ECLI:NL:TADRARL:2018:31 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-987
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2018:31 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-03-2018 |
Datum publicatie: | 14-03-2018 |
Zaaknummer(s): | 17-987 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht tegen voormalig eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerder heeft terecht een nota gestuurd en incassoprocedure gestart. Geen misbruik van (proces)recht. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline
in het ressort Arnhem - Leeuwarden
van 14 maart 2018
in de zaak 17-987
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 28 november 2017 met kenmerk 2017 KNN114, door de raad ontvangen op 30 november 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klaagster heeft zich begin april 2015 tot verweerder gewend voor rechtsbijstand inzake een geschil tussen haar en een bouwbedrijf. De opdrachtbevestiging is schriftelijk vastgelegd in een intakeformulier dat door verweerder en klaagster respectievelijk op 1 en 3 april 2015 is ondertekend. Op pagina 1 van dat intakeformulier staat als zaaksomschrijving opgenomen: “koop-/aannemingsovereenkomst en risico op aardbevingsschade”.
1.2 Op 21 oktober 2015 heeft een bespreking tussen verweerder en de partner van klaagster plaatsgevonden. Tevens heeft verweerder van klaagster dossierstukken ontvangen. Bij brief van 28 oktober 2015 heeft verweerder klaagster schriftelijk geadviseerd.
1.3 Bij nota gedateerd 9 november 2015 heeft (het kantoor van) verweerder een bedrag van € 545,38 aan klaagster gedeclareerd voor de voor haar verrichte werkzaamheden. Klaagster heeft deze nota onbetaald gelaten.
1.4 Op 10 maart 2016 heeft (het kantoor van) verweerder klaagster doen dagvaarden wegens het uitblijven van betaling van de nota van 9 november 2015.
1.5 Bij verstekvonnis van 28 juni 2016 heeft de rechtbank Noord-Nederland klaagster veroordeeld om aan het kantoor van verweerder het bedrag van € 545,38, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, te voldoen.
1.6 Het verstekvonnis van 28 juni 2016 is door de deurwaarder openbaar betekend. Op 29 november 2016 heeft de deurwaarder executoriaal beslag gelegd onder de werkgeefster van klaagster.
1.7 Bij brief van 24 juni 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) van klaagster geen opdracht heeft gekregen voor het schrijven van een advies inzake de ontbinding van de koop-/aanneemovereenkomst met het bouwbedrijf en hij klaagster dus ten onrechte kosten voor zijn werkzaamheden in rekening heeft gebracht;
b) door misbruik van het (proces)recht een verstekvonnis tegen klaagster heeft verkregen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.
4 BEOORDELING
4.1 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2 De voorzitter overweegt dat - anders dan klaagster stelt - uit het door klaagster en verweerder ondertekende intakeformulier van april 2015 volgt dat klaagster verweerder een opdracht tot juridische dienstverlening heeft gegeven en dat verweerder die opdracht heeft aanvaard. Ook volgt hieruit dat - eveneens anders dan klaagster stelt - de aard van de opdracht (mede) de koop-/aannemingsovereenkomst van klaagster met het bouwbedrijf betreft. Verweerder heeft terzake een bespreking met de partner van klaagster gevoerd, dossierstudie verricht en bij brief van 28 oktober 2015 schriftelijk advies uitgebracht. Gelet hierop heeft verweerder terecht een declaratie voor de door hem verrichte werkzaamheden aan klaagster verstuurd en was klaagster gehouden deze nota (tijdig) te voldoen.
4.3 Klaagster heeft echter zonder (opgaaf van) reden geweigerd de nota van verweerder te voldoen, waarop verweerder via een incassoprocedure zijn vordering op klaagster heeft geprobeerd te innen. Dit heeft geresulteerd in een verstekvonnis van de rechtbank dat door de deurwaarder openbaar is betekend. Hierna is executoriaal beslag gelegd onder de werkgeefster van klaagster. Verweerder heeft onweersproken aangevoerd dat de openbare betekening van zowel de dagvaarding als het verstekvonnis het gevolg is geweest van het feit dat de deurwaarder had vastgesteld dat het adres waar klaagster stond ingeschreven, geen bestaand adres was. Dat verweerder door misbruik van het (proces)recht een verstekvonnis tegen klaagster heeft verkregen is gelet op het voorgaande niet gebleken. Evenmin is gebleken dat klaagster de mogelijkheid is ontnomen om verzet aan te tekenen tegen het verstekvonnis.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 14 maart 2018.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 14 maart 2018