ECLI:NL:TADRARL:2018:252 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-987

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:252
Datum uitspraak: 12-11-2018
Datum publicatie: 23-01-2019
Zaaknummer(s): 17-987
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 15 oktober 2018

in de zaak 17-987

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 maart 2014 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 24 juni 2017 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 28 november 2017 met kenmerk 2017 KNN114, door de raad ontvangen op 30 november 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 14 maart 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 maart 2018 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 31 maart 2018, door de raad ontvangen op 3 april 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2018 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster is zonder bericht van verhindering niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 31 mart 2018 en de brief van verweerder van 23 augustus 2018 met de daarin genoemde bijlagen.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3.    VERZET EN VERWEER

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    De voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat klaagster een gesprek heeft gehad met verweerder. Dat is onjuist. Een adviseur van klaagster heeft uit eigen beweging een gesprek met verweerder gehad zonder uitdrukkelijke machtiging van klaagster. De factuur had naar deze adviseur gestuurd moeten worden.

3.2    Ten onrechte heeft de voorzitter overwogen dat geen bezwaar is gemaakt tegen de nota van 9 november 2015. Door de adviseur van klaagster is per e-mailbericht van 10 november 2015 geprotesteerd tegen de nota.

Toelichting

De rol van verweerder had betrekking op twee zaken. De ene zaak betrof de aardbevingsbestendigheid van een te bouwen woning op een bouwkavel  die klaagster en haar partner hadden gekocht. Die zaak is afgewikkeld. Verder was er een tweede zaak betreffende een onterechte ontbinding van de koop-/aannemingsovereenkomst. Een adviseur van klaagster heeft toen ongevraagd een vrijblijvend en verkennend gesprek gehad met verweerder op eigen initiatief zonder opdracht van klaagster. Tegen de nota heeft klaagster geprotesteerd toen zij betalingsverzoeken ontving. Verder heeft haar adviseur bij e-mailbericht van 10 november 2015 geprotesteerd.

3.3    Het gemotiveerde verweer van verweerder ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

4.    BEOORDELING

4.1    De voorzitter heeft overwogen dat aan verweerder een opdracht is verstrekt tot juridische dienstverlening die onder meer is gebaseerd op het intakeformulier dat door klaagster op 3 april 2015 is getekend. Ten aanzien van het argument van klaagster dat op 21 oktober 2015 door haar adviseur geen opdracht is verstrekt en dat gesprek niets te maken had met de opdracht van 3 april 2015 overweegt de raad als volgt.

4.2    Afgezien van de vraag of de kwestie die op 21 oktober 2015 is besproken, voortvloeit uit de op 3 april 2015 verstrekte opdracht of een nieuwe opdracht betrof, is de raad van oordeel dat op 21 oktober 2015 in ieder geval aan verweerder gevraagd is te adviseren over de ontbinding van de koop-/aannemingsovereenkomst. De raad overweegt daartoe dat verweerder ter zitting heeft verklaard, dat hem tijdens dat gesprek diverse stukken zijn overhandigd en dat hem concreet om advies is gevraagd. Hoewel de adviseur van klaagster in zijn e-mail van 10 november 2015 aan verweerder ontkent dat er om advies is gebracht, omdat het om een “verkennend” gesprek ging, mocht er niet van worden uitgegaan dat de werkzaamheden niet in rekening zouden worden gebracht. Temeer daar noch klaagster zelf, noch haar adviseur, naar aanleiding van het uitgebrachte advies van 28 oktober 2015, heeft gesteld dat daartoe geen opdracht was verstrekt. Dat bezwaar wordt eerst op 10 november 2015, na ontvangst van de nota van 9 november 2015, naar voren gebracht. De raad volgt de beslissing van de voorzitter omtrent de gegeven opdracht, welke beslissing correct is en op de juiste gronden berust.

4.3    De voorzitter heeft voorts geoordeeld dat klaagster zonder opgaaf van reden de nota van verweerder heeft geweigerd te betalen. Weliswaar heeft de adviseur wel tijdig geprotesteerd, maar de enkele reden dat het om een “verkennend” gesprek ging en derhalve niet in rekening mocht worden gebracht, is ondeugdelijk. Bovendien wordt eerst geprotesteerd als de nota komt. De voorzitter heeft dat terecht als onvoldoende reden beschouwd. De beslissing van de voorzitter kan dan ook -onder verbetering van de gronden- in stand blijven. Ook overigens heeft de voorzitter op alle relevante omstandigheden van het geval acht geslagen. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond verklaard. Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet onder verbetering van de gronden als onder 4.3 aangegeven, ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, F. Klemann, E.A.C. van de Wiel, H.Q.N. Renon, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2018.

griffier                                                                voorzitter

Verzonden d.d. 15 oktober 2018.