ECLI:NL:TADRARL:2018:267 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-250

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:267
Datum uitspraak: 18-07-2018
Datum publicatie: 30-01-2019
Zaaknummer(s): 18-250
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond. De voorzitter is niet gebleken dat verweerder onvoldoende kritisch is geweest en/of geen of onvoldoende onderzoek heeft verricht in de zaak van klaagster.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 18 juli 2018

in de zaak 18-250

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 6 april 2018 met kenmerk 17-0235/AS/hvdh, door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klaagster heeft een geschil met de verhuurder van haar woning over de erfgrens en de hoogte van de erfafscheiding van haar voortuin.

1.2    In april 2017 heeft klaagster zich gewend tot verweerder met het verzoek haar bij te staan in het voornoemd geschil.

1.3    Verweerder heeft namens klaagster op 18 april 2017 een brief verstuurd naar de verhuurder. De verhuurder heeft bij brief van 26 april 2017 afwijzend gereageerd.

1.4    Verweerder heeft de afwijzing van de verhuurder met klaagster besproken en haar te kennen gegeven dat haar juridische positie bij nader inzien onvoldoende sterk is om de zaak door te zetten. Verweerder heeft dit bij e-mail van 1 juni 2017 schriftelijk aan klaagster bevestigd. In dezelfde e-mail heeft verweerder gevraagd of klaagster er mee instemt dat verweerder het dossier sluit en zijn werkzaamheden beëindigd.

1.5    Nadien heeft nog enige correspondentie plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder. Op 26 juni 2017 heeft klaagster verweerder per e-mail bericht dat het akkoord is dat verweerder, na verzending van een laatste brief aan de verhuurder, haar zaak niet meer zal behartigen.

1.6    Bij brief van 21 augustus 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    geen nader onderzoek te doen in het dossier van klaagster en in plaats daarvan de zaak direct neer te leggen.

Toelichting

2.2    Verweerder heeft gezegd dat de zaak tegen de verhuurder een fluitje van een cent was en dat zij in haar recht stond. Verweerder heeft ten onrechte de reactie van de verhuurder bij brief van 26 april 2017 als waarheid aangenomen. Verweerder is onvoldoende kritisch geweest. Zonder nader onderzoek heeft verweerder besloten dat hij niet meer met de zaak verder wilde. Verweerder had de brief van de verhuurder eerst op waarheid moeten onderzoeken voordat hij de zaak zou neerleggen. Verweerder had via het Kadaster gegevens kunnen opvragen en medebewoners en de verhuurder (kritisch) kunnen benaderen.

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.2    Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Verweerder is twee keer ter plaatse geweest en heeft elke actie met klaagster besproken. Op basis van informatie van klaagster heeft verweerder de verhuurder bij brief van 18 april 2017 uitgenodigd voor een gesprek. De afwijzende reactie van de verhuurder heeft verweerder bij klaagster thuis besproken. Toen bleek dat de situatie bij de voortuin bij aanvang van de huur anders was dan klaagster eerder had verklaard. Juridisch gezien zou klaagster aan het kortste eind trekken. Verweerder heeft haar toen laten weten dat het niet opportuun was om een procedure te starten zoals bevestigd is bij e-mail van 1 juni 2017. Op verzoek van klaagster heeft verweerder nog een conceptbrief aan de verhuurder opgesteld waarbij hij expliciet heeft gemeld dat dit de laatste werkzaamheden waren, ongeacht de reactie van de verhuurder. Bij e-mail van 26 juni 2017 heeft klaagster ingestemd met het versturen van de conceptbrief en het daarna beëindigen van de werkzaamheden door verweerder.  De brief aan de verhuurder is op 27 juni 2017 verzonden en de verhuurder heeft bij brief van 18 juli 2017 negatief bericht. Daarna heeft verweerder het dossier gesloten. Nader onderzoek was niet nodig. Het advies van verweerder was gebaseerd op gegevens die klaagster verweerder zelf heeft gegeven. De kadastrale gegevens (waarover verweerder beschikte) speelden huurrechtelijk gezien geen rol.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt vast dat het een klacht tegen de eigen (voormalig) advocaat betreft. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico –  waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk moet voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Tot die professionele standaard hoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan deze norm toetsen.

4.2    De voorzitter is niet gebleken dat verweerder onvoldoende kritisch is geweest en/of geen of onvoldoende onderzoek heeft verricht. Daartoe heeft klaagster onvoldoende gesteld en onderbouwd. Daartegenover staat de gemotiveerde betwisting door verweerder. De eerste brief van verweerder aan de verhuurder was kennelijk vooral gebaseerd op de visie van klaagster op het geschil. Helder is dat de (afwijzende) reactie van de verhuurder voor verweerder een ander licht op de zaak heeft geworpen, in die zin dat de situatie juridisch gezien anders kwam te liggen dan verweerder in eerste instantie had aangenomen. Kennelijk heeft verweerder zich voldoende geïnformeerd geacht en voegden de gegevens uit het Kadaster niets toe. Uit niets is de voorzitter gebleken dat verweerder meer informatie had moeten vergaren om de juridische positie van klaagster te kunnen bepalen.

4.3    Dat verweerder de zaak van klaagster direct of te snel (ontijdig) heeft neergelegd, is de voorzitter niet gebleken. Verweerder heeft gemotiveerd toegelicht dat de juridische positie van klaagster (te) zwak was waardoor hij geen heil meer zag in het ondernemen van verdere juridische acties richting de verhuurder. Verweerder heeft dit keurig aan klaagster schriftelijk bevestigd. Daarna heeft verweerder op verzoek van klaagster nog een laatste brief aan de verhuurder verstuurd en klaagster op heldere wijze (nogmaals) bericht dat dit zijn laatste werkzaamheden zouden zijn, waarmee klaagster expliciet akkoord is gegaan in haar e-mail van 26 juni 2017. Het staat een advocaat vrij om zijn werkzaamheden te beëindigen mits dat op zorgvuldige wijze gebeurt. De voorzitter stelt vast dat verweerder zijn beslissing om het dossier te sluiten tijdig kenbaar heeft gemaakt zodat niet valt in te zien dat en waarom klaagster daarvan nadeel heeft ondervonden. Bovendien is klaagster expliciet met de beëindiging van de werkzaamheden door verweerder ingestemd. Onbegrijpelijk is dan ook waarom klaagster daar nu op terug komt.

4.4    Van enig tuchtrechtelijk verwijt kan gezien het voorgaande geen sprake zijn.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 18 juli 2018.

griffier    voorzitter

Verzonden d.d. 18 juli 2018.