ECLI:NL:TADRSGR:2018:269 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-457/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:269
Datum uitspraak: 10-12-2018
Datum publicatie: 19-12-2002
Zaaknummer(s): 18-457/DH/DH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 10 december 2018

in de zaak 18-457/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 september 2018 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 12 januari 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 7 juni 2018 met kenmerk K014 2018 dk/ak, door de raad ontvangen op 7 juni 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 5 september 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) bepaald dat de klacht niet-ontvankelijk is ingevolge artikel 46g lid 1, aanhef en sub a Advocatenwet, welke beslissing op 5 september 2018 is verzonden aan klager.

1.4    Bij e-mail van 21 september 2018 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 oktober 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 21 september 2018.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Op 4 september 2013 om 10.38 uur heeft verweerder een concept cassatiedagvaarding aan mr. Van de L. gezonden. Verweerder heeft klager een cc van dat bericht gezonden. De e-mail bevat de volgende tekst:

“Geachte confrère,

Bijgaand het concept van de cassatiedagvaarding, naar aanleiding van de ontvangen stukken.

Wilt u de inhoud bezien en aangeven of u ([klager]) hiermee instemt? De lay-out en spellingscontrole wordt nog aan gewerkt.

De deurwaarder staat gereed om de dagvaarding vandaag uit te brengen.

Ik hoor graag z.s.m. van u, bij voorkeur hedenmorgen.

Met vriendelijke groet,

[verweerder]”

2.2    Mr. Van de L. heeft verweerder bij e-mail van 4 september 2013 om 12.24 uur het volgende bericht:

“Geachte confrère,

De cassatiedagvaarding is akkoord ook namens cliënt [klager].

M.v.g. [mr. Van de L.]”

2.3    Bij e-mail van 5 september 2013 heeft verweerder mr. Van de L. een kopie van de uitgebrachte dagvaarding gezonden, hem bericht dat de zaak tijdig zou worden aangebracht en dat hij mr. Van de L. van het verdere verloop van de procedure op de hoogte zou houden.

2.4    Bij e-mail van 10 oktober 2013 heeft verweerder mr. Van de L. bericht dat hij de zaak inmiddels had aangebracht bij de Hoge Raad.

2.5    Bij e-mail van 25 maart 2014 heeft klager verweerder als volgt bericht:

“(…) M.b.t. de voortgang van de zaak “Cassatie [klager]/(…)” moet [ik] volgens mijn advocaat bij u […] informeren. Zie onderstaande mailwisseling. (…)”

2.6    Bij e-mail van 1 april 2014 om 19.11 uur heeft verweerder klager bericht dat hij een toevoeging voor klager had aangevraagd en heeft hij klager in dat kader om nadere informatie gevraagd.

2.7    Bij e-mail van 1 april 2014 om 21.28 uur heeft klager de verzochte informatie aan verweerder verstrekt.

2.8    Bij arrest van 26 september 2014 heeft de Hoge Raad het bestreden arrest vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing.

2.9    Bij brief van 29 september 2014 heeft verweerder mr. Van de L. het originele arrest per aangetekende post toegezonden en hem meegedeeld dat hij ervan uitging dat mr. Van de L. voor verdere inhoudelijke behandeling zorg zou dragen. Voorts heeft verweerder mr. Van de L. verzocht om bij het aanbrengen van de zaak bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch duidelijk aan te geven dat mr. Van de L., dan wel een andere advocaat zich voor klager zou stellen.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij ten onrechte als raadsman namens klager heeft gehandeld in de cassatieprocedure. Verweerder heeft een cassatiedagvaarding ingediend en meerdere malen getracht een toevoeging voor klager aan te vragen. Klager heeft verweerder echter nooit de opdracht gegeven om namens hem te handelen. 

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht en het verzet verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden.

5.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond;

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, T. Hordijk en R.A.M. Oranje-Jorna, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 december 2018.