ECLI:NL:TADRARL:2018:52 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-832
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2018:52 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-01-2018 |
Datum publicatie: | 28-03-2018 |
Zaaknummer(s): | 17-832 |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken |
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar betreffende praktijkvoering. Verweerder heeft zich in een procedure betreffende huurachterstand gesteld voor 2 huurders, zonder dat hij daartoe opdracht had. Deze huurders hadden zich, op advies van een stichting die zich bezighoudt met schuldhulpverlening, tot een jurist, die bij verweerder werkte. Om redenen die verweerder heeft uiteengezet, heeft verweerder zich in de procedure voor de huurders gesteld. Nu daartoe een opdracht ontbrak en er ook geen contact was geweest met de huurders, oordeelt de raad deze handelwijze onbehoorlijk. Dekenbezwaar is gegrond. Maatregel: waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 29 januari 2018
in de zaak 17-832
naar aanleiding van de klacht van:
deken
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 13 oktober 2017, door de raad ontvangen op 16 oktober 2017 heeft klager in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 december 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 H. en W. waren cliënten bij de stichting [M.] voor begeleiding op financieel gebied en schuldhulpverlening. De heer D. van genoemde stichting begeleidde hen. Deze stichting zou onder meer zorgen voor de betaling van de huur, maar alleen voor zover de stand van de bankrekening van H. en W. dat toeliet. Eind 2015 is er een huurachterstand ontstaan. Op 15 maart 2016 hebben H. en W. een dagvaarding ontvangen ter zake van de huurachterstand. Zij hebben hierover contact opgenomen met D. die mr. N., als jurist werkzaam op het kantoor van verweerder, heeft gevraagd de belangen van H. en W. in de procedure te behartigen.
2.2 Bij brief van 23 maart 2016 heeft verweerder zich bij de rechtbank, sector kanton, gesteld als gemachtigde van H. en W. De conclusies van antwoord en dupliek zijn opgesteld en ondertekend door mr. N., op papier van het kantoor van verweerder.
2.3 Mr. N. had, naast zijn dienstverband bij het kantoor van verweerder, een eigen juridisch adviesbureau.
3 DEKENBEZWAAR
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in de gedragsregels 8, 9, 29 en 38 en artikel 7.5 Voda door met name de wijze van praktijkvoering.
Toelichting
3.2 Verweerder heeft geen opdracht van H. en W. gekregen om rechtsbijstand te verlenen. Toch heeft hij zich bij brief van 23 maart 2016 door mr. N. als gemachtigde laten stellen en bij brief van 25 april 2016 om uitstel gevraagd voor het indienen van een conclusie van antwoord. Dat zou zijn gebeurd omdat het de bedoeling was dat er op zijn naam een toevoeging ten behoeve van H. en W. zou worden aangevraagd. Dat is echter niet gedaan. Verweerder stelt dat H. en W. cliënt waren van het juridisch adviesbureau van mr. N. Desondanks heeft mr. N. gecorrespondeerd op het briefpapier van het kantoor van verweerder en de conclusies van antwoord en dupliek zijn ingediend op het papier van hetzelfde kantoor.
3.3 Klager stelt dat mr. N.
óf voor H. en W. is opgetreden als jurist van zijn eigen juridische adviesbureau. In dat geval verwijt de deken verweerder dat laatstgenoemde mr. N. de gelegenheid heeft geboden onder een valse hoedanigheid naar buiten te treden (mr. N. heeft immers onder de naam en hoedanigheid van verweerder een procedure gevoerd).
óf mr. N. trad op als jurist van het kantoor van verweerder. In dat geval was verweerder ten volle verantwoordelijk voor de behandeling van de zaak door mr. N. (gedragsregel 38). Verweerder wordt in dat geval verweten dat hij onder meer geen contact heeft gehad met de cliënten, zich niet heeft vergewist van hun identiteit, geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd en geen contact met de cliënten heeft gehad over de inhoud van de procedure.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij onjuist heeft gehandeld. Dit is gebeurd vanuit de volgende situatie. Verweerder is de enige advocaat op zijn kantoor waar onder meer mr. N. als jurist werkt. Op zijn kantoor is er onderling vakinhoudelijk overleg maar ook over de vraag wie wordt bijgestaan en welke zaken wel of niet worden gedaan. Mr. N. was één van de collega-juristen met wie verweerder sinds 2006 elke veertien dagen het gratis juridisch spreekuur in de gemeente S. verzorgde. Na afloop van deze bijeenkomsten worden de ingekomen vragen beoordeeld en voor zover nodig door het kantoor van verweerder in behandeling genomen.
4.2 Zo heeft het kunnen gebeuren dat mr. N. van één van zijn relaties de onderhavige vraag heeft voorgelegd gekregen, die hij destijds op het moment van kennisneming daarvan telefonisch met verweerder heeft besproken. Nadat verweerder kennis had genomen van het feit dat de heer D. als leidinggevende betrokken was bij de Stichting M. heeft verweerder mr. N. bericht dat hij de zaak niet kon/wilde doen. Daarna is verzuimd om de tenaamstelling aan te passen, welke fout verweerder zichzelf aanrekent.
4.3 Ter zitting heeft verweerder zijn excuses voor de gang van zaken aangeboden.
5 BEOORDELING
5.1 Beoordeeld moet worden of verweerder op correcte wijze zijn praktijk uitoefent. In dit geval staat ter discussie of verweerder naar H. en W. toe, duidelijk heeft gemaakt wat zijn rol was in de procedure tussen H. en W., als huurders, enerzijds en de verhuurder anderzijds. De raad stelt vast dat verweerder heeft erkend dat hij niet duidelijk is geweest naar H. en W. toe over zijn optreden in het huurgeschil. Zo heeft hij zich gesteld in de procedure en heeft een aanhouding gevraagd in de procedure, waarin hij officieel als gemachtigde van H. en W. optrad, terwijl hij geen opdracht van hen heeft gehad om voor hen op te treden en nimmer met hen contact heeft gehad over die zaak en hun zaak ook niet daadwerkelijk heeft behandeld. Het was mr. N., die bij verweerder op kantoor in loondienst werkzaam was en tevens een eigen juridisch adviesbureau had, die de zaak van H. en W. behandelde. Verweerder heeft uiteengezet wat de achtergrond van zijn handelwijze is geweest. De raad is echter van oordeel dat verweerder door genoemde wijze van praktijkvoering niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, waardoor onduidelijkheid bestond voor H en W. over de rol van verweerder in hun zaak. Bovendien heeft verweerder door zijn handelwijze mr. N. de mogelijkheid geboden om onder zijn naam en hoedanigheid als advocaat naar buiten te treden, hetgeen eveneens tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Het dekenbezwaar is dan ook gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op alle feiten en omstandigheden, waaronder het feit dat verweerder voor zijn onjuiste handelwijze zijn excuses heeft aangeboden, terwijl hij bovendien maatregelen heeft genomen om onduidelijkheid in zijn praktijkvoering te voorkomen, acht de raad een waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder gelet op artikel 48ac lid 1 onder b van de Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten door overmaking naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer 17-832.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7 bepaald;
Aldus gewezen door mr. A. E. Zweers, voorzitter, mrs. N.H.M. Poort, E.A.C. van de Wiel, G.J. van der Veer , M.A. Pasma, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2018.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 29 januari 2018.