ECLI:NL:TNORSHE:2017:14 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/3, 4, 5, 6 en 7 Wraking

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2017:14
Datum uitspraak: 02-03-2017
Datum publicatie: 02-03-2017
Zaaknummer(s): SHE/2017/3, 4, 5, 6 en 7 Wraking
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzoek tot wraking afgewezen. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter - met wie een lid van de kamer voor het notariaat in dit verband gelijk kan worden gesteld - is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij daarover bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Uit de stellingen van verzoeker volgt dat een aantal procedurebeslissingen van de plaatsvervangend voorzitter de aanleiding is geweest voor dit wrakingsverzoek. Procedurebeslissingen zijn beslissingen die een (plaatsvervangend) voorzitter van de kamer neemt in verband met de voortgang van de behandeling van een klacht of de behandeling van meerdere klachten tegelijk. Volgens vaste jurisprudentie leveren procedurebeslissingen in het algemeen geen grond voor wraking op. Dit is slechts anders indien een dergelijke beslissing zo onbegrijpelijk is dat daardoor de schijn van vooringenomenheid wordt gewekt. Daarvan is in het onderhavige geval op geen enkele wijze gebleken.

dossiernummers:    SHE/2017/3, SHE/2017/4, SHE/2017/5, SHE/2017/6 en SHE/2017/7

Datum uitspraak:    2 maart 2017

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer

De wrakingskamer neemt de volgende beslissing naar aanleiding van het verzoek tot wraking ingevolge artikel 100 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) in de procedure tot behandeling van de klacht van:

[…] (verder: verzoeker), wonende te […],

tegen

[A] , voorheen gevestigd te […],

(klachtnummer SHE 2016/54),

[B], gevestigd te […],

(klachtnummer SHE 2016/55),

[C], werkzaam in […],

(klachtnummer SHE 2016/56),

[D], gevestigd te […].

(klachtnummer SHE 2016/57),

strekkende tot wraking van:

[plaatsvervangend voorzitter] ,

in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort

’s-Hertogenbosch (dossiernummer SHE/2017/3),

en

[plaatsvervangend rechterlijk lid],

in haar hoedanigheid van plaatsvervangend rechterlijk lid van de kamer voor het notariaat

in het ressort ’s-Hertogenbosch (dossiernummer SHE/2017/4),

en

[notaris lid] ,

in zijn hoedanigheid van notaris lid van de kamer voor het notariaat in het ressort

’s-Hertogenbosch (dossiernummer SHE/2017/5),

en

[plaatsvervangend notaris lid] ,

in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend notaris lid van de kamer voor het notariaat in het ressort

’s-Hertogenbosch (dossiernummer SHE/2017/6),

en

[plaatsvervangend belasting lid] ,

in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend belasting lid van de kamer voor het notariaat in het ressort

’s-Hertogenbosch (dossiernummer SHE/2017/7).

1.          Het procesverloop

1.1.       Op 16 januari 2017 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de klachten met nummers SHE 2016/54, SHE 2016/55, SHE 2016/56 en SHE 2016/57. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker de leden van de kamer gewraakt. De leden van de kamer hebben afzonderlijk laten weten dat zij niet in de wraking berusten.

1.2.       De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende ingekomen stukken:

-      het proces-verbaal van de zitting van 16 januari 2017 met een kopie van de pleitnota van verzoeker;

-      een e-mailbericht (met bijlage) van verzoeker van 18 januari 2017;

-      een e-mailbericht van verzoeker van 19 januari 2017;

-      een e-mailbericht (met bijlagen) van verzoeker van 23 januari 2017;

-      een e-mailbericht (met bijlagen) van verzoeker van 24 januari 2017;

-      de reacties van de leden van de kamer;

-      een e-mailbericht (met bijlagen) van verzoeker van 29 januari 2017;

-      een e-mailbericht (met bijlagen) van verzoeker van 5 februari 2017;

-      een e-mailbericht (met bijlagen) van verzoeker van 7 februari 2017;

-      een e-mailbericht (met bijlagen) van verzoeker van 9 februari 2017.

1.3.       Op verzoek van [plaatsvervangend voorzitter]zijn de dossiers in de klachtzaken overeenkomstig artikel 3 lid 2 van het ‘Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat’ aan het wrakingsdossier toegevoegd. 

1.4.       Op 16 februari 2017 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Verschenen zijn verzoeker en de leden van de kamer. Vervolgens heeft de voorzitter van de kamer het onderzoek gesloten en bepaald dat op 2 maart 2017 uitspraak zal worden gedaan.

1.5.       Nadien heeft verzoeker nog een e-mailbericht van verzoeker van 16 februari 2017 naar de kamer toegezonden. Dit bericht laat de wrakingskamer buiten beschouwing omdat het onderzoek is gesloten en de datum van uitspraak is bepaald.

2.          De feiten

2.1.       Bij beslissing van 11 juli 2016 heeft de plaatsvervangend president van het gerechtshof Amsterdam de kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch (hierna: de kamer) belast met de (verdere) behandeling van de klachten tegen [A], [B], [C] en [D].

2.2.       Op 25 juli 2016 heeft de ambtelijk secretaris een e-mailbericht aan verzoeker verzonden.

Hierin staat het volgende vermeld:

Het gerechtshof Amsterdam heeft uw klachten tegen mrs. [A], [B], [C] en [D] doorverwezen naar onze kamer voor het notariaat.

Uw klachten hebben de volgende nummers gekregen:

SHE/2016/54, [A].

SHE/2016/55,  [B].

SHE/2016/56, [C].

SHE/2016/57, [D].

Wij hebben van de kamer voor het notariaat te Den Haag een kopie ontvangen van alle correspondentie inzake uw klachten tegen bovengenoemde personen. Omdat na het antwoord d.d. 8 juni 2016 van [A] en [B] nog meer correspondentie van u bij de kamer te Den Haag is binnengekomen, geven wij alle vier de beklaagden nog een keer de gelegenheid om een antwoord in te dienen. Zij krijgen hiervoor (in verband met de vakantieperiode) zes weken de tijd.

Wij delen u mede dat wij in deze klachtprocedure een strakke regie zullen voeren. Nu de beklaagden in de gelegenheid worden gesteld te reageren kunt u geen aanvullende stukken over uw klachten indienen (per post of per mail). Alle aanvullende stukken over de klachten die na de datum van deze brief binnenkomen zullen niet het dossier worden toegevoegd. Mocht de voorzitter na ontvangst van een antwoord van de beklaagden informatie van u willen ontvangen dan zal u daar schriftelijk om worden verzocht.

2.3.       Op 21 september 2016 heeft de ambtelijk secretaris een e-mailbericht aan verzoeker verzonden. Hierin staat het volgende vermeld:

Hierbij bericht ik u dat de plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor het notariaat heeft besloten de behandeling van bovengenoemde klachten rechtstreeks door te verwijzen naar de volle kamer voor het notariaat.

Bijgesloten ontvangt u een kopie van het verweerschrift dat de kamer inmiddels heeft ontvangen naar aanleiding van de door u ingediende klachten. Zoals u kunt zien heeft [D] dit verweerschrift mede geformuleerd namens [B], [A] en [C] (hierna: de notarissen).

Zij hebben het verweerschrift allen voor akkoord ondertekend. Bij mail van 24 augustus 2016 16:12 uur hebt u aan de kamer kenbaar gemaakt dat u van mening bent dat beklaagde notarissen elk een eigen verweerschrift moeten indienen en dat zij niet kunnen volstaan met een gezamenlijk verweerschrift. Namens de plaatsvervangend voorzitter bericht u echter dat het gezamenlijk verweerschrift van de beklaagde notarissen niet in strijd wordt geacht met de Wet op het notarisambt. Het gezamenlijke verweerschrift wordt dan ook aan de dossier toegevoegd.

Gezien de samenhang tussen de klachten zullen deze gecombineerd worden behandeld ter zitting van de volle kamer. U wordt samen met de notaris uitgenodigd om bij de mondelinge behandeling van de klachten aanwezig te zijn op de bijeenkomst van de kamer voor het notariaat op maandag 16 januari 2017 om 12.30 uur in het paleis van justitie, gevestigd aan bovenstaand adres. U kunt zich melden bij de portier van de hoofdingang. Voor de behandeling is een uur en een kwartier gereserveerd.
De handelwijze van de kamer is vastgelegd in een procesreglement. Met de inhoud daarvan bent u bekend. Onder verwijzing naar het bepaalde bij artikel 12 van dit reglement bericht ik u dat de schriftelijke behandeling van de klacht is geëindigd. Dit betekent dat geen inhoudelijke reacties meer kunnen worden ingediend. U kunt uw standpunt mondeling toelichten tijdens de zitting, eventueel ondersteund door een pleitnota.
In reactie op de inhoud van uw mail van 24 augustus 2016 12:53 uur bericht ik u namens de plaatsvervangend voorzitter als volgt. Indien u zich ter zitting wenst te beroepen op producties, die u nog niet eerder hebt ingediend, wordt u in de gelegenheid gesteld om deze producties in eenmaal aan de kamer toe te zenden tussen 12 en 16 december 2016. De kamer zal de betreffende producties vervolgens doorsturen aan de overige partijen. U hoeft dat dus niet zelf te doen. Volledigheidshalve bericht ik u dat producties die u in afwijking van het vorenstaande per mail of per post aan de kamer toezendt niet aan het dossier zullen worden toegevoegd.
De samenstelling van de kamer zal zijn: [plaatsvervangend voorzitter], voorzitter, [plaatsvervangend rechterlijk lid], rechter, [notaris lid], notaris, [plaatsvervangend notaris lid], notaris, en [plaatsvervangend belasting lid], belastinginspecteur.

2.4.       Op 14 december 2016 heeft de juridisch secretaris een e-mailbericht aan verzoeker verzonden. Hierin staat het volgende vermeld:

Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw mailbericht met bijlagen van 12 december 2016 in verband met de mondelinge behandeling van de klachten SHE/2016/54, 55, 56 en 57. Naar aanleiding van uw diverse verzoeken bericht ik u namens de voorzitter van de kamer als volgt.

Voor de behandeling van uw klachten is meer tijd gereserveerd dan gebruikelijk. In aanvulling op hetgeen u reeds in de stukken naar voren hebt gebracht (de leden van de kamer zijn bekend met de inhoud daarvan), hebt u 20 minuten de tijd om uw klacht toe te lichten. Ook de notarissen hebben (gezamenlijk) 20 minuten om hun standpunt toe te lichten, waarna tijd resteert om vragen van de kamer te beantwoorden en zo nodig over en weer te reageren op het verhandelde ter zitting. De behandeltijd zal dan ook niet worden uitgebreid en de mondelinge behandeling zal niet worden aangehouden.

Procedures bij de kamer worden in de Nederlandse taal gevoerd. Als klager beroept u zich mede op stukken die zijn geredigeerd in de Spaanse taal. Het is dan in beginsel aan u om zorg te dragen voor een deugdelijke vertaling daarvan. Mede gezien de inhoud van uw klachten heeft de voorzitter daar op dit moment echter geen behoefte aan.

Volledigheidshalve bericht u dat enkel de klachten, zoals u deze bij brief van 6 juni 2016 (en de daaraan voorafgaande mails) hebt geformuleerd, ter zitting zullen worden behandeld. Mogelijke nieuwe klachten kunnen dan ook niet op 16 januari 2017 worden behandeld.

In reactie op uw verzoek met betrekking tot de escitura de ratificacion bericht ik u dat de kamer over dezelfde stukken beschikt als u. De voorzitter ziet op dit moment geen aanleiding om naast de reeds in het geding gebrachte stukken extra stukken bij de notaris op te vragen.

2.5.       Op 15 december 2016 heeft de juridisch secretaris een e-mailbericht aan verzoeker verzonden. Hierin staat het volgende vermeld:

Bij brief van 21 september j.l. is aan u meegedeeld dat de schriftelijke behandeling van de bovengenoemde klachten is geëindigd en dat u geen inhoudelijk reacties meer kunt indienen.

Daarbij is eveneens aan u meegedeeld dat u in de gelegenheid werd gesteld om producties, waarop u zich ter zitting wenst te beroepen, deze week in eenmaal aan de kamer toe te zenden.

Inmiddels hebt u bij mail met bijlagen van 12 december j.l. van deze gelegenheid gebruikt gemaakt en is bij mail van 14 december j.l. (8:57 uur) geantwoord op de door u gedane verzoeken.
Namens de voorzitter deel ik u mede dat uw mail met bijlagen van 14 december j.l. (10:55 uur) dan ook niet aan het dossier zal worden toegevoegd.

De voorzitter ziet geen aanleiding terug te komen op zijn beslissingen, waarvan ik u in kennis stelde bij mijn genoemde mail van 14 december j.l.

2.6.       Op 30 december 2016 heeft de juridisch secretaris een e-mailbericht aan verzoeker verzonden. Hierin staat het volgende vermeld:

Geachte [verzoeker],

Naar aanleiding van de inhoud van uw diverse mailberichten (met bijlagen) van 14, 15 en 16 december jl. en uw brief (met bijlagen) van 14 december jl. bericht ik u namens [plaatsvervangend voorzitter], een van de plaatsvervangend voorzitters van de kamer, als volgt.

[Plaatsvervangend voorzitter](hierna: de voorzitter) zal als voorzitter van de kamer fungeren tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2017. Tot op heden is hij ook als plaatsvervangend voorzitter betrokken geweest bij de procedurele gang van zaken met betrekking tot de bovengenoemde klachten.

Volledigheidshalve bericht ik u dat uw (klacht)brief van 6 juni 2016 al deel uitmaakte van het dossier dat onze kamer van de kamer in Den Haag heeft ontvangen, evenals de informatie die u van de KNB had ontvangen met betrekking tot [A]. Deze informatie is reeds door u in het geding gebracht bij uw mail aan de kamer in Den Haag van 23 mei 2016 12:23 uur. Ook een groot deel van de bijlagen, die u sinds 12 december jl. aan de kamer hebt toegezonden, maakte reeds deel uit van het dossier. Om verdere discussie te vermijden, heeft de voorzitter alsnog besloten de door u sindsdien toegezonden stukken (nogmaals) aan het dossier toe te voegen.

Ter informatie bericht ik u dat een kopie van uw mailbericht met bijlagen van 12 december jl. bij brief van de kamer van 14 december jl. is toegezonden aan de notarissen. Een kopie van de mailberichten met bijlagen van 14, 15 en 16 december jl. en de brief met bijlagen van 14 december jl. zal vandaag ter informatie aan hen worden toegezonden.

Hierbij stelt de voorzitter u desgewenst nog eenmaal in de gelegenheid om de producties waarop u zich wenst te beroepen en die nog niet eerder zijn ingediend uiterlijk op 5 januari 2017, zijnde de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling, aan de kamer over te leggen.

In beginsel dienen dergelijke stukken door de klager in afschrift aan de beklaagde(n) te worden toegezonden. Omdat er kennelijk discussie ontstaat tussen u en de notarissen indien u rechtstreeks stukken aan hen toezendt, heeft de kamer ter voorkoming van dergelijke problemen in de oproepbrief van 21 december jl. aangeboden eventueel stukken door te sturen aan de notarissen. Dit aanbod geldt nog steeds. U hoeft de stukken dus niet rechtstreeks aan de notarissen toe te zenden.

In de genoemde oproepbrief is eveneens aan u meegedeeld dat de schriftelijke behandeling van de klacht is gesloten. Zoals gemeld betekent dit dat u geen inhoudelijke reacties meer kunt indienen.

Uw standpunt kunt u nadere toelichten tijdens de mondelinge behandeling, desgewenst aan de hand van pleitnotities.

Overigens ziet de voorzitter geen aanleiding om naast de reeds in het geding gebrachte stukken extra stukken bij de beklaagde notarissen op te vragen.

De standpunten

2.7.       Verzoeker legt aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag dat sprake is van vooringenomenheid en tegenwerking van de leden van de kamer, omdat de procesregels niet zijn nageleefd. Verzoeker voert in dat verband - zakelijk weergegeven - het volgende aan:

1.    In de brief van de ambtelijk secretaris van 25 juli 2016 staat vermeld dat in deze klachtprocedure een strakke regie zal worden gevoerd. Niet is gemotiveerd waarom in deze klachtprocedure  een strakke regie is vereist. Verzoeker vermoedt dat er naar eerdere klachtzaken van verzoeker

is gekeken.

2.    In de brief van de ambtelijk secretaris van 25 juli 2016 staat vetgedrukt vermeld dat verzoeker geen aanvullende stukken over zijn klacht mag indienen (per post of per mail). Dit is in strijd met artikel 16 van het procesreglement waarin staat vermeld dat een partij zo spoedig mogelijk de producties dient over te leggen waarop hij zij zich wenst te beroepen. Ook wordt zo de wederpartij informatie onthouden. Verzoeker wordt door deze handelswijze “kalt gestelt”.

3.    De plaatsvervangend voorzitter heeft ten onrechte het verweerschrift van notaris [D], notaris [B], oud-notaris [A] en kandidaat-notaris mr. [C] van 29 augustus 2016 geaccepteerd. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het verweerschrift niet gezamenlijk kan worden ondertekend, omdat niet duidelijk is welke stelling op wie betrekking heeft.

4.    Verzoeker heeft het verweerschrift van notaris [D], notaris [B], oud-notaris [A] en kandidaat-notaris mr. [C] van 29 augustus 2016 pas bij brief van de ambtelijk secretaris van 21 september 2016 ontvangen. Dit is in strijd met het procesreglement.

5.    In de brief van de ambtelijk secretaris van 21 september 2016, staat vermeld dat de klachten met nummers SHE 2016/54, SHE 2016/55, SHE 2016/56 en SHE 2016/57 worden samengevoegd. Verzoeker is het daarmee niet eens. Een samenvoeging geeft al een poging tot marginalisatie aan, aldus verzoeker, en de kamer kan alleen in aparte procedures de verweren van de notaris wegen.

6.    De plaatsvervangend voorzitter heeft ten onrechte geen re- en dupliek toegestaan.

Verzoeker wijst er in dit verband op dat geen enkele notariële akte juist is. Van sommige akten is nog immer onduidelijk wie de opsteller van betreffende akte is.

7.    In de brief van de ambtelijk secretaris van 21 september 2016 staat vermeld dat verzoeker slechts eenmaal aanvullende stukken kan indienen en wel tussen 12 en 16 december 2016. Niet is gemotiveerd waarom dit het geval is. Dit is in strijd met artikel 16 van het procesreglement.

8.    Verzoeker heeft aan de kamer gevraagd wat de procedure inzake de Spaanse stukken is, omdat hierover in het procesreglement niets staat vermeld. In artikel 4 van het procesreglement staat enkel vermeld dat het klaagschrift in de Nederlandse taal dient te zijn gesteld. Verzoeker heeft op deze vraag pas bij brief van de juridisch secretaris van 14 december 2016 antwoord gekregen. De plaatsvervangend voorzitter had al veel eerder moeten onderkennen dat er sprake was van Spaanse stukken en hierop moeten anticiperen.

In de brief van 14 december 2016 staat vermeld dat verzoeker in beginsel dient zorg te dragen voor een deugdelijke vertaling, omdat hij zich op stukken beroept die zijn geredigeerd in de Spaanse taal. In deze brief staat voorts vermeld dat de voorzitter mede gezien de inhoud van de klachten van verzoeker op dat moment geen behoefte had aan een vertaling van de Spaanse stukken. Dit geeft blijk van vooringenomenheid, omdat de andere leden van de kamer mogelijk wel behoefte hebben aan een vertaling van de Spaanse stukken. Dit klemt te meer, nu juist bij de vertaling de fraude blijkt.

9.    In de brief van de juridisch secretaris van 14 december 2016 staat - naar aanleiding van vragen van verzoeker - vermeld dat er voor de behandeling van de klachten meer tijd is gereserveerd dan gebruikelijk en dat verzoeker 20 minuten de tijd heeft om zijn klacht toe te lichten. Dit is voor vier klachten veel te kort. Dit klemt te meer, nu bespreking van de Spaanse stukken de nodige tijd zal vergen.

10. In de brief van de juridisch secretaris van 14 december 2016 staat vermeld dat het e-mailbericht van verzoeker van 14 december 2016 niet wordt geaccepteerd. Vervolgens staat in de brief van  de juridisch secretaris van 30 december 2016 vermeld dat vorenbedoelde e-mailbericht alsnog wordt geaccepteerd om verdere discussie te vermijden.

11. In de brief van de juridisch secretaris van 14 december 2016 staat vermeld dat alleen de klachten zoals geformuleerd in de brief van verzoeker van 16 juni 2016 (en de daaraan voorafgaande mails) ter zitting van 16 januari 2017 worden behandeld en dat mogelijke nieuwe klachten niet ter zitting van 16 januari 2017 worden behandeld. Er had moeten worden meegedeeld welke stukken om die reden buiten beschouwing zouden blijven.

12. In de brief van de juridisch secretaris van 30 december 2016 staat vermeld dat verzoeker desgewenst nog eenmaal stukken mag overleggen die nog niet eerder zijn ingediend en wel uiterlijk op 5 januari 2017. Dit is in strijd met artikel 16 van het procesreglement.

[Plaatsvervangend voorzitter] is als plaatsvervangend voorzitter verantwoordelijk voor de inhoud van voormelde brieven. Hij wijst in dit verband op de brief van de juridisch secretaris van 30 december 2016 waarin staat vermeld dat [plaatsvervangend voorzitter] als plaatsvervangend voorzitter betrokken is geweest bij de procedurele gang van zaken met betrekking tot de bovengenoemde klachten. Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking mede gericht tegen de overige leden van de kamer, omdat zij bij [plaatsvervangend voorzitter]hadden moeten aangeven dat de procesregels niet zijn nageleefd.

2.8.       [Plaatsvervangend voorzitter] berust niet in de wraking en voert in dit verband het volgende aan. Hij is als plaatsvervangend voorzitter verantwoordelijk voor het ordentelijke verloop van de klachtenprocedure. In de Wna en het Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat (hierna: procesreglement) zijn diverse bepalingen neergelegd die de procedurele aspecten van een klachtenprocedure regelen. In het kader van de door verzoeker ingediende klachten heeft [plaatsvervangend voorzitter] enkele noodzakelijke procedurele beslissingen genomen.

Verzoeker heeft een groot aantal e-mailberichten (met vele bijlagen) naar de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag verzonden en verzoeker heeft - na verwijzing - ook naar de kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch veel e-mailberichten verzonden. Gelet op de veelheid en het ongestructureerd karakter van deze e-mailberichten heeft [plaatsvervangend voorzitter]geprobeerd een strakke regie te voeren teneinde een juiste en overzichtelijke behandelwijze te behouden. [Plaatsvervangend voorzitter]merkt op dat hij niet betrokken is geweest bij eerdere klachten van verzoeker.

[Plaatsvervangend voorzitter]zag onvoldoende aanleiding voor repliek en dupliek. Hij verwijst in dit verband naar artikel 8 van het procesreglement. Daarmee was de schriftelijke behandeling geëindigd. Daarna kunnen geen inhoudelijke reacties meer worden ingediend. Hij verwijst in dit verband naar artikel 12 van het procesreglement.

[Plaatsvervangend voorzitter]zag - gezien de samenhang van de klachten - aanleiding om de klachten gezamenlijk ter zitting te behandelen.

Verzoeker is nadrukkelijk gewezen op de mogelijkheid om te zijner tijd nog (nadere) stukken over te leggen. Om de strakke regie te kunnen bewaken is bepaald dat het overleggen van stukken in één keer en in een beperkte periode diende te geschieden.

Vanwege een uitspraak van het gerechtshof is besloten dat de door verzoeker over te leggen stukken door de kamer zouden worden doorgezonden aan de notarissen. Geen tegenwerking, maar facilitering. Op het e-mailbericht van verzoeker van 12 december 2016 is direct gereageerd.

Op de e-mailberichten van verzoeker van 14, 15 en 16 december 2016 en een nadien ingekomen brief (met vele bijlagen) van verzoeker is - na bestudering van het dossier - geantwoord op 30 december 2016. [plaatsvervangend voorzitter]heeft de spreektijd en de verwachte duur van de zitting aangegeven.

Gelet op de omvang en de inhoud van het dossier en de samenhang van de zaken is meer tijd gereserveerd dan gebruikelijk. Dat zijn alle procedurebeslissingen, aldus [plaatsvervangend voorzitter]. Deze procedurebeslissingen hadden aan de orde kunnen worden gesteld bij de mondelinge

behandeling en uiteraard ook in hoger beroep. [plaatsvervangend voorzitter]stelt zich dan ook op het standpunt dat geen sprake is van vooringenomenheid of tegenwerking en dat hij uitsluitend het belang van een adequate behandeling van de klachten in ogenschouw heeft genomen. 

2.9.       [Plaatsvervangend rechterlijk lid], [notaris lid], [plaatsvervangend notaris lid] en [plaatsvervangend belasting lid] berusten evenmin in de wraking en voeren in dit verband - ieder afzonderlijk - kort gezegd het volgende aan. De enkele omstandigheid dat is aangegeven dat een strakke regie zal worden gevoerd rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van vrees omtrent vooringenomenheid van de voorzitter of de overige leden. De overige beslissingen met betrekking tot de wijze en het tijdstip van indienen van stukken rechtvaardigen evenmin de conclusie dat voorzitter of de overige leden vooringenomen zijn, althans dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bijzondere omstandigheden kunnen tot een andere conclusie leiden, maar daarvan is hier geen sprake.

[plaatsvervangend rechterlijk lid], [plaatsvervangend notaris lid] en [plaatsvervangend belasting lid] verzoeken te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen. 

3.          De beoordeling

3.1.       Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter - met wie een lid van de kamer voor het notariaat in dit verband gelijk kan worden gesteld - is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij daarover bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

Uit de stellingen van verzoeker volgt dat een aantal procedurebeslissingen van de plaatsvervangend voorzitter de aanleiding is geweest voor dit wrakingsverzoek. Procedurebeslissingen zijn beslissingen die een (plaatsvervangend) voorzitter van de kamer neemt in verband met de voortgang van de behandeling van een klacht of de behandeling van meerdere klachten tegelijk.

Volgens vaste jurisprudentie leveren procedurebeslissingen in het algemeen geen grond voor wraking op. Dit is slechts anders indien een dergelijke beslissing zo onbegrijpelijk is dat daardoor de schijn van vooringenomenheid wordt gewekt. Daarvan is in het onderhavige geval op geen enkele wijze gebleken. Gelet op de grote hoeveelheid berichten die verzoeker ongevraagd naar de kamer in het ressort Den Haag en – na verwijzing – naar de kamer heeft toegezonden was er voor de behandelend voorzitter in het belang van een ordentelijke procedure alle reden een strakke regie te voeren. Hetzelfde geldt ten aanzien de reacties op alle verzoeken die verzoeker heeft ingediend dan wel opmerkingen die hij heeft gemaakt over onder meer de samenvoeging van zaken, de gereserveerde spreektijden, de noodzaak/wenselijkheid van vertalingen, vormvereisten die aan een verweerschrift moeten worden gesteld en het al of niet toelaten van een tweede schriftelijke ronde. Verzoeker zal moeten begrijpen dat als hij een klacht ter behandeling en beoordeling aan de kamer voorlegt niet hij als partij maar de beslissende instantie regie voert over het ordentelijk verloop van de procedure en dat verzoeker als partij zich daarnaar heeft te voegen. 

De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking van [plaatsvervangend voorzitter] dan ook afwijzen. Dit brengt mee dat ook de verzoeken tot wraking van [plaatsvervangend rechterlijk lid], [notaris lid], [plaatsvervangend notaris lid] en [plaatsvervangend belasting lid] wordt afgewezen, omdat deze verzoeken hiervan een afgeleide zijn, namelijk het onvoldoende toezicht houden op de handelwijze van de behandelend voorzitter. 

Met betrekking tot het verzoek van [plaatsvervangend rechterlijk lid], [plaatsvervangend notaris lid] en [plaatsvervangend belasting lid] te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen, overweegt de wrakingskamer als volgt. Ingevolge artikel 100 Wna jo 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering kan de wrakingskamer in geval van misbruik van recht bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Vooralsnog is in deze procedure onvoldoende gebleken dat door verzoeker misbruik is gemaakt van zijn recht om een wrakingsverzoek in te dienen, zodat het verzoek te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen, wordt afgewezen. Wanneer echter in het verdere verloop van de procedure nieuwe verzoeken tot wraking worden ingediend die wederom zijn gegrond op ontevredenheid met genomen procedurebeslissingen kan dit anders komen te liggen. Verzoeker heeft nu kennis kunnen nemen van bovenstaande overwegingen en die overwegingen ter harte kunnen nemen.

Bij e-mailbericht van 18 januari 2017 heeft verzoeker de gronden van zijn verzoek tot wraking aangevuld. De wrakingskamer zal hierop geen acht slaan, nu ingevolge artikel 100 Wna jo artikel 513 lid 3 Sv alle feiten en omstandigheden tegelijk dienen te worden voorgedragen. Het in een later stadium aanvullen van wrakingsgronden is dus niet toegestaan. Het e-mailbericht van 16 februari 2017 is onder hiervoor onder 1.5 verwoorde redenen buiten beschouwing gelaten.

4.          De beslissing

wijst het verzoek tot wraking af,

bepaalt dat de klachtprocedures met nummers SHE 2016/54, SHE 2016/55, SHE 2016/56 en SHE 2016/57 dienen te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D, Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. R.L.G.M. Steegmans, plaatsvervangend notaris lid, mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notaris lid, en mr. G.A.M. van Lith, belasting lid, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2017 in aanwezigheid van de secretaris.