ECLI:NL:TNORSHE:2017:24 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/52

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2017:24
Datum uitspraak: 20-11-2017
Datum publicatie: 14-12-2017
Zaaknummer(s): SHE/2017/52
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Inschrijving registerverklaring als bedoeld in art. 3:17 lid 1 sub a BW jo. art. 26 Kadasterwet na buitengerechtelijke vernietiging van koopovereenkomst m.b.t. onroerende zaken wegens bedrog, althans dwaling. Klacht deels niet-ontvankelijk i.v.m. overschrijding klachttermijn. Overigens ongegrond omdat N, mede gelet op advies van Notarieel Bureau, in gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door (nog) niet over te gaan tot wijziging van de wijze waarop de betreffende onroerende zaken in de openbare registers zijn ingeschreven.

Klachtnummer : SHE/2017/52

Datum uitspraak : 20 november 2017

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

de naamloze vennootschap [Y] N.V. (hierna ook: [Y]) en

de heer [y],

gevestigd/wonende te [a] (België),

tegen

notaris de heer mr. [naam notaris] (hierna: de notaris),

gevestigd in […],

gemachtigde: de heer mr. W. Knoester, advocaat in Rotterdam.

1. De procedure

1.1. Bij brief van 28 maart 2017 hebben [Y] en de heer [y] (hierna ook gezamenlijk aan te duiden als klagers) een klacht geformuleerd tegen de notaris. Het klaagschrift (met bijlagen) is op 30 maart 2017 ontvangen door de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer).

1.2. Bij brief van 6 april 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer klagers gevraagd nadere informatie te verstrekken. Klagers hebben op dit verzoek gereageerd bij brief (met bijlagen) van 24 april 2017.

1.3. De notaris heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend, waarna de plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft bepaald dat er een mondelinge behandeling van de klacht moet plaatsvinden ter zitting van de kamer.

1.4. Bij telefaxbericht van 8 september 2017 heeft de gemachtigde van de notaris een productie aan de kamer en aan klagers toegezonden. Klagers hebben bij brief van 9 september 2017 een productie aan de kamer en aan de gemachtigde van de notaris toegezonden.

1.5. De klacht is behandeld ter zitting van 18 september 2017. De heer [y] is ter zitting verschenen, mede in zijn hoedanigheid van directeur van [Y]. De notaris is eveneens ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Partijen hebben hun standpunt over en weer toegelicht.

2. De feiten

2.1. Op 8 december 2005 hebben twee Nederlandse besloten vennootschappen, beide vertegenwoordigd door de heer [z], een naamloze vennootschap opgericht onder de naam [Y], gevestigd in [a] (België). Het betrof een onderneming in onroerende goederen die volgens de akte van oprichting (onder meer) tot doel had onroerende goederen te verwerven, te vervreemden, te beheren en uit te baten. De oprichtende vennootschappen werden als eerste bestuurders benoemd. Nadien zijn er tijdens buitengewone algemene vergaderingen van [Y] diverse bestuurswisselingen geweest, die (voor zover in dit kader relevant) hierna zullen worden genoemd.

2.2. Met ingang van 1 juli 2006 zijn de beide besloten vennootschappen ontslagen als bestuurders. Per die datum zijn tot bestuurders benoemd [y], [z] en de heer [x]. [y] is daarbij eveneens benoemd tot gedelegeerd bestuurder en voorzitter van de Raad van Bestuur.

2.3. Genoemde [x] is architect, woonachtig in [b]. Hij handelde aanvankelijk onder de naam [xx] B.V. en is zijn werkzaamheden later gaan verrichten vanuit zijn besloten vennootschap [X] B.V. (hierna: [X]).

2.4. [z] is met ingang van 1 december 2006 ontslagen als bestuurder van [Y].

2.5. In 2010 heeft de notaris diverse notariële werkzaamheden verricht ten behoeve van [Y] en [x].

2.6. Tussen [y] en [x] is zakelijk overleg gevoerd over een project ten behoeve van de ontwikkeling van racesimulatoren. Onder meer als gevolg van een (toegezegde) investering van [x] in dit project is een geschil ontstaan tussen [y] en [x].

2.7. Met ingang van 1 december 2010 is [x] eveneens ontslagen als bestuurder van [Y]. Per laatstgenoemde datum is [y] herbenoemd tot (gedelegeerd) bestuurder en voorzitter van de Raad van Bestuur.

2.8. Op 22 februari 2011 is door de rechtbank Oost-Brabant het faillissement uitgesproken van [A] B.V. In een faillissementsverslag wordt vermeld dat [Y], in welke vennootschap zich volgens de curator een tweetal makelaarskantoren bevonden, enig aandeelhouder was van gefailleerde.

2.9. Uit hoofde van een koopovereenkomst tussen [X] (als verkoper) en [Y] (als koper) heeft notaris de heer mr. […] op 6 april 2011 een akte van levering gepasseerd met betrekking tot enkele onroerende zaken, waaronder een woonhuis, gelegen aan de […] in [c]. Deze akte is op dezelfde datum ingeschreven in de openbare registers.

2.10. Begin mei 2011 heeft [x] de notaris benaderd voor het leveren van de aandelen van [Y] Groep B.V. door [xx] B.V. aan [x] in privé.

2.11. Bij besluit van 27 januari 2012 is [y] met ingang van die datum ontslagen als gedelegeerd bestuurder van [Y] en is [z] per die datum benoemd als gedelegeerd bestuurder. De maatschappelijke zetel van [Y] werd overgeplaatst van [a] naar [d] (België). In een verslag van een buitengewone algemene aandeelhoudersvergadering van [Y], gehouden in […] op 27 januari 2012, waarbij deze besluiten zijn genomen, staat vermeld dat [y] wegens wanbeleid met directe ingang werd ontslagen. [y] was afwezig tijdens deze vergadering. Enkel [z] en mevrouw […] waren daarbij aanwezig.

2.12. Op 16 februari 2012 heeft [x] de notaris benaderd in verband met de registratie van de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst die aan de levering van de genoemde onroerende zaken aan de […] in [c] ten grondslag lag.

2.13. Bij e-mail van 22 februari 2012 heeft de notaris onder meer aan [x] meegedeeld:

“Ik kreeg zojuist van mevrouw […] het verzoek om u te bellen. Ik heb van haar begrepen dat u er vanuit gaat dat vrijdag al akten gaan passeren. Ten eerste is dat niet besproken. Afgesproken is dat u met de andere heer hier langs zou komen om de onderhandse volmachten te ondertekenen. Daar kan ik mee instemmen.

Verder zal ik de volmachten pas gebruiken nadat ik mij ervan heb overtuigd dat de wisseling van de wacht binnen [Y] N.V. op juiste wijze is doorlopen. Ik zal de andere persoon mij dit verder laten toelichten. Ik ben niet van plan om halsoverkop akten te gaan passeren, zeker nu er zulke bijzondere volmachten aan ten grondslag liggen. Ik zal rustig de tijd nemen om de zaken - die in zijn soort uniek is – rustig te bestuderen.

Ik begrijp dat u alles zo snel mogelijk wenst af te regelen, maar ik dien mijn zorgvuldigheid in acht te nemen. Als er geen belemmeringen blijken kunnen we eind volgende week wellicht al afwerken”.

2.14. Bij brief, gedateerd 24 februari 2012, gericht aan de directie van [Y] N.V., gevestigd aan de […] in [d], heeft [X] (samengevat) aan de directie meegedeeld dat zij de buitengerechtelijke vernietiging heeft ingeroepen van de koopovereenkomst met betrekking tot de hiervoor genoemde onroerende zaken in [c] wegens bedrog, althans dwaling. In deze brief staat onder meer vermeld dat door ondertekening van de brief onvoorwaardelijk en onherroepelijk wordt erkend dat de koopovereenkomst met terugwerkende kracht is vernietigd en dat daarin onvoorwaardelijk en onherroepelijk wordt berust. De brief sluit als volgt af:

“Zoals bekend, is door [Y] NV in het verleden de koopsom niet voldaan, doch verrekend met een niet bestaande beweerdelijke vordering op ons, zodat er ook geen enkele verplichting bestaat tot (terug)betaling van de koopsom, hetgeen u eveneens erkent.

U deelde ons voorts mede om alle medewerking te verlenen teneinde de situatie zoals deze thans is ontstaan, recht te trekken.”

2.15. Deze brief is op 24 februari 2012 door [z] in aanwezigheid van de notaris voor akkoord ondertekend namens [Y]. Verder heeft [z] bij die gelegenheid vijf verklaringen (volmachten) ondertekend, gedateerd 24 februari 2012, met betrekking tot de onroerende zaken in [c]. Daarin heeft hij onder meer namens [Y] verklaard dat de kosten van de eigendomsoverdracht van de onroerende zaken voor rekening van [Y] komen en dat de vordering van [X], voorheen [xx] B.V., met € 411.000,00 wordt verminderd. Verder betreft het twee verklaringen namens [Y], inhoudende dat de aan vestiging van de hypotheken van 17 mei 2010 en 2 maart 2011, welke akten zijn verleden door de notaris, ten grondslag liggende zakenrechtelijke overeenkomsten van 11 juli 2008 nietig zijn, althans ontbonden zijn, althans deze nietig te verklaren. Twee soortgelijke verklaringen hebben betrekking op de hypotheken van 9 mei 2011 en 23 september 2011, die verleden zijn ten overstaan van notaris mr. […].

2.16. Bij e-mail van 8 maart 2012 (10:01 uur) heeft de notaris aan een medewerkster van het kantoor van notaris […] in [d] (België) gevraagd om een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel inzake [Y], gevestigd in [d]. Daarbij heeft de notaris verder vermeld:

“Ik heb dit uittreksel nodig om na te gaan of een bepaalde bestuurder bevoegd is deze vennootschap te vertegenwoordigen inzake een onroerend goed transactie in Nederland.”

2.17. Dezelfde dag (13:50 uur) heeft het Belgische notariskantoor de volgende stukken per e-mail aan de notaris toegezonden: akte van oprichting [Y], overzichten van benoemingen en ontslag van bestuurders per 1 juli 2006, 1 december 2006, 1 december 2010, 1 september 2011 en 27 januari 2012. In laatstgenoemd overzicht werd vermeld dat de maatschappelijke zetel van [Y] met ingang van die datum werd verplaatst naar [d].

2.18. Vervolgens heeft de notaris op 8 maart 2012 een registerverklaring (hierna: de register-verklaring) opgesteld, waarin hij (samengevat) heeft verklaard dat [X] hem heeft gevraagd een verklaring van een rechtshandeling naar burgerlijk recht op te maken als bedoeld in artikel 3:17 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek in verband met artikel 26 Kadasterwet, ter inschrijving in de openbare registers. De verklaring heeft betrekking op de onroerende zaken aan de […] in [c].

In de verklaring staat (onder meer) vermeld:

“De rechtshandeling naar burgerlijk recht betreft een buitengerechtelijke verklaring – als bedoeld in artikel 50 lid 2 Boek 3 Burgerlijk Wetboek – die een rechtshandeling vernietigd, in welke vernietiging alle betrokken partijen hebben berust. De buitengerechtelijke vernietiging betreft de koopovereenkomst die de naamloze vennootschap naar Belgisch recht [Y], thans gevestigd te [d] (België), […]weg […], handelsregisternummer […]), is aangegaan met de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] BV voornoemd (ten tijde van gemelde leveringsakte nog genaamd [xx] B.V.), welke koopovereenkomst betrekking had op het registergoed.

Instemming inschrijving

Allen die als partij bij het in te schrijven feit betrokken zijn, hebben mij, notaris, medegedeeld met de inschrijving daarvan in te stemmen.

Bewijsstukken

Aan mij, notaris, zijn bewijsstukken overgelegd en aan deze verklaring gehecht (bijlagen 1 tot en met 3), die genoegzaam aantonen dat het in te schrijven feit zich inderdaad heeft voorgedaan.

Artikel 37 lid 1 Kadasterwet

Gelet op de hiervoor sub 5 en 6 vermelde verklaringen is artikel 37 lid 1 sub c Kadasterwet niet van toepassing.

Conclusie

Op grond van het bepaalde in artikel 53 Boek 3 Burgerlijk Wetboek heeft voormelde buitengerechtelijke vernietiging terugwerkende kracht. Nu de titel van levering van het registergoed, te weten koop, is vernietigd, is de eigendom van het registergoed teruggekeerd bij [X] B.V.;

de Bewaarder van de openbare registers wordt verzocht hiervan aantekening te maken in de kadastrale registratie.”

Deze verklaring is op 13 maart 2012 geregistreerd in de openbare registers.

2.19. Tijdens een bijzondere algemene aandeelhoudersvergadering op 13 maart 2012 is [y] met ingang van die datum benoemd tot bestuurder en [z] ontslagen als bestuurder. De Raad van Bestuur heeft [z] verder ontslagen als gedelegeerd bestuurder, [y] benoemd tot gedelegeerd bestuurder en voorzitter van de Raad van Bestuur en de maatschappelijke zetel weer verplaatst naar [a].

2.20. Bij brief van 21 maart 2012 heeft het Kadaster aan [Y] (gericht aan het adres: […] in [a]), meegedeeld dat de naam van [Y] werd doorgehaald als gerechtigde tot de genoemde onroerende zaken in [c] (kadastraal bekend [c] […]). In het bijgevoegde kadastraal bericht met betrekking tot […] staat vermeld dat deze zaken per 8 maart 2012 eigendom zijn van [X] B.V.

2.21. Op 7 mei 2012 heeft [y] een e-mail aan de notaris gestuurd met als onderwerp “[c]”. Daarbij heeft hij meegedeeld dat hij met verbazing kennis had genomen van de stukken die begin maart bij de notaris getekend zouden zijn waarna de genoemde onroerende zaken in eigendom zijn gaan toebehoren aan [X]. Om helderheid te krijgen over de transactie heeft hij de notaris gevraagd alle bescheiden die daarop betrekking hebben aan hem toe te sturen.

2.22. Vervolgens is er telefonisch contact geweest tussen [y] en de notaris en heeft [y] de notaris in twee e-mailberichten van 9 mei 2012 diverse vragen gesteld over de gang van zaken.

2.23. Bij e-mail van 11 mei 2012 heeft de notaris [y] als volgt bericht:

“Hierbij treft u aan als bijlagen:

- de tekst van de registerverklaring;

- de stukken die ik bij een notaris in België heb opgevraagd inzake het verifieren van het actuele bestuur in [Y]; ik heb destijds op meerdere wijzen de controles uitgeoefend en kwam zelf tot dezelfde conclusie. Omdat ik niet geheel bekend was of er nog andere manieren waren heb ik via notaris […] te België voor de zekerheid het nogmaals laten controleren. Zoals u kunt lezen, was op het moment van ondertekening van de akte de heer [z] de enig bestuurder van de vennootschap.

- de tekst van de buitengerechtelijke vernietiging van de koopovereenkomst.

Ik zal volgende week verder op uw vragen ingaan, omdat mijn agenda vandaag toch weer is gevuld met enige afspraken. Ik kan u wel in het kort melden waarom wij nog niet de beslagen en hypotheken hebben doorgehaald. Voor de doorhaling van de hypotheken tbv [Y] zijn ook volmachten getekend door de heer [z]. Wij zouden deze ook hebben uitgevoerd (dit gebeurd nooit a la minuut) als mij daarna niet was gebleken dat omtrent de wijze en rechtsgeldigheid van de benoeming van de heer [z] twijfels waren gerezen. Zoals ik u meldde wacht ik eerst hoe de rechter in België zal oordelen inzake deze problematiek. Zodra daarover meer bekend is, verneem ik dat graag.”

2.24. Later die dag heeft de notaris nog een e-mail aan [y] verzonden, waarin hij meedeelt:

“Hierbij ook de volmachten voor doorhaling hypotheken. Zoals gemeld waren deze nog niet verwerkt voordat de problematiek aan mij bekend werd; u heeft aangegeven deze volmachten weer in te zullen trekken. Wij zullen ze in ieder geval niet gebruiken, totdat in rechte is vastgesteld of de heer [z] al dan niet rechtmatig is benoemd.

Of ik al het nodige heb gedaan is niet aan mij om te beoordelen. Ik meen zelf te hebben voldaan aan de vereisten van zorgvuldigheid die de wet aan een notaris voorschrijft. Omdat de situatie nogal ongebruikelijk was heb ik rustig de tijd genomen om gegevens te verifiëren, en heb ik de heer [z] gevraagd omtrent de redenen van ontslag, wat zijn relatie is met [Y], en over de te nemen maatregelen. De antwoorden gaven mij geen aanleiding om geen medewerking te verlenen. Ik heb destijds nog getracht u te bereiken omdat u blijkens de stukken van de Rechtbank van Koophandel voor alles heeft meegetekend (en ik zonder schending geheimhouding met u contact kon opnemen); helaas kon ik u niet bereiken onder de nummers die wij hadden. Het email adres heb ik daarvoor ook niet gebruikt, omdat ik veronderstelde dat de onderneming (incl. beheer mailadressen) bij [z] lag.”

2.25. [y] heeft de notaris bij e-mail van 21 mei 2012 meegedeeld dat hij namens [Y] de volmachten voor de doorhaling van de hypotheken intrekt en hij heeft de notaris verzocht zijn eerdere vragen alsnog te beantwoorden.

2.26. De notaris heeft op dit verzoek gereageerd bij e-mail van 23 mei 2012. Zijn antwoord op de vragen heeft hij als volgt verwerkt in de tekst van de e-mail van [y] van 9 mei 2012 van 9:43 uur (het antwoord van de notaris is door kamer onderstreept weergegeven):

“Zoals zojuist besproken bij deze copy paspoort in kleur. Wat voor mij tevens belangrijk is dat is wie in eerste instantie uw opdrachtgever is geweest voor de actie. >>> de opdracht is gekomen van de heer [x].

Voor de beeldvorming van wat we zojuist telefonisch hebben besproken. De koop van onze organisatie van 6 april 2011 is door u vernietigd, normaliter lag op de onroerende zaak beslag en had het eraf gehaald moeten worden maar dat is nu om een of andere reden niet gebeurd. >>> dit is niet juist, de vernietiging is tot stand gekomen tussen [Y] NV en [x] (althans diens bv); ik heb alleen geconstateerd dat dit zo is (na mij van de redenen en feiten overtuigd te hebben dat de vernietiging geldig is geschied). Vervolgens heb ik de juridische gevolgen van de vernietiging verwoord en – op verzoek van partijen – ingeschreven bij het kadaster), normaliter lag op de onroerende zaak beslag en had het eraf gehaald moeten worden maar dat is nu om een of andere reden niet gebeurd.

Daarbij hebt u zich met name gebaseerd op aan u overgelegde stukken van [Y] namelijk de deponering bij de Rechtbank van Koophandel waaruit de nieuwe bestuurder zou blijken dhr. [z] die door die deponering bevoegd was onze organisatie te vertegenwoordigen. >>> Correct, ik heb – omdat de raadpleging van deze gegevens anders is geregeld dan in Nederland – ook een Belgisch notariskantoor de raadpleging laten doen. Ze kwamen tot dezelfde conclusie als ik.

Zoals uit de eerder toegezonden stukken bij de akte blijkt is heeft de heer [z] - als toen geldende gedelegeerd bestuurder - de stukken, inhoudende buitengerechtelijke vernietiging getekend. De doorhaling van hypotheken en beslagen (voor de hypotheken waren ook al door genoemde gedelegeerd bestuurder stukken getekend) was nog niet verwerkt; dit zijn administratieve werkzaamheden die binnen 3 maanden na een dergelijke akte moeten worden doorgevoerd. Deze procedure is gestaakt. De rechter dient nog vast te stellen of [z] toentertijd wel of niet geldig bestuurder was. Mocht dit niet het geval zijn, hoop ik dat de rechter ook een oordeel zal vellen of (kamer: over) de rol van de heer [x] in deze; als het inderdaad zo is kan hij niet stellen dat hij te goeder trouw is en zelf erop heeft vertrouwd dat [z] wel een geldig bestuurder was. Als [z] wel een geldig bestuurder was, kan mijns inziens de buitengerechtelijke vernietiging niet ongedaan worden gemaakt. De volmachten tot royement heeft u inmiddels ingetrokken, dus daar zullen we niets mee doen.

[X] (dhr. [x]) heeft voor de overdracht geen overdrachtsbelasting betaald noch is er een koopsom betaald, er is niets betaald door [X]. Wie van partijen heeft eigenlijk uw rekening betaald dan, immers [z] heeft valse adressen enz. gebruikt dus een bankrekening zal hij niet hebben geopend. Mijns inziens ligt het voor de hand als het een een tweetje is tussen [x] en [z] waar ik van overtuigd ben dat ook [x] degene is die heeft betaald en niet [Y]. Mocht ik me daarin vergissen ontvang ik graag van u de desbetreffende betaalde factuur om die in de boekhouding te laten verwerken. >>> De kosten voor de registerverklaring zijn niet in rekening gebracht bij [Y] en geheel door [x] voldaan. Er is een koopsom noch overdrachtsbelasting betaald. In Nederland wordt de eigendom van een onroerende zaak verkregen door een geldige titel (ic koop) + levering (gaat via notariële akte) + inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers. Als de titel wegvalt gaat de eigendom weer terug naar de verkoper. In dit geval is dat met terugwerkende kracht tot het moment van levering gebeurd, aangezien het een vernietiging van de koopovereenkomst betreft. In casu zou de overdrachtsbelasting teruggevraagd kunnen worden. Ook deze werkzaamheden hebben wij, gezien uw verzoek, gestaakt […] totdat duidelijk wie de ware bestuurder in de NV is.

Tenslotte nog een laatste vraag, u gaf aan dat het de eerste keer is dat u als notaris zo een vernietiging heeft uitgevoerd (zoals gemeld zijn het partijen geweest die dat hebben gedaan) Wie van partijen bracht u op dat idee of kwam het idee van een mogelijke derde? >>> Ik weet niet wie van partijen op het idee is gekomen, het is in ieder geval niet door ons kantoor voorgesteld. Het is op zich geen hogere juridische kunde en wordt in het eerste jaar rechten al bijgebracht. Het wordt echter zelden toegepast, zoals ik al meldde: voor het eerst sinds 1998 dat ik ermee te maken heb. De buitengerechtelijke vernietiging is wel juist verwoord en zal door een jurist (nederlands recht) zijn opgesteld, waarschijnlijk een advocaat.

2.27. Begin 2015 heeft [y] opnieuw contact opgenomen met de notaris over deze kwestie.

Bij brief van 4 april 2015 heeft hij de notaris aansprakelijk gesteld (primair) op grond van het feit dat door zijn medewerking een valse registerverklaring is opgesteld en ingeschreven. Daarbij heeft hij (onder meer) aan de notaris bericht:

“Spijtig is in deze casus dat ik helaas pas sinds 2015 door U in bezit ben gesteld van alle onderliggende stukken waaruit de onjuistheid van de registerverklaring duidelijk blijkt, ik had bij U die onderliggende stukken al in 2012 opgevraagd maar om u moverende redenen werden ze niet verstrekt?”

2.28. Bij e-mail van 26 november 2015 heeft de notaris onder meer aan [y] bericht:

“Als de heer [x] inderdaad zelf de fraudeur blijkt te zijn, zal ik zo spoedig mogelijk een nieuwe register verklaring opstellen, waarin een en ander wordt geconcludeerd. Tevens zal ik dan zelf ook de nodige maatregelen treffen wegens het mij op valse gronden laten opmaken van een notariële akte”.

2.29. In het kader van een faillissementsaanvraag van [X] door [Y] is de bevoegdheid van [z] om [Y] te vertegenwoordigen mede aan de orde geweest. In dat verband heeft het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch bij beschikking van 30 april 2015 onder meer overwogen:

“[Y] en [y] stellen zich op het standpunt dat de notulen van de aandeelhoudersvergadering waarbij [z] als opvolgend gedelegeerd bestuurder is benoemd is vervalst, dat [z] geen aandeelhouder meer was en dat een door de rechtbank te […] benoemde sequester [y] weer in het bezit van de onderneming heeft gesteld. Gesteld noch gebleken is evenwel dat verklaringen als hier aan de orde die – aldus [Y] en [y] – zijn afgelegd door een daartoe onbevoegde nietig (zouden) zijn naar Belgisch recht en derhalve [Y] zonder meer niet zouden binden. Geconstateerd moet daarbij worden dat noch [Y] noch [y] de verklaringen van [z] in de afgelopen jaren nietig hebben laten verklaren of anderszins in rechte hebben aangetast, terwijl evenmin gebleken is dat aantasting thans nog zou kunnen (plaatsvinden).”

2.30. In België is strafrechtelijk onderzoek verricht naar de handelwijze van [y], [Y], [x], [X] en [z] tussen 2006 en eind 2014. Bij vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel, van 8 december 2016 is [x] veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een geldboete van € 3.000,00 in verband met (onder meer en samengevat) het gebruik van valse stukken in verband met de vervanging van [y] als bestuurder van [Y] door [z] ten tijde van de gang van zaken met betrekking tot de onroerende zaken in [c] in februari en maart 2012. [z] is in verband met het opstellen en het gebruik van deze valse stukken (samengevat) veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van € 3.000,00.

2.31. [y] heeft dit vonnis van de Belgische rechter aan de notaris toegezonden, waarna de notaris hem bij e-mail van 9 december 2016 heeft bericht dat hij voornemens was een akte/

registerverklaring op te stellen om ervoor te zorgen dat de onroerende zaken weer op naam van [Y] zouden komen te staan maar dat hij daarover eerst advies wilde inwinnen bij het Notarieel Bureau in Den Haag.

2.32. De notaris heeft bij e-mail van 13 december 2016 aan het Notarieel Bureau een rechtsvraag voorgelegd over de gevolgen van valsheid in geschrift voor een registerverklaring. In reactie op die vraag heeft dit bureau hem bij e-mail van 19 december 2016 als volgt bericht:

“Dank voor toezending van de registerverklaring. Wij bespraken donderdag dat u niet uit eigen beweging op basis van een nog niet onherroepelijk vonnis een registerverklaring kunt wijzigen.

Het lukt mij niet op heel korte termijn een gedegen juridisch advies te schrijven maar wat ik u wel vast kan meegeven is dat het hier gaat om onbevoegde vertegenwoordiging van een rechtspersoon. Het is aan de desbetreffende rechtspersoon om zich op de onbevoegdheid van haar vertegenwoordiger te beroepen. (…)”

2.33. De notaris heeft [y] van dit advies op de hoogte gebracht bij e-mail van 20 december 2016.

2.34. Bij e-mail van 24 januari 2017 heeft [y] de notaris onder meer meegedeeld dat zowel het Openbaar Ministerie als [x] in beroep waren gegaan tegen de veroordeling van [x]. Volgens [y] was tegen de veroordeling van [z] geen verzet of hoger beroep aangetekend.

2.35. Bij e-mail van 8 februari 2017 heeft de notaris onder meer aan [y] bericht:

“Wat betreft de door mij te nemen acties inzake de buitengerechtelijke nietigverklaring kan ik overigens wel melden dat, zolang het hoger beroep in België van de heer [x] tegen het vonnis in december 2016 [kamer: loopt], ik verder ook niets kan doen. Zodra dit vonnis er wel is kan ik verder.

Overigens, als u van mening bent dat ik mijn werk als notaris niet goed heb gedaan, staat het u vrij een klacht tegen mij in te dienen, daarvoor hoeft u de afloop in dit dossier dan niet af te wachten. “

2.36. Nadien heeft de notaris het Notarieel Bureau gevraagd het eerdere advies om niet uit eigen beweging op basis van een nog niet onherroepelijk buitenlands strafvonnis een registerverklaring te wijzigen, nader te onderbouwen. Bij brief van 6 juli 2017 heeft het Notarieel Bureau de notaris (onder meer) bericht dat het eerdere advies dat het geen aanbeveling verdient om de registerverklaring uit eigen beweging door te halen op de volgende overwegingen is gebaseerd:

- “De inschrijving gaat twee rechtspersonen aan. U kunt zonder bevoegdelijk gegeven opdracht van ten minste een van die rechtspersonen de inschrijving niet doorhalen.

- Het vonnis van de Belgische strafrechter is nog niet onherroepelijk zodat de feiten die daarin worden gereleveerd en ten grondslag zouden kunnen worden gelegd aan de doorhaling evenmin onherroepelijk vaststaan.

- De gevolgen van dat vonnis voor de vertegenwoordigingsbevoegdheden binnen een Belgische vennootschap zijn onduidelijk; het ligt – gezien het feit dat het hier gaat om en buitenlandse vennootschap in de eerste plaats op de weg van degene die u te zijner tijd een opdracht geeft om de inschrijving door te halen om de bevoegdheid daartoe te onderbouwen.

- In het licht van de tussen partijen gevoerde procedure bedoeld in nr. 7 [kamer: bedoeld wordt daarmee de uitspraak genoemd in r.o. 2.29.], is niet op voorhand uit te sluiten dat de verjaringstermijn voor het doen van een beroep op relevante vernietigingsgronden door [Y] is verjaard.

- Zou er wel een opdracht komen om de registerverklaring door te halen dan zou u gelet op de uit het voorgaande naar voren komende onzekerheden voldoende reden hebben om op de voet van art. 21 lid 2 Wna ter zake vooralsnog dienst te weigeren.

- Voor degene die doorhaling van de inschrijving wenst, staat de weg van 3:28 BW open. Het staat u als notaris niet vrij de knopen die voorliggen, door te hakken. Dat is de taak van de rechter.”

2.37. Bij vonnis van 6 september 2017 heeft de rechtbank Limburg een beslissing gegeven in de civiele procedure tussen enerzijds [X], [x] en diens echtgenote en anderzijds [Y] en [y]. Daarbij heeft de rechtbank [X] veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot teruglevering aan en overdracht op eigen kosten van [X] aan [Y] van de onroerende zaken [c]. Daarbij is verder bepaald dat, indien en voor zover na ommekomst van de termijn van 14 dagen, de teruglevering en overdracht niet is uitgevoerd het vonnis in de plaats treedt van de toestemming en handtekening van [X] en dat de notaris alsdan met dit vonnis de onroerende zaken aan [Y] kan overdragen. Het vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3. De klacht

3.1. In het klaagschrift hebben klagers diverse verwijten geuit aan het adres van de notaris, ook met betrekking tot zaken waarbij klagers zelf niet betrokken zijn geweest. In hun brief van 24 april 2017 hebben klagers meegedeeld dat zij deze zaken als voorbeelden hadden genoemd om de kamer een goede indruk te geven van de handelwijze van de notaris en [x] en de bekendheid van de notaris met de (financiële) situatie van [x]. Naar aanleiding van vragen van de voorzitter over de inhoud van de klacht heeft [y] ter zitting verklaard dat deze uit de volgende twee onderdelen bestaat:

1e de notaris heeft op 8 maart 2012 de registerverklaring opgesteld en deze laten registreren in de

openbare registers zonder daarbij de vereiste zorgvuldigheid te betrachten;

2e de notaris heeft klagers in de daarop volgende jaren niet juist en/of volledig geïnformeerd over

de transactie en is ten onrechte blijven volhouden dat hij de inschrijving in de registers niet kan herstellen zolang niet vast staat dat de registerverklaring is gebaseerd op “valse” stukken.

Mede gelet op de toelichting ter zitting gaat de kamer er dan ook van uit dat de overige in het klaagschrift geformuleerde verwijten enkel zijn aangevoerd ter illustratie en onderbouwing van deze twee klachtonderdelen, zodat op die verwijten niet afzonderlijk behoeft te worden beslist.

3.2. De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover relevant voor de beoordeling, zal dit verweer hierna aan de orde komen.

4. De beoordeling

4.1. Op grond van artikel 93 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dat wetsartikel omschreven tuchtnorm. Allereerst dient de kamer echter te beoordelen of de klacht ontvankelijk is, waarbij onderscheid zal worden gemaakt tussen de beide klachtonderdelen.

Ontvankelijkheid

Klachtonderdeel 1

4.2. Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van dit klachtonderdeel wordt vooropgesteld dat

een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van de betrokken notaris, dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen (artikel 99 lid 15 Wna). Bepalend voor de aanvang van de klachttermijn is het moment waarop de tot klacht gerechtigde kennis neemt van de handelwijze van de notaris en niet het moment waarop deze tot de overtuiging komt dat die handelwijze niet juist is. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht in beginsel niet-ontvankelijk verklaard.

4.3. Klagers hebben gesteld dat zij op 21 maart 2012 bericht van het Kadaster hebben ontvangen waaruit bleek dat [Y] sinds 8 maart 2012 niet langer als gerechtigde tot de onroerende zaken in [c] stond geregistreerd. Uit de hiervoor onder 2.21. tot en met 2.26. omschreven feiten blijkt dat klagers de notaris op 7 mei 2012 hebben gemaild, waarbij zij hem hebben gevraagd hen informatie te geven over de gang van zaken die had geleid tot de doorhaling in de registers. Uit de genoemde feiten blijkt eveneens dat de notaris in mei 2012 de relevante stukken, waaronder de registerverklaring, de buitengerechtelijke vernietiging van de koopovereenkomst, de volmachten en de gegevens uit de registers met betrekking tot de bestuurderswisseling aan klagers heeft toegezonden. Verder heeft hij antwoord gegeven op de diverse vragen van klagers. De kamer is dan ook van oordeel dat klagers in elk geval eind mei 2012 op de hoogte waren van het handelen of nalaten van de notaris waarop dit klachtonderdeel betrekking heeft.

4.4. Vast staat dat het klaagschrift niet eerder bij de kamer is ingediend dan op 30 maart 2017, dus ruimschoots na het verstrijken van de klachttermijn van drie jaren. De kamer is daarom van oordeel dat dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk is. Dat het klagers, zoals zij stellen, pas in 2015 (meer) duidelijk werd hoe de bestuurswisseling was verlopen en dat de onderliggende stukken (mogelijk) vals waren, maakt dit niet anders. Voor zover deze omstandigheid al zou kunnen worden aangemerkt als een situatie die gelijk te stellen is met de situatie dat de gevólgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden, is de klachttermijn die in dat geval een jaar bedraagt immers eveneens verstreken.

Klachtonderdeel 2:

4.5. Uit de omschrijving in het klaagschrift begrijpt de kamer dat dit klachtonderdeel ziet op de handelwijze van de notaris nadat klagers in 2015 in het bezit kwamen van diverse stukken die een geheel ander licht op de zaak wierpen. Dit onderdeel van de klacht is binnen de klachttermijn van drie jaren ingediend, zodat de kamer tot beoordeling daarvan overgaat.

4.6. Klagers hebben aan dit klachtonderdeel ten grondslag gelegd dat de notaris ten onrechte niets heeft ondernomen toen duidelijk werd dat de registerverklaring was gebaseerd op valse stukken. Zij stellen dat zij hem hebben gevraagd “de daartoe bevoegde instanties ervan op de hoogte te stellen en/of in ieder geval zelfstandig de nodige maatregelen te treffen”, maar dat hij niets heeft ondernomen.

4.7. De notaris heeft naar voren gebracht dat hij tot op heden nog niets heeft kunnen doen. Ter zitting heeft hij meegedeeld dat de uitspraken waar klagers zich op beroepen bij zijn weten nog niet in kracht van gewijsde zijn gegaan en dat hij pas daarna, met inachtneming van het advies van het Notarieel Bureau, zijn medewerking zou kunnen verlenen aan de wijziging van het register. [y] heeft ter zitting gesteld dat dit advies van het Notarieel Bureau helemaal niet klopt, maar hij heeft deze stelling niet onderbouwd. Klagers hebben hun stelling dat de notaris sinds 2015 meer had moeten doen om de gevolgen van de registerverklaring te “herstellen” evenmin geconcretiseerd.

4.8. Gelet op de inhoud van het gemotiveerde advies van het Notarieel Bureau (welke inhoud door klagers niet gemotiveerd is bestreden) en het ontbreken van andersluidende gegevens die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden, is de kamer van oordeel dat de notaris in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door (nog) niet over te gaan tot wijziging van de wijze waarop de onroerende zaken in de openbare registers zijn ingeschreven. Klachtonderdeel 2 zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.9. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart klachtonderdeel 1 niet-ontvankelijk;

verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. M.A.M. Kessels, notarislid, mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notarislid, en mr. G.A.M. van Lith, belastinglid.

Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2017 door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.