ECLI:NL:TADRARL:2018:30 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-960

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:30
Datum uitspraak: 05-02-2018
Datum publicatie: 14-03-2018
Zaaknummer(s): 17-960
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: de voorzitter oordeelt de klacht in alle onderdelen tegen de deken kennelijk ongegrond. Er bestaat geen verplichting voor een deken om bij een klachtonderzoek een mondelinge behandeling tussen partijen te bepalen. Ruime beleidsvrijheid deken. Daarnaast mocht deken bepaalde correspondentie van klager buiten beschouwing laten. Hij kon als deken niet oordelen/ adviseren over de civielrechtelijke vragen van klager daarin en heeft klager daartoe verwezen naar een advocaat.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 5 februari 2018

in de zaak 17-960

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel van 7 november 2017 met kenmerk 47/17/K17-104, door de raad ontvangen op 8 november 2017.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft bij verweerder een klacht ingediend tegen mr. K.

1.2 Verweerder heeft de klacht in behandeling genomen en zowel klager als mr. K. in de gelegenheid gesteld om hun standpunt in twee schriftelijke rondes toe te lichten.

1.3 Na deze fase van hoor en wederhoor heeft klager zich bij per e-mail van 14 juli 2017 en bij brief van 17 juli 2017 met nadere vragen tot verweerder gewend.

1.4 Bij brief van 19 juli 2017 aan klager en aan mr. K. heeft verweerder meegedeeld dat de onder 1.3 genoemde correspondentie van klager buiten beschouwing zou worden gelaten.

1.5 Bij brief van 26 juli 2017, met bijlagen, heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder.

1.6 Op 3 augustus 2017 is de klacht van klager ontvangen bij het Hof van Discipline. In de voorzittersbeslissing van 7 augustus 2017 heeft het Hof van Discipline de klacht voor onderzoek verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel.

1.7 Bij brief van 21 september 2017 heeft laatstgenoemde deken zijn visie op de klacht aan partijen kenbaar gemaakt.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) geen mondelinge behandeling te bepalen in de klacht van klager tegen mr. K.;

b) de correspondentie van klager van 14 en 17 juli 2017 buiten beschouwing te laten, terwijl verweerder de daarin gestelde vragen had behoren te beantwoorden.

3 VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter constateert dat de klacht betrekking heeft op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van deken in het arrondissement van de Orde van Advocaten in [locatie]. Slechts indien verweerder zich bij de vervulling van die functie zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad, kan hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf toetsen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Verweerder voert als verweer tegen dit klachtonderdeel aan dat hij na toepassing van hoor en wederhoor zich voldoende geïnformeerd voelde om zijn visie kenbaar te maken. Een mondelinge behandeling was gezien de standpunten van partijen niet aangewezen, aldus verweerder.

4.3 Anders dan klager stelt, bestaat geen verplichting voor een deken om bij een klachtonderzoek een mondelinge behandeling te bepalen tussen de partijen. Naar het oordeel van de voorzitter bepaalt een deken de wijze waarop hij zijn onderzoek inricht en komt de deken daarbij een ruime beleidsvrijheid toe. Niet is gesteld of gebleken dat verweerder zich daarbij dusdanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Nu van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is, zal de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 Verweerder voert als verweer dat hij als deken niet kon oordelen/ adviseren over de civiel- en strafrechtelijke vragen die klager hem heeft gesteld in de correspondentie van 14 en 17 juli 2017. Klager is daartoe verwezen naar een advocaat. Volgens verweerder bevatten die brieven geen onderdelen die in het klachttraject thuishoorden en die nog niet eerder naar voren waren gebracht.

4.5 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder hierbij gehandeld als van hem mag worden verwacht als deken. Dat verweerder daarmee de belangen van klager zou hebben geschaad of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens hem heeft gehandeld, is de voorzitter niet gebleken. Derhalve zal de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 5 februari 2018.

griffier voorzitter

Verzonden d.d. 5 februari 2018