ECLI:NL:TADRARL:2018:168 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-285

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:168
Datum uitspraak: 18-07-2018
Datum publicatie: 23-07-2018
Zaaknummer(s): 18-285
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs had moeten kennen en voorts geen sprake van onnodige grievende uitlatingen.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 18 juli 2018

in de zaak 18-285

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 25 april 2018 met kenmerk K 17/113, door de raad ontvangen op 25 april 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klagers en Aegon Financiële Diensten B.V. (hierna: Aegon) hebben op 19 september 2000 een “Vermogensrendement-overeenkomst” (hierna: de overeenkomst) gesloten voor de duur van 60 maanden. De overeenkomst is per 19 september 2005 geëindigd.

1.2    Bij brief aan Aegon van 18 februari 2009 heeft mr. A, de voormalige advocaat van klagers, de verjaringstermijn van een vordering van klagers op Aegon op grond van wanprestatie gestuit.

1.3    Bij brief van 15 maart 2011 heeft mr. A klagers meegedeeld dat hij tot de conclusie is gekomen dat zijn werkzaamheden onder de huidige omstandigheden niet tot het beoogde resultaat zullen leiden, te weten het vorderen van door klagers geleden schade (voor zover deze al bestaat), zodat hij, indien hij niet binnen vier weken van klagers verneemt, zal overgaan tot sluiting en archivering van het dossier. Klagers hebben hierop niet gereageerd.

1.4    Bij brief van 9 augustus 2011 heeft mr. S mr. A namens klagers verzocht het dossier van klagers aan hem toe te zenden.

1.5    Op 18 augustus 2011 heeft de secretaresse van mr. A het dossier van klagers aan mr. S gestuurd, met daarbij de mededeling dat het dossier reeds was gearchiveerd.

1.6    Bij brief van 22 augustus 2011 heeft mr. S de ontvangst van het dossier aan mr. A bevestigd en hem meegedeeld dat hij na bestudering van het dossier tot de conclusie is gekomen dat de zaak kansloos is.

1.7    In 2013 heeft de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland verweerder verzocht het archief van mr. A over te nemen. Verweerder heeft aan dit verzoek gehoor gegeven. Bij brief van 11 juli 2013 heeft verweerder klagers onder meer het volgende meegedeeld:

“In verband met gezondheidsproblemen is het voor uw vorige advocaat, [mr. A], niet langer mogelijk om de belangen van zijn cliënten te behartigen. [Mr. A] heeft ons kantoor om die reden verzocht zijn zaken over te nemen.

Uw dossiers zullen vanaf heden in het archief bij ons op kantoor worden bewaard (…) Mocht u nog originele stukken willen ontvangen of anderszins juridische hulp wensen dan verzoeken wij u vriendelijk ons daarover te berichten.”

1.8    Bij brief van 5 augustus 2013 heeft (een medewerker van het kantoor van) verweerder het dossier van klagers op verzoek van mr. D aan mr. D gestuurd.

1.9    Bij brief van 31 maart 2017 heeft de gemachtigde van klagers verweerder namens klagers aansprakelijk gesteld. De brief luidt, voor zover van belang:

“Onder meer naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2016 (…)zijn cliënten van mening dat [mr. A] en/of u en/of uw kantoor een beroepsfout heeft begaan door de vordering van cliënten op Aegon Financiële Diensten B.V. uit hoofde van hun effectenleaseovereenkomst(en) en/of de vordering op de tussenpersoon van cliënten in hun relatie met Aegon Financiële Diensten B.V. niet, althans niet tijdig, in rechte uit te winnen en/of die vorderingen niet, althans niet tijdig, te stuiten, en, wat uw kantoor specifiek betreft, het dossier slechts over te nemen ter fine van archivering (…) Cliënten houden u en/of uw kantoor aansprakelijk voor de door een en ander aan hen opgekomen schade (…)”

1.10    Bij brief van 5 oktober 2017 heeft de gemachtigde van klagers namens klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    een beroepsfout heeft gemaakt door niet, althans niet tijdig, de vordering van klagers op Aegon en/of de tussenpersoon van klagers te stuiten en door het dossier van klagers slechts over te nemen ter archivering zonder daarbij de nodige juridisch-inhoudelijke advocatuurlijke zorg te besteden aan het dossier (de verjaringsgstermijn van de vordering van klagers op Aegon is door verweerder niet tijdig gestuit);

b)    klagers in zijn brief van 11 juli 2013 niet heeft geïnformeerd over de op dat moment  nog lopende verjaringstermijn en de mogelijkheid om deze termijn zelf te stuiten.

3    VERWEER

3.1    Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst dient te worden nagegaan of klagers kunnen worden ontvangen in hun klacht. Ingevolge artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Op deze regel bevat lid 2 van genoemd artikel een uitzondering voor het geval de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar nadat de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De voorzitter dient deze voorschriften ambtshalve toe te passen. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn.

4.2    Uit de overgelegde stukken is de voorzitter gebleken dat de klacht betrekking heeft op verweten gedragingen van verweerder in de periode tussen 11 juli 2013 (het moment waarop verweerder klagers heeft meegedeeld dat hun dossier bij hem op kantoor wordt bewaard) en 18 februari 2014 (het moment waarop de verjaring volgens klagers zou moeten zijn gestuit). Door hierover pas op 5 oktober 2017 een klacht in te dienen, hebben klagers de in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet genoemde termijn overschreden. Voor zover klagers stellen dat zij pas sinds het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2016 bekend zijn met de gevolgen van het handelen of nalaten van verweerder, geldt dat ook in dat geval de klaagtermijn is overschreden, nu klagers dan, gelet op het bepaalde in artikel 46g, tweede lid, Advocatenwet, uiterlijk op 2 september 2017 een klacht over verweerder hadden moeten indienen. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht, is de voorzitter niet gebleken. Dit betekent dat klagers niet-ontvankelijk zijn in hun klacht.

4.3    De voorzitter overweegt ten overvloede nog dat, indien klagers wel ontvankelijk zouden zijn geweest in hun klacht, de klacht kennelijk ongegrond zou zijn verklaard. Niet valt immers in te zien op grond waarvan op verweerder een verplichting rustte om alle reeds gearchiveerde dossiers die hij ter bewaring verkreeg te onderzoeken op eventuele nog te verrichten handelingen.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

klagers, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, niet-ontvankelijk in hun klacht.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 18 juli 2018.

griffier                                                                      voorzitter

Bij afwezigheid van mr. S. van Excel is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

Verzonden d.d. 18 juli 2018.