ECLI:NL:TADRSGR:2018:21 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-247/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:21
Datum uitspraak: 05-02-2018
Datum publicatie: 06-02-2018
Zaaknummer(s): 17-247/DH/DH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft klager ten onrechte niet geïnformeerd over de mogelijkheid, de termijn en de goede en kwade kansen van het instellen van cassatie. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar en rechtvaardigt oplegging van de maatregel van waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 5 februari 2018

in de zaak 17-247/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 27 september 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 23 maart 2017 met kenmerk K226 2016 dk/ksl, door de raad ontvangen op 23 maart 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 december 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Op 15 november 2013 is klager aangehouden en voor verhoor door de politie enkele uren vastgehouden, een en ander in verband met een verdenking van mishandeling van een vrouw. Toen klager in de politiecel verbleef heeft verweerder hem bezocht. Verweerder heeft klager vervolgens bijgestaan in de strafzaak die volgde.

2.2    Aan klager is een strafbeschikking opgelegd. Daarvan heeft verweerder beroep ingesteld dat in december 2014 is behandeld ter zitting van de politierechter. De politierechter heeft klager veroordeeld voor mishandeling.

2.3    Van het vonnis van de politierechter is hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof heeft op 25 augustus 2016 arrest gewezen en heeft klager veroordeeld voor mishandeling.

2.4    In zijn e-mail van 27 augustus 2016 aan verweerder heeft klager geschreven dat hij het met het arrest van het gerechtshof niet eens is. Klager schrijft dat hij protest aantekent en vraagt verweerder wat de volgende stap is.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij hem niet heeft gewezen op de mogelijkheid om cassatie in te stellen tegen het arrest van het gerechtshof. In zijn klachtbrief heeft klager een aantal andere klachten tegen verweerder geformuleerd. Ter zitting heeft klager te kennen gegeven dat hij deze klachtonderdelen niet ter beoordeling aan de raad heeft voorgelegd.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder heeft aangevoerd dat het arrest van het gerechtshof rechtstreeks aan klager is gestuurd en dat daarin de mogelijkheid van cassatie vermeld is. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij klager niet heeft gewezen op de mogelijkheid om cassatie in te stellen, verweerder zag daartoe geen aanleiding.

5.2    Daargelaten dat in (het door verweerder overgelegde afschrift van) het arrest de mogelijkheid om cassatie in te stellen niet is vermeld, geldt dat het op de weg ligt van een advocaat om zijn cliënt te informeren over de mogelijkheid om een rechtsmiddel in te stellen. De advocaat dient zijn cliënt daarnaast te informeren over de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel en over de goede en de kwade kansen daarvan. Gelet op het karakter en het belang van de informatie over rechtsmiddelen verdient het de voorkeur dat de advocaat deze informatie schriftelijk vastlegt. Verweerder heeft verzuimd klager te informeren over de mogelijkheid om cassatie in te stellen en over de termijn daarvoor. Dit is tuchtrechtelijk laakbaar. De stelling van verweerder dat cassatie kansloos was, wat er ook zij van die stelling, doet aan de verwijtbaarheid van de gedraging van verweerder niet af.

5.3    De klacht is gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft klager ten onrechte niet geïnformeerd over de mogelijkheid, de termijn en de goede en kwade kansen van het instellen van cassatie. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar en rechtvaardigt oplegging van de maatregel van waarschuwing.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerder het door klager  betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast grond om verweerder gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten door overmaking naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn zoals in 7.2 bepaald.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, P.S. Kamminga, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2018.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 februari 2018 verzonden.