ECLI:NL:TADRARL:2018:55 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-329

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:55
Datum uitspraak: 03-04-2018
Datum publicatie: 04-04-2018
Zaaknummer(s): 17-329
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Aan de vraag of verweerder zijn geheimhoudingsplicht jegens zijn voormalig cliënt heeft geschonden, komt de raad niet toe nu de raad niet kan vaststellen of verweerder ter zake tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 3 april 2018

in de zaak 17-329

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 15 augustus 2016, later aangevuld, heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 1 mei 2017 met kenmerk K 16/91, door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 december 2017 in aanwezigheid van verweerder. Klager is zonder kennisgeving vooraf niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- het van de deken ontvangen dossier;

- de brief van 9 november 2017 met bijlagen van (de gemachtigde van) verweerder, door de raad ontvangen op 10 november 2017;

- de brief van 21 november 2017 met bijlage van mr. [H.] (raadsman van klager in een strafzaak), door de raad ontvangen op 22 november 2017;

- de (fax)brief van 1 december 2017 van verweerder met bijlage, door de raad op dezelfde datum ontvangen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan vanaf juni 2013 in een sociale zekerheidskwestie. Bij aanvang van de opdracht heeft verweerder een kopie van het ID-bewijs van klager gemaakt. Volgens verweerder stond klager op dat moment bij de gemeente en Nederlandse instanties geregistreerd onder een Iraakse nationaliteit en met de naam [A.K.A.] (hierna: ‘[A.]’).

2.2 Op enig moment heeft verweerder twijfels gekregen over de identiteit van [A.] en is hij gaan vermoeden dat [A.] werkt(e) als geheim agent voor de Iraanse overheid. Verweerder heeft op grond van die vermoedens zijn werkzaamheden voor klager in januari 2014 beëindigd.

2.3 Op 26 maart 2014 heeft verweerder een brief aan – kort gezegd – de Vreemdelingenpolitie gezonden met de volgende mededeling:

“Middels dit schrijven wil ik uw aandacht vragen voor onjuiste informatie over de achtergronden en identiteit van de heer [A.] […].

De heer [A.] heeft tegenover de Nederlandse overheid, voor zover ik weet, valse gegevens verstrekt over zijn voor- en achternaam, geboortedatum en geboorteplaats. De meeste Iraniërs in Nijmegen die [A.] kennen, weten dat hij uit Iran komt en niet, zoals hij zelf beweert, uit Irak.

Een van de redenen dat de heer [A.] nog niet de Nederlandse identiteit bezit, is dat hij niet beschikt over een Iraakse geboorteakte.

Aangezien [A.] naar alle waarschijnlijkheid valse gegevens heeft verstrekt over zijn achtergronden, heb ik hem in mijn functie als advocaat geconfronteerd met de door hem aan de Nederlandse autoriteiten verstrekte valse gegevens over zijn identiteit. Dit is niet zonder gevolgen gebleven. De heer [A.] heeft mij tot twee keer toe op straat gestalkt.

Het opgeven van valse gegevens dient volgens de wet niet alleen te leiden tot de intrekking van de verblijfsvergunning (…), maar daarnaast dient er ook een onderzoek te worden opgestart naar zijn ware identiteit. Zo’n onderzoek is in dit geval van extra groot belang, omdat betrokkene uit Iran komt en het Iraans Islamitisch[e] regime mensen met een valse identiteit naar het westen pleegt te sturen voor spionage en aanverwante activiteiten.

Bovendien is het plegen van de identiteitsfraude ook een strafbaar feit.” [afkortingen raad]

2.4 In zijn brief heeft verweerder de volledige namen en het Burgerservicenummer (BSN) van klager genoemd.

2.5 Op 21 april 2014 hebben verweerder en de heer S., een goede vriend en cliënt van verweerder, tegen klager aangifte gedaan van zware mishandeling. Volgens het proces verbaal heeft S. onder meer verklaard:

“Ik hoorde pas later van mijn vriend [verweerder] dat [A.] eigenlijk een andere naam heeft.” [afkorting raad]

2.6 Klager heeft uit de tegen hem aanhangig gemaakte strafzaak op enig moment kennis genomen van de inhoud van genoemde processen-verbaal.

2.7 Op 5 maart 2015 heeft klager bij de gemeente Nijmegen een verzoek ingediend om zijn achternaam, geboortedatum en nationaliteit te corrigeren. Dit verzoek is gehonoreerd waarna klager thans staat geregistreerd als [A. S.], afkomstig uit Iran.

2.8 Op 4 april 2016 heeft klager aangifte gedaan tegen verweerder wegens het verstrekken van zijn persoonsgegevens aan derden zonder zijn toestemming.

2.9 Op 27 augustus 2016 heeft verweerder aangifte gedaan van bedreiging door klager.

2.10 Klager heeft op 15 augustus 2017 een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder heeft gehandeld in strijd met zijn geheimhoudingsplicht.

Toelichting

3.2 Uit de processen-verbaal van 21 april 2014 en 27 augustus 2016 blijkt dat verweerder informatie, die hij heeft gekregen in zijn hoedanigheid van advocaat, heeft doorgespeeld aan derden. Verweerder heeft informatie over klager gedeeld met de Vreemdelingenpolitie en de heer S. Daarnaast zijn de stellingen van verweerder over de achternaam en nationaliteit van klager onjuist. Klager heeft zijn achternaam bij aankomst in Nederland in 1998 opgegeven ten behoeve van de registratie. Op de ID-kaart van klager, waar verweerder als advocaat een kopie van heeft gemaakt, stond echter niet de eigen achternaam van klager [S.] vermeld maar de namen van zijn opa [A.] en vader [K.]. Inmiddels zijn de persoonsgegevens van klager door de gemeente Nijmegen gecorrigeerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Verweerder heeft klager ontmaskerd als iemand met een valse identiteit die banden heeft met het gewelddadige Iraanse regime. Verweerder hoorde aan het accent van klager dat hij niet uit Irak afkomstig is, zoals klager in eerste instantie had gemeld. Daarnaast is verweerder gebleken dat klager bepaalde privileges bezit (zoals het binnen enkele dagen verkrijgen van een nieuw paspoort bij de Iraanse ambassade) waaruit moet volgen dat klager banden heeft met het Iraanse regime. Verweerder heeft na een juiste belangenafweging gemeend de werkelijke identiteit van klager aan de kaak te moeten stellen. De heer S. is zelfstandig achter de identiteit en nationaliteit van klager gekomen. Verweerder heeft daarmee niets van doen gehad zoals de heer S. later ook heeft verklaard. Sinds de ontmaskering van klager wordt verweerder door klager bedreigd en is hij zwaar mishandeld. Klager is veroordeeld voor de mishandeling tot een gevangenisstraf. Klager probeert de maatschappelijke positie en invloed van verweerder als advocaat te ondermijnen.

4.2 Verweerder heeft vroeger leiding gegeven aan een communistische groep tegen het Iraanse regime. Bij in Nederland woonachtige Iraniërs en Afghanen is verweerder een bekend persoon. Vanwege zijn verleden en bekendheid wordt verweerder door de Iraanse inlichtingendienst in de gaten gehouden. Verweerder is in 2012 doodverklaard in Iran om zo te voorkomen dat verweerder ontvankelijk zou zijn in een door hem aan te spannen gerechtelijke procedure tegen het bewind. Er zijn sterke aanwijzingen dat klager te maken heeft met de verdwijning van de broer van de heer S. Klager verzamelt stelselmatig informatie over Iraanse Nederlanders. Er zijn dus serieuze redenen om te veronderstellen dat klager een spion of geheim agent is van het Iraanse regime. Klager staat slecht bekend binnen de Iraanse gemeenschap in Nederland. Er zijn veel aangiften tegen hem gedaan.

4.3 De naamsverandering van klager in 2015 bevestigt dat klager tot dat moment niet bij de Nederlandse overheid bekend stond onder zijn echte naam. Nadat verweerder de gemeente Nijmegen op de naamswijziging heeft aangesproken, is de gemeente een onderzoek gestart. De aangifte van klager tegen verweerder is geseponeerd.

4.4 Gelet op dit alles én de toenemende dreiging van terrorisme, heeft verweerder het als zijn morele plicht gezien om de ware identiteit van klager bij de Nederlandse autoriteiten bekend te maken.

5 BEOORDELING

5.1 Klager verwijt verweerder dat hij de op hem rustende geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

5.2 Aan de vraag of verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden komt de raad niet toe, nu de raad niet kan vaststellen of verweerder ter zake tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad overweegt als volgt.

5.3 De klacht van klager was zowel in eerste instantie als bij diens reactie op het gemotiveerde verweer van verweerder summier feitelijk onderbouwd. Voorts is klager op geen enkele wijze ingegaan op de door verweerder aangevoerde rechtvaardigingsgrond. Nu klager ook niet ter zitting is verschenen om zijn klacht toe te lichten en de raad in de gelegenheid te stellen om hem ter zake te bevragen en opheldering te verkrijgen, heeft klager onvoldoende feitelijke aanknopingspunten verleend om te kunnen beoordelen of de klacht voldoende hout snijdt dan wel het beroep op de rechtvaardigingsgrond moet falen. Juist bij een klacht die zodanig zwaarwegend is en een van de kernwaarden van het beroep van de advocaat raakt, dient een deugdelijke feitelijke onderbouwing van de klacht plaats te vinden. Klager heeft ook niet aangegeven in welk concreet belang hij is geschaad, zeker nu de melding van verweerder er kennelijk juist mede toe heeft geleid dat de – in klagers eigen opvatting - onjuiste gegevens in het bevolkingsregister zijn gecorrigeerd. De raad betrekt bij voormeld oordeel voorts dat als onvoldoende weersproken vaststaat dat verweerder en S., door klager ernstig zijn mishandeld, waarvoor hij door het gerechtshof is veroordeeld. Weliswaar hebben deze incidenten plaatsgevonden nadat verweerder zich per brief van 26 maart 2014 tot de Vreemdelingenpolitie heeft gewend, maar dat geeft op zijn minst aanleiding te veronderstellen dat de door verweerder gestelde vrees voor klager en diens gedragingen niet van elk realiteitsgehalte ontbloot is. In een klacht als de onderhavige dient voorts een deugdelijk onderzoek door de tuchtrechter mogelijk te zijn. Daaraan heeft het door toedoen van klager ontbroken.

5.4 Dat verweerder informatie over klager heeft gedeeld met de heer S. heeft de raad evenmin kunnen vaststellen. Verweerder heeft dit betwist. De betwisting van verweerder wordt gesteund door de schriftelijke verklaring van de heer S. die van een latere datum is dan het proces-verbaal van de aangifte van de heer S. tegen klager van 21 april 2014. De heer S. heeft in zijn latere verklaring bovendien gemotiveerd toegelicht dat zijn beperkte kennis van de Nederlandse taal en de afwezigheid van een tolk ertoe hebben geleid dat het gestelde in het proces-verbaal niet (volledig) juist is. Nu klager deze stelling niet, althans onvoldoende heeft betwist, gaat de raad uit van de juistheid van deze lezing.

5.5 De raad oordeelt de klacht ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, A.D.G. Bakker, A.M.T. Weersink, P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 april 2018.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 3 april 2018