ECLI:NL:TNORSHE:2017:21 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/59 en 67

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2017:21
Datum uitspraak: 20-11-2017
Datum publicatie: 14-12-2017
Zaaknummer(s): SHE/2017/59 en 67
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klachten over onjuistheden in akte van boedelbeschrijving niet-ontvankelijk i.v.m. overschrijding klachttermijn (overweging ten overvloede: ook ne bis in idem) 

Klachtnummers  : SHE/2017/59 en SHE/2017/67

Datum uitspraak : 20 november 2017

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort ’s‑Hertogenbosch naar aanleiding van de klachten met bovengenoemde nummers van:

de heer drs. [naam klager],

wonende in […],

(hierna: klager),

tegen

notaris de heer mr. [naam notaris],

gevestigd in […],

(hierna: de notaris).

1.         De procedure

1.1.       Bij brief van 13 april 2017 heeft klager een klacht geformuleerd tegen de notaris. Dit klaagschrift (met bijlagen) is op 3 mei 2017 door de kamer ontvangen en in behandeling genomen onder klachtnummer SHE/2017/59. Bij brief van 22 mei 2017 heeft mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter van de kamer, klager gevraagd nadere informatie te verstrekken.

Op 29 mei 2017 heeft de kamer een brief (gedateerd 25 mei 2017) met bijlagen ontvangen van klager.

1.2.       Bij brief van 15 juni 2017 heeft klager een andere klacht geformuleerd tegen de notaris. Dit klaagschrift (met bijlage) is op 21 juni 2017 door de kamer ontvangen en in behandeling genomen onder nummer SHE/2017/67. Bij brief van 21 juni 2017 heeft de ambtelijk secretaris van de kamer klager gevraagd een kopie van de door hem genoemde notariële akte aan de kamer toe te sturen. Klager heeft (onder meer) de betreffende akte bij brief van 2 augustus 2017 aan de kamer toegezonden. Deze brief (met bijlagen) is op 28 augustus 2017 door de kamer ontvangen.

1.3.       De notaris heeft twee afzonderlijke verweerschriften ingediend.

1.4.       De plaatsvervangend voorzitter heeft de klachten ter kennis van de kamer gebracht.

1.5.       Ter zitting van de kamer van 16 oktober 2017 zijn beide klachten gecombineerd behandeld. Klager en de notaris zijn ter zitting verschenen. Zij hebben hun standpunt over en weer toegelicht, mede aan de hand van pleitaantekeningen. De notaris heeft drie bijlagen aan zijn pleitaantekeningen gehecht.

2.          De feiten

2.1.       Uit het huwelijk van de ouders van klager zijn acht kinderen geboren. De vader van klager is op […] 1993 overleden. Nadien is tussen de kinderen onenigheid ontstaan over de omvang en de samenstelling van zijn nalatenschap.

2.2.       Bij beschikking van de kantonrechter in Eindhoven van 22 januari 2009 is de notaris aangewezen om een boedelbeschrijving op te maken van de nalatenschap van vader als omschreven in artikel 674 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Vervolgens heeft de notaris intensief en uitvoerig overleg gevoerd met alle kinderen.

2.3.       Op […] 2010 is de moeder van klager overleden. De kinderen hebben haar nalatenschap beneficiair aanvaard.

2.4.       Bij beschikking van de rechtbank ’s‑Hertogenbosch van 6 november 2012 is (samengevat) geoordeeld dat de acht kinderen erfgenamen van moeder zijn en is een vereffenaar benoemd.

2.5.       De notaris heeft een concept akte van boedelbeschrijving opgesteld met betrekking tot de huwelijksgemeenschap en de nalatenschap van vader en alle erfgenamen uitgenodigd om deze akte te ondertekenen. Twee broers van klager zijn bij de notaris verschenen en aanwezig geweest bij het passeren van de akte van boedelbeschrijving op 15 mei 2013. Zij hebben deze akte ondertekend.

2.6.       Bij brief van 18 mei 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris in verband met (onder meer) de kwaliteit van diens werkzaamheden, meer in het bijzonder ten aanzien van de inhoud van de akte boedelbeschrijving. Die klacht is op 21 mei 2013 ontvangen door de kamer en in behandeling genomen onder nummer SHE/2013/47. Bij beslissing van 21 oktober 2013 heeft de kamer de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de kwaliteit van de werkzaamheden van de notaris, ongegrond verklaard. Klager heeft tegen die beslissing hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof in Amsterdam. Bij beslissing van 22 april 2014 heeft het gerechtshof de bestreden beslissing op dat onderdeel bevestigd.  

2.7.       Op 22 juli 2013 (SHE/2013/64) en 15 augustus 2013 (SHE/2013/79) heeft klager opnieuw klachten tegen de notaris ingediend in verband met de inhoud van de akte van boedelbeschrijving, die volgens hem onjuistheden bevatte ten aanzien van (onder meer) de vermelding van het vruchtgebruik en [Y] B.V. Op 5 juli 2013 (SHE/2013/69) had klager eveneens een klacht ingediend tegen de notaris in verband met de hoogte van zijn declaratie. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 4 december 2013 over deze klachten geoordeeld. De beide klachten met betrekking tot de inhoud van de boedelbeschrijving heeft hij terstond afgewezen als zijnde kennelijk ongegrond. De klacht met betrekking tot de hoogte van de declaratie is terstond afgewezen als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk. Klager heeft verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter naar aanleiding van deze klachten. Bij beslissing van de kamer van 17 maart 2014 is het verzet tegen de beslissing van de voorzitter in de genoemde drie zaken ongegrond verklaard. Vervolgens heeft klager hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof in Amsterdam tegen de beslissing van de kamer met betrekking tot SHE/2013/64 en SHE/2013/69. Bij beslissingen van 24 februari 2015 heeft het gerechtshof klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de beslissing op beide klachten.

2.8.       Notaris mevrouw mr. [x], gevestigd in […], heeft op 10 december 2013 een akte van boedelbeschrijving gepasseerd inzake de nalatenschap van moeder.

2.9.       Op 3 juli 2014 heeft de kamer wederom een klacht ontvangen van klager. In deze klacht (SHE/2014/58) verwijt hij de notaris dat de akte van boedelbeschrijving onjuistheden bevat, onder meer ten aanzien van het vruchtgebruik. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft deze klacht terstond afgewezen als zijnde kennelijk ongegrond bij beslissing van 13 augustus 2014. Klager heeft verzet ingesteld tegen die beslissing. Dit verzet is bij beslissing van de kamer van 16 maart 2015 ongegrond verklaard.

3.          De klachten

3.1.       Samengevat verwijt klager de notaris dat hij feitelijke onjuistheden heeft vermeld in de akte van boedelbeschrijving van 15 mei 2013. Klacht SHE/2017/59 luidt dat in de akte ten onrechte staat vermeld dat, “als het gaat om de [Y]”, er door klager betaald/verrekend moet worden met moeder en/of tante. Klager stelt dat hij oprichter/directeur/eigenaar is van [Y] B.V. en hij is van mening dat de notaris ten onrechte de vereffening van een niet bestaande rechtspersoon bij de boedelbeschrijving heeft betrokken. Klacht SHE/2017/67 luidt dat de notaris in strijd met de werkelijkheid in de akte van boedelbeschrijving heeft vermeld dat er vruchtgebruik bestond, terwijl de notaris eerder in een brief aan klager van 9 februari 2011 had meegedeeld dat er naar zijn mening formeel juridisch geen vruchtgebruik bestond omdat dat nimmer was afgegeven.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dat wetsartikel omschreven tuchtnorm.

4.2.       Allereerst dient de kamer echter te beoordelen of de klachten ontvankelijk zijn. Een klacht kan namelijk slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijk maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen (artikel 99, lid 15, Wna).  

4.3.       Vast staat dat klager, die immers op 21 mei 2013 een eerste klacht tegen de notaris heeft ingediend met betrekking tot (onder meer) de inhoud van de akte van boedelbeschrijving van 15 mei 2013, in elk geval vanaf dat moment op de hoogte was van de inhoud van die akte. Daaruit volgt dat hij uiterlijk op dat moment kennis heeft genomen van de handelwijze van de notaris, zodat hij binnen drie jaren nadien daarover een klacht had kunnen indienen. De beide klachten waar de kamer nu over moet oordelen, zijn echter (ruimschoots) na het verstrijken van deze klachttermijn bij de kamer ingediend. In beginsel leidt het verstrijken van de klachttermijn tot niet-ontvankelijkheid van een klacht, tenzij de gevólgen van het handelen of nalaten van de betrokken notaris redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. Nu niet is gesteld of gebleken dat daarvan sprake is, moeten de beide klachten niet-ontvankelijk worden verklaard. De mededeling van klager dat bij hem sprake is van voortschrijdend inzicht, maakt dit niet anders.

4.4.       Opmerking verdient bovendien dat de beide klachten betrekking hebben op de inhoud van de akte van boedelbeschrijving van 15 mei 2013, terwijl klager zoals gemeld reeds diverse klachten tegen de notaris heeft ingediend over de inhoud van die akte. Daarop is onherroepelijk beslist. Zoals aan klager bekend is, geldt in het notariële tuchtrecht het ne-bis-in-idem-beginsel. Dit beginsel brengt mee dat na de beoordeling van een klacht door de tuchtrechter, een latere klacht over hetzelfde feitencomplex niet opnieuw kan worden beoordeeld. Een klager die zich naar aanleiding van een bepaald feitencomplex over een notaris wenst te beklagen, dient zijn klachten dus in één keer aan de tuchtrechter kenbaar te maken. Klager werpt echter telkens nieuwe bezwaren op tegen de inhoud van dezelfde akte. Ten overvloede merkt de kamer daarom op dat, indien de klachttermijn niet zou zijn verstreken, de klacht om bovengenoemde reden niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.   

4.5.       Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart de beide klachten niet-ontvankelijk.    

Deze beslissing is gegeven door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. M.A.M. Kessels, notarislid, mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notarislid en mr. F. Drost, plaatsvervangend belastinglid.

Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2017 door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.