft de minderjarige ter zitting bijgestaan, terwijl zij niet over het dossier beschikte en geen overleg had gevoerd met klager. Verweerster heeft ook zonder overleg met klager de zaak overgenomen.

f)    Verweerster heeft klager geen afschrift gezonden van de in 1.5 bedoelde e-mail aan de officier van justitie.

2.2    De stellingen die klager aan de klachtonderdelen ten grondslag heeft gelegd zullen hierna, voor zover van belang, worden besproken.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

4    BEOORDELING

Klachtonderdelen a) tot en met e)

4.1    Klachtonderdelen a tot en met e zien de gang van zaken van 24 juli 2017 tot 1 augustus 2017 rondom de raadkamerzitting en de overname van de zaak van de minderjarige. De voorzitter zal bij de beoordeling van deze klacht de chronologische volgorde van de klachtonderdelen hanteren (d en e, c, a en b).

4.2    Bij de beoordelingen van deze klachtonderdelen moet in aanmerking worden genomen dat verweerster in contact is gekomen met de minderjarige door een piketmelding in een nieuwe zaak, waarin geen melding werd gemaakt van een voorkeursadvocaat. Op deze melding in een nieuwe zaak volgde enkele dagen later een melding aan verweerster in verband met een lopende zaak, waarin verweerster werd genoemd als voorkeursadvocaat. Verweerster heeft onverwijld achterhaald dat klager de behandelend advocaat in de lopende zaak was en heeft telefonisch contact met zijn kantoor opgenomen. Aan haar verzoek om te worden teruggebeld door klager is geen gehoor gegeven.

4.3    De minderjarige heeft op 24 juli 2017 verklaard dat het zijn wens was dat verweerster hem zou bijstaan bij de raadkamerzitting. Dat hierover vóór de raadkamerzitting geen overleg met klager heeft plaatsgevonden is niet te wijten aan verweerster; haar telefonische verzoeken om klager te spreken te krijgen werden niet beantwoord door klager. Verweerster kon het overleg met klager redelijkerwijs niet afwachten, de raadkamerzitting vond plaats op 26 juli 2017 en verweerster stelt terecht dat zij de minderjarige niet alleen kon laten gaan en aan zijn lot overlaten. Klachtonderdelen d en e zijn gelet op een en ander kennelijk ongegrond. De voorzitter voegt nog toe dat klager ten aanzien van zijn stelling dat verweerster de minderjarige heeft bijgestaan zonder te beschikken over het zaaksdossier geen klachtrecht toekomt. Klager is in klachtonderdeel e is in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk.

4.4    Het verwijt dat verweerster klager niet in kennis heeft gesteld van de raadkamerzitting op 26 juli 2017 treft geen doel. Zoals hiervoor al uiteengezet heeft verweerster tevergeefs verzocht om te worden teruggebeld door klager. Dat tussen klager en verweerster geen contact heeft plaatsgehad voorafgaand aan de raadkamerzitting is niet te wijten aan verweerster. Bij deze omstandigheden kan haar niet verweten worden dat zij klager niet in kennis heeft gesteld van de raadkamerzitting. Klachtonderdeel c is ook kennelijk ongegrond.

4.5    De rechtbank heeft de oproep voor de raadkamerzitting alleen naar verweerster gezonden en niet (ook) naar klager. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij niet wist dat de oproep slechts naar haar was gezonden. In aanmerking genomen dat klager niet voor overleg over de kwestie bereikbaar was, valt verweerster niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij de oproep niet heeft doorgestuurd naar klager. Het proces-verbaal van de raadkamerzitting heeft verweerster pas enkele dagen na de zitting ontvangen. Zij had de zaak toen al op verzoek van de minderjarige van klager overgenomen, zodat er geen grond was om het stuk naar klager door te sturen. Verweerster heeft zich op deze punten niet gedragen op een wijze die een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond

4.6    Van misleiding van klager is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake. Verweerster is in haar e-mail van 26 juli 2017 jegens klager voldoende duidelijk geweest over de bijstand die zij de minderjarige heeft verleend bij de raadkamerzitting op 26 juli 2017. Verweerster heeft geschreven dat de minderjarige wenst dat zij meegaat naar “de zitting volgende week”, daarmee verwijzend naar de zitting op 3 augustus 2017 en heeft verzocht om overdracht van het dossier. Daarmee moet voor klager duidelijk zijn geweest dat verweerster de minderjarige zou bijstaan in de lopende strafzaak. Dat klager dit heeft begrepen blijkt ook uit de omstandigheid dat hij enkele dagen later het dossier in de lopende zaak naar verweerster heeft gezonden. De opmerking dat verweerster de minderjarige bijstaat in een nieuwe zaak, kan voor klager onduidelijk zijn geweest. Hij was mogelijk niet op de hoogte van het feit waarvoor de minderjarige op 21 juli 2017 bijstand had gekregen van verweerster. Deze onduidelijkheid maakt echter niet dat het gehele bericht van verweerster van 26 juli 2017 als onduidelijk kan worden bestempeld. Een en ander leidt tot de slotsom dat klachtonderdeel b ook kennelijk ongegrond is. 

Klachtonderdeel f)

4.7    Ten aanzien van klachtonderdeel f heeft verweerster, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat haar pogingen om klager telefonisch te spreken tevergeefs waren en dat de zitting een dag later zou plaatsvinden. Bovendien had de minderjarige verweerster verzocht zijn zaak te behandelen. Verweerster heeft erkend dat het wellicht beter was geweest om klager een afschrift van haar e-mail aan de officier van justitie te sturen.

4.8    De voorzitter onderschrijft dat laatste. Het was zorgvuldiger geweest als verweerster klager een afschrift had gestuurd van haar bericht aan de officier van justitie. Gelet op de omstandigheid dat haast geboden was, dat klager niet bereikbaar was en dat verweerster voor het overige zorgvuldig heeft gehandeld is deze onzorgvuldigheid van onvoldoende gewicht. Ook klachtonderdeel f is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    klachtonderdelen a, b, c, d en f kennelijk ongegrond;

-    klager in klachtonderdeel e kennelijk niet ontvankelijk zoals bedoeld in 4.3 en verklaart dit klachtonderdeel voor het overige kennelijk ongegrond.

.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 14 november 2018.