ECLI:NL:TADRARL:2018:26 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-974

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:26
Datum uitspraak: 12-02-2018
Datum publicatie: 14-03-2018
Zaaknummer(s): 17-974
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat van de wederpartij in familierechtelijk geschil. Verweerster mocht als partijdige advocaat feiten en standpunten innemen zoals door haar gedaan. Geen schending van gedragsregel 15 door kort voor zitting alleen aan de griffie door te geven dat verweerster op verzoek van cliënte niet bij die zitting aanwezig zou zijn. Geen contact met rechter over inhoudelijke kant van de zaak. Kennelijk ongegronde klacht.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 12 februari 2018

in de zaak 17-974

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 23 november 2017 met kenmerk K17/18, door de raad ontvangen op diezelfde datum (digitaal).

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerster staat sinds 2013/2014 de toenmalige vrouw van klager bij in de echtscheidingsprocedure en daaraan gerelateerde procedures, waaronder over de hoogte van de partneralimentatie.

1.2 Klager heeft tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 augustus 2016, verbeterd/aangevuld bij beschikking van 28 oktober 2016, waarin het verzoek van klager om een deskundige te benoemen is afgewezen en (onder meer) de partneralimentatie is bepaald op € 599,- per maand ten laste van klager, hoger beroep ingesteld. Verweerster heeft daartegen namens haar cliënte verweer gevoerd.

1.3 Op 15 september 2016 heeft klager bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch verzocht om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. Op 11 november 2016 heeft verweerster daarop namens haar cliënte een verweerschrift ingediend.

1.4 Bij beschikking van 2 februari 2017 heeft het gerechtshof het verzoek van klager gelet op het stadium waarin het hoofdgeding in hoger beroep verkeerde en aldus wegens strijdigheid van de goede procesorde afgewezen.

1.5 Bij brief van 17 februari 2017, aangevuld bij brief van 18 april 2017, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) stelselmatig standpunten in te nemen en uitspraken te doen dan wel feitelijke gegevens in processtukken op te nemen, waarvan zij wist althans kon weten dat die onjuist zijn, waardoor zij zich bovendien onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten en door haar bewuste leugens het vertrouwen in de advocatuur ernstig is geschaad.

Toelichting:

Volgens klager stelt verweerster zich in de processtukken steeds op het standpunt dat klager niet alle vragen heeft beantwoord, terwijl klager zowel schriftelijk als mondeling tijdens de zittingen wel alle gestelde vragen heeft beantwoord. Verweerster heeft dat op enig moment zelfs tijdens een zitting bevestigd. Desondanks neemt zij in een volgend processtuk in strijd met de waarheid toch weer een ander standpunt in. Ter onderbouwing hiervan verwijst klager naar diverse passages (o.a. 2.4, 2.5, 2.7, 2.10) in het door haar ingediende verweerschrift tegen verzoek voorlopig deskundigenbericht van 11 november 2016.

b) contact met de (griffie van de) rechtbank op te nemen en na te laten om de (advocaat van) klager gelijktijdig te informeren over haar bericht dat zij niet aanwezig zou zijn op de zitting van 6 april 2017;

c) via zijn advocaat klager proberen te bewegen om de klacht in te trekken, terwijl zijn advocaat niet betrokken is en diende te worden in de onderhavige klachtprocedure.

3 VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4 BEOORDELING

4.1 Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Verweerster voert in haar verweer aan dat zij zich namens haar cliënte op het standpunt heeft gesteld dat klager vragen niet, althans onvoldoende, had beantwoord. Zij stelt dat het een advocaat vrij staat vrij om dergelijke stellingen namens een cliënt in te nemen in een gerechtelijke procedure. Klager heeft daarna de gelegenheid gehad om daarop via zijn advocaat te reageren. Volgens verweerster is haar cliënte daarna in de uitspraken van zowel de rechtbank als het gerechtshof in haar standpunten gesteund. Verweerster stelt dat zij zich daarbij altijd zakelijk heeft uitgelaten en betwist dat zij zich op enig moment onnodig grievend heeft uitgelaten jegens klager.

4.3 Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerster als partijdige belangenbehartiger de stellingen en feiten namens haar cliënte in de procedures aanvoeren zoals zij dat heeft gedaan. Gelet op de inhoud van het juridische geschil tussen klager en de cliënte van verweerster acht de voorzitter dat standpunt ook niet onbegrijpelijk. Niet is gebleken dat verweerster de vrijheid die haar daarbij toekomt heeft overschreden of dat daarbij sprake is geweest van bewuste leugens; daartoe heeft klager onvoldoende concrete feiten aangevoerd. Daar komt bij dat het op de weg van klager en zijn advocaat had gelegen om vermeende onjuiste feiten of stellingnames van verweerster in de procedures gemotiveerd te betwisten, waarna het aan de civiele rechter was om daarover te oordelen. Dat klager zich met die uitspraken niet kan verenigen, is geen zelfstandige grond voor een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerster. Gelet op de zakelijke toonzetting van verweerster in haar processtukken is de voorzitter niet gebleken dat verweerster zich daarbij onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten.

4.4 Op grond van het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Daarmee wordt klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond verklaard.

Ad klachtonderdeel b)

4.5 Verweerster voert als verweer het volgende aan. Van strijdigheid met gedragsregel 15 is geen sprake geweest, omdat verweerster geen contact met de rechter heeft gehad en geen sprake is geweest van een inhoudelijke berichtgeving. Op donderdag 6 april 2017 stond een mondelinge behandeling gepland bij de rechtbank over de zorgregeling over de minderjarige zoon van haar cliënte en klager. De advocaat van klager had al laten weten dat hij niet op de zitting aanwezig zou zijn en dat klager alleen zou verschijnen. Op woensdagavond voor de zitting heeft haar cliënte haar laten weten dat ook zij besloten had om alleen naar de zitting te gaan. Op donderdagochtend heeft verweerster de griffie gebeld met de mededeling dat zij niet zou verschijnen. Het was haar bekend dat de advocaat van klager niet op kantoor zou zijn. Verweerster heeft volstaan met haar bericht aan de griffie die het zou doorgeven aan de rechter.

4.6 Naar het oordeel van de voorzitter is, gelet op het gemotiveerde verweer van verweerster, niet gebleken dat verweerster door haar handelwijze de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad, zonder dat daarmee een redelijk doel werd gediend. De cliënte van verweerster heeft kort voor de zitting op 6 april 2017 om haar moverende redenen ervoor gekozen om, evenals klager, alleen naar die zitting te gaan. Alhoewel het netjes was geweest om ook het kantoor van de advocaat van klager voor de zitting te informeren over haar afwezigheid daarbij, valt niet in te zien in hoeverre verweerster een verwijt kan worden gemaakt dat zij zich de volgende ochtend voor de zitting alleen bij de griffie van de rechtbank heeft afgemeld voor de zitting. Nu van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster geen sprake is, oordeelt de voorzitter klachtonderdeel b) eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.7 Verweerster bevestigt dat zij met de haar bekende advocaat van klager heeft gebeld maar betwist dat zij daarmee klachtwaardig zou hebben gehandeld. Zij heeft de advocaat van klager gemeld dat klager een klacht tegen haar had ingediend en heeft verzocht om daarin te bemiddelen. Daarbij heeft zij hem gewezen op de tuchtrechtelijke jurisprudentie. Het stond de advocaat van klager geheel vrij om dit met klager te bespreken en was het aan klager om over al dan niet handhaving van zijn klacht te beslissen.

4.8 Naar het oordeel van de voorzitter valt niet in te zien in welke zin verweerster in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar

handelen ontbreekt. Daarmee oordeelt de voorzitter ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 12 februari 2018.

griffier voorzitter

verzonden d.d. 12 februari 2018