ECLI:NL:TADRAMS:2018:74 Raad van Discipline Amsterdam 17-839/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:74
Datum uitspraak: 23-03-2018
Datum publicatie: 23-04-2018
Zaaknummer(s): 17-839/A/NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht over eigen advocaat. Het valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten dat hij niet namens klager het woord heeft gevoerd op de zitting. Daarnaast valt het verweerder tuchtrechtelijk te verwijten dat hij klager onjuist heeft geïnformeerd over het horen van getuigen en de artikel 12 Sv-procedure onvoldoende met klager heeft voorbereid. Voorwaardelijke boete onder voorwaarde van terugbetaling declaratie en waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 23 maart 2018

in de zaak 17-839/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven van 3 april 2017 en 16 mei 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 19 oktober 2017 met kenmerk td/md/17-147, door de raad ontvangen op 20 oktober 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 februari 2018 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn echtgenote, en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 26 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een artikel 12 Sv-procedure bij het gerechtshof. De zitting bij het gerechtshof heeft plaatsgevonden op 16 juli 2015. De procedure heeft geresulteerd in een vervolging van klager. Verweerder heeft klager vervolgens bijgestaan in de strafzaak die daarop is gevolgd.

2.2 Op 21 december 2015 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerder. De echtgenote van klager was ook bij die bespreking aanwezig.

2.3 Op 7 januari 2016 heeft er een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank. Klager is niet ter zitting verschenen. Verweerder was wel op de zitting aanwezig, maar heeft de rechtbank meegedeeld dat hij zich niet gemachtigd voelde om namens klager het woord te voeren. Klager is vervolgens door de rechtbank bij verstek veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur en het betalen van een schadevergoeding. Klager is van het vonnis van de rechtbank in hoger beroep gegaan.

2.4 Verweerder heeft voor zijn werkzaamheden in de artikel 12 Sv-procedure een bedrag gedeclareerd van in totaal € 387,20 en voor zijn werkzaamheden in de strafzaak een bedrag van in totaal € 968.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) tijdens de zitting op 7 januari 2016 niet namens klager het woord heeft gevoerd, zoals wel was afgesproken, en hij klager tijdens het gesprek op 21 december 2015 heeft voorgehouden dat hij getuigen zou gaan horen op de zitting, hetgeen niet mogelijk is zonder vooraf onderzoekswensen kenbaar te maken;

b) de artikel 12 Sv-procedure niet goed met klager heeft voorbereid.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten. 

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Klager heeft klachtonderdeel a) aldus toegelicht dat hij tijdens de bespreking op 21 december 2015 met verweerder heeft afgesproken dat hij niet naar de zitting op 7 januari 2016 zou gaan en dat verweerder namens hem het woord zou doen. Verweerder heeft echter aan de rechtbank meegedeeld dat hij zich niet gemachtigd voelde om namens klager het woord te voeren, waarna klager bij verstek is veroordeeld. Tijdens diezelfde bespreking op 21 december 2015 heeft verweerder aangegeven dat hij op de zitting het verzoek zou doen om een aantal getuigen te laten horen. Het is echter niet mogelijk om op de zitting getuigen te horen zonder dat de onderzoekswensen vooraf kenbaar zijn gemaakt, aldus nog steeds klager.

5.3 De raad overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening over wat er op 21 december 2015 is afgesproken; volgens klager is afgesproken dat verweerder tijdens de zitting namens klager het woord zou voeren, terwijl verweerder er vanuit ging dat klager ter zitting zou verschijnen. Verweerder heeft niet schriftelijk vastgelegd wat er op 21 december 2015 precies is afgesproken. Dat komt voor zijn rekening en risico. De raad houdt het er dan ook voor dat klager en verweerder hebben afgesproken dat klager niet aanwezig zou zijn en dat verweerder ter zitting namens klager het woord zou doen. Door dat laatste niet te doen heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel a) is in zoverre gegrond.

5.4 Wat betreft het horen van getuigen geldt eveneens dat verweerder niet schriftelijk heeft vastgelegd wat hij hierover op 21 december 2015 met klager heeft besproken en afgesproken. Dat komt voor zijn rekening en risico. De raad houdt het er dan ook voor dat verweerder met klager heeft besproken dat hij op de zitting getuigen wil horen. Klager heeft terecht aangevoerd dat onderzoekswensen, zoals het horen van getuigen, voorafgaand aan de zitting kenbaar moeten worden gemaakt aan de rechtbank. Dat is niet gebeurd. Het is weliswaar zo dat, zoals verweerder ter zitting heeft aangevoerd, ook op de zitting nog een verzoek kan worden gedaan om getuigen te horen, maar daarvoor gelden wel andere (strengere) criteria dan wanneer het verzoek voorafgaand aan de zitting wordt gedaan. Klachtonderdeel a) is derhalve ook voor het overige gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Klager heeft aan dit klachtonderdeel ten grondslag gelegd dat het overleg met verweerder over de artikel 12-procedure heeft plaatsgevonden op een bankje voor het gerechtshof, een uur voor de zitting. Klager heeft toen ook pas voor het eerst het dossier gezien. In het dossier stonden veel onjuistheden, aldus klager.

5.6 De raad overweegt als volgt. Niet is in geschil dat klager en verweerder de artikel 12 Sv-procedure een uur voor de zitting hebben voorbesproken en dat klager toen pas het dossier voor het eerst heeft gezien. Anders dan verweerder heeft aangevoerd is de raad van oordeel dat een dergelijke voorbereidingstijd in dit geval onvoldoende is, ook voor een artikel 12 Sv-procedure, nu verweerder wist dat klager nog geen inzage had gehad in het dossier en zich dus ook nog niet had kunnen uitspreken over de inhoud daarvan. Een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat had het dossier eerder aan zijn cliënt toegestuurd of de inhoud van het dossier op een eerder moment, en niet een uur voor de zitting, met zijn cliënt besproken. Ook klachtonderdeel b) is derhalve gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Het valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten dat hij niet namens klager het woord heeft gevoerd op de zitting van 7 januari 2016. Klager heeft hierdoor de mogelijkheid gemist om zich in eerste aanleg te verdedigen. Het valt verweerder voorts tuchtrechtelijk te verwijten dat hij klager onjuist heeft geïnformeerd over de mogelijkheid van het horen van getuigen op de zitting en door de artikel 12 Sv-procedure onvoldoende met klager voor te bereiden. De raad rekent verweerder een en ander zwaar aan. De raad ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding verweerder een voorwaardelijke boete op te leggen van € 1.250. Verweerder is deze boete verschuldigd indien hij niet uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager een bedrag van  € 968 (zijnde het door verweerder gedeclareerde bedrag voor de strafzaak) heeft voldaan. Daarnaast ziet de raad aanleiding verweerder een onvoorwaardelijke maatregel op te leggen. De ernst van de verweten gedragingen rechtvaardigt een berisping, maar nu er ook een voorwaardelijke boete is opgelegd zal de raad volstaan met het opleggen van een waarschuwing.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder, gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder a, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden overgemaakt naar het daartoe tijdig door klager aan verweerder opgegeven rekeningnummer.

7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten door overmaking naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- legt aan verweerder de maatregel van een geldboete op van € 1.250;

-      bepaalt dat de maatregel van een geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd:

-  stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerder binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing een bedrag aan klager betaalt van € 968;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van EUR 50 aan klager, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.2 bepaald;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.3 bepaald.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. H.B. de Regt en E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2018.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2018 verzonden.