ECLI:NL:TADRARL:2018:13 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-988
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2018:13 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-02-2018 |
Datum publicatie: | 01-03-2018 |
Zaaknummer(s): | 17-988 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Geen schending van de geheimhoudingsplicht van verweerder door een brief voor klager aan diens (voormalig) advocaat te sturen. Klacht ook voor het overige kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 26 februari 2018
in de zaak 17-988
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 29 november 2017 met kenmerk 2017 KNN145, door de raad ontvangen op 30 november 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. De voorzitter heeft tevens kennisgenomen van de brief van klager met bijlagen van 17 januari 2018, door de raad ontvangen op 18 januari 2018.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Verweerder heeft vanaf medio 2016 de voormalig werkgever van klager bijgestaan in een procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met klager. Klager heeft in eerste aanleg zelf verweer gevoerd (zonder bijstand van een advocaat).
1.2 In de hoger beroepsprocedure heeft klager zich laten bijstaan door mr. D.
1.3 Tegen de beschikking van het gerechtshof van 8 maart 2017 heeft mr. A. namens klager cassatie ingesteld. De hoge Raad heeft nog geen uitspraak gedaan.
1.4 Kort na de ontvangst van de beschikking van het gerechtshof heeft klager aan verweerder laten weten de opdracht aan mr. D. te hebben opgezegd.
1.5 Op 15 juli 2017 heeft klager per e-mail aan verweerder onder meer bericht dat hij de dag daarvoor “stellingen/juridisch advies” van mr. D. heeft ontvangen.
1.6 Op 31 juli 2017 heeft een juridisch medewerker van het kantoor van verweerder een brief aan de cassatieadvocaat, mr. A., verstuurd. Deze brief, die hierna aangeduid wordt als ‘de brief’, luidt als volgt:
“Inzake opgemelde kwestie bericht ik u, bij afwezigheid van mijn kantoorgenoot [naam verweerder], als volgt.
Cliënte heeft mij geïnformeerd over het feit dat uw cliënt afgelopen week – ongevraagd en zonder toestemming – haar bedrijfsterrein heeft betreden. Volgens cliënte was hij op zoek naar werknemers om van hen (belastende) verklaringen te verkrijgen. Naast het aanspreken van meerdere werknemers heeft uw cliënt op één of meerdere ramen een briefje geplakt met de tekst: “Keep calm”. Volgens cliënte was de handelwijze van uw cliënt zeer intimiderend.
Dergelijk intimiderend gedrag wordt door cliënte niet geaccepteerd. Om die reden verzoek ik u te bevorderen dat uw cliënt zich hiervan in de toekomst onthoudt. (…)”
1.7 De brief is in kopie (in cc per e-mail) aan mr. D. verstuurd.
1.8 Bij brief van 21 augustus 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door te handelen als hierna omschreven:
a) verweerder heeft meerdere gedragsregels overtreden en zijn geheimhoudingsplicht geschonden;
b) verweerder heeft zich in de brief onnodig grievend uitgelaten;
c) verweerder heeft met het doorsturen van de brief aan klagers (cassatie-)advocaat onnodige kosten voor klager veroorzaakt;
d) verweerder heeft toegestaan dat ‘zijn’ juridisch medewerker ten onrechte de titel “mr” heeft gebruikt. Dit is misleidend en in strijd met de gedragscode van advocaten.
Toelichting
2.2 Ad a) Verweerder heeft als verantwoordelijke advocaat Gedragsregel 6 overtreden door de voormalig advocaat van klager een kopie van de brief te sturen. Dit terwijl klager verweerder al op 9 maart 2017 per e-mail had bericht dat mr. D. niet meer zijn advocaat was. Hiermee heeft verweerder zijn geheimhoudingsplicht geschonden.
2.3 Ad b) Verweerder moest weten dat de beweringen in de brief onwaarschijnlijk (en dus niet waar) waren en dat leugens grievend werken. De onwaarheden in de brief waren intimiderend en kostenverhogend bedoeld.
2.4 Ad c) Verweerder moest weten dat het versturen van de brief aan de cassatieadvocaat voor klager kostenverhogend zou werken. Deze tactiek heeft de cliënt van verweerder al sinds 2013 gebruikt. Dit mag er niet toe leiden dat een advocaat onnodige kosten veroorzaakt.
2.5 Ad d) Verweerder dient aan te tonen dat de juridisch medewerker een diploma heeft en met recht de titel “mr” mocht voeren. Zolang klager hiervan geen bewijs heeft gezien kan dit niet voor waar worden aangenomen.
3 VERWEER
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
3.1 Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld.
Ad klachtonderdeel a)
3.2 Van schending van zijn geheimhoudingsplicht is geen sprake. Deze plicht ziet op kennis over zijn eigen cliënt en niet op de kennis over de wederpartij. Na het e-mailbericht van klager dat mr. D. niet meer als zijn advocaat optrad, heeft verweerder op 15 juli 2017 een e-mailbericht van klager ontvangen waarin klager verwees naar een door hem van mr. D. ontvangen juridisch advies. Het was verweerder niet helder of mr. D. (weer) optrad als advocaat of adviseur van klager. Om er zeker van te zijn dat de brief klager zou bereiken, is een kopie van de brief zekerheidshalve aan mr. D. toegestuurd.
Ad klachtonderdeel b)
3.3 Verweerder ontving tijdens zijn vakantie een melding van zijn cliënt dat klager op het bedrijfsterrein stond en dat sprake was van een onwenselijke en intimiderende situatie. Verweerder heeft toen zijn kantoorgenoot, toen nog juridisch medewerker, verzocht om een brief te sturen naar de advocaat van klager. Los van het feit dat niet verweerder maar zijn kantoorgenoot de brief heeft opgesteld en verstuurd, is de inhoud van de brief van 31 juli 2017 kort en zakelijk, conform de door de cliënt van verweerder gedane constateringen. De brief kan niet worden gekwalificeerd als onnodig grievend.
Ad klachtonderdeel c)
3.4 Het versturen van de brief aan de (cassatie)advocaat was gerechtvaardigd gezien de ongewenste en intimiderende actie van klager op het bedrijfsterrein van de cliënt van verweerder. Van het onnodig op kosten jagen van klager is geen sprake geweest.
Ad klachtonderdeel d)
3.5 De juridisch medewerker van (het kantoor van) verweerder is afgestudeerd en voert derhalve terecht de titel “mr”. Er is geen sprake van misleiding. Op 24 november 2017 is de juridisch medewerker als advocaat beëdigd.
4 BEOORDELING
4.1 Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.2 Ter inleiding geldt voorts dat de gedragsregels de normen onder woorden brengen die in acht moeten worden genomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat. De gedragsregels zijn bedoeld als richtlijn. Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Ad klachtonderdeel a)
4.3 Klager heeft algemeen gesteld dat verweerder meerdere gedragsregels heeft overschreden. Behalve het verwijt dat sprake is van schending van de geheimhoudingsplicht door verweerder en daarmee schending van Gedragsregel 6, heeft klager zijn klacht op dit punt niet geconcretiseerd en onderbouwd.
4.4 Dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht jegens klager heeft geschonden, heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen. De geheimhoudingsplicht ziet op door de advocaat voor zijn cliënt behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de omvang van diens belangen. Van een advocaat-cliënt relatie tussen klager en verweerder is geen sprake geweest. Klager is enkel als de wederpartij van de cliënt van verweerder aan te merken. Aan Gedragsregel 6 wordt derhalve niet toegekomen. Los daarvan is evenmin aannemelijk gemaakt dat verweerder de belangen van klager – als wederpartij – onnodig heeft geschaad door de brief van 31 juli 2017 in kopie aan mr. D. te (laten) versturen. Nog daargelaten de vraag of verweerder verantwoordelijk kan worden gehouden voor de inhoud van de brief nu deze niet door verweerder zelf is ondertekend en verstuurd.
4.5 De voorzitter oordeelt klachtonderdeel a op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.6 Dat verweerder zich in de brief van 31 juli 2017 onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten, kan de voorzitter niet vaststellen. Zelfs als verweerder verantwoordelijk kan worden gehouden voor de tekst van de brief, kan de bewuste tekst niet als onnodig grievend worden aangemerkt. Verweerder heeft toegelicht dat de brief gebaseerd is op constateringen van zijn cliënt. Daarbij is van belang dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Zo geldt ook hier. Dat klager zich niet in de geschetste situatie herkent kan zo zijn, doch dit maakt niet dat verweerder met de bewuste brief de grenzen van de hem toekomende grote mate van vrijheid heeft overschreden. Met verweerder meent de voorzitter dat de brief zakelijk is geformuleerd. Klachtonderdeel b oordeelt de voorzitter kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
4.7 Dat de brief tot onnodige kosten aan de kant van klager heeft geleid, heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen. Klager heeft zijn stelling op dit punt onvoldoende onderbouwd en tevens is die stelling in tegenspraak met de e-mail van klager aan de kantoorgenoot van verweerder van 3 augustus 2017 waarin klager heeft gemeld dat de cassatieadvocaat de brief gratis aan klager heeft doorgestuurd. Zelfs als de brief van klager tot kosten voor klager heeft geleid, dan volgt daaruit niet zonder meer dat sprake is geweest van onnodige kosten. Verweerder heeft gemotiveerd toegelicht dat en waarom de brief aan de (cassatie)advocaat van klager is gestuurd, hetgeen in de gegeven omstandigheden niet onbegrijpelijk is. Klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel d)
4.8 Van enige vorm van misleiding is de voorzitter niet gebleken. Verweerder heeft gemotiveerd toegelicht dat zijn kantoorgenoot een afgestudeerd jurist is en terecht de meestertitel voert. Niet valt in te zien welk verwijt verweerder kan worden gemaakt, nog los van de vraag welk belang klager bij dit klachtonderdeel heeft. Immers, uit niets heeft de voorzitter kunnen afleiden dat klager, zo zijn stelling al juist zou zijn, onevenredig in zijn belangen is geschaad. Ook klachtonderdeel d wordt kennelijk ongegrond geoordeeld.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 26 februari 2018.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 26 februari 2018