ECLI:NL:TNORSHE:2017:12 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2016/83

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2017:12
Datum uitspraak: 20-02-2017
Datum publicatie: 06-03-2017
Zaaknummer(s): SHE/2016/83
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Mondelinge uitspraak. Wrakingsverzoek van klagers gericht aan zowel de leden die een beslissing hebben genomen in een andere zaak van klager als ‘de kamer voor het ressort ’s-Hertogenbosch in zijn algemeen’.  De kamer gaat hieraan voorbij, omdat klagers niet nader hebben geconcretiseerd of en tegen welk lid of welke leden van de onderhavige kamer  het verzoek tot wraking is gericht. Klacht m.b.t. verkapte dienstweigering ongegrond verklaard.

Klachtnummer    : SHE/2016/83

Datum uitspraak : 20 februari 2017

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van

1.    […] B.V. (hierna: [A B.V.]), gevestigd te […],

2.    de heer […] (hierna: [B]), wonende te […],

tegen

notaris de heer mr. […] (hierna: notaris), gevestigd te […],

1.          De procedure

1.1.       Bij brief van 28 oktober 2016 heeft [B] voor zichzelf en namens [A B.V.] een klacht geformuleerd tegen de notaris. Deze klacht is op 28 oktober 2016 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).

1.2.       De notaris heeft op de klacht geantwoord.

1.3.       De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen naar de volle kamer. De behandeling is vastgesteld voor 20 februari 2017.

1.4.       De kamer heeft vervolgens kennis genomen van het e-mailbericht (met bijlage) van [B] gedateerd 17 februari 2017.

1.5.       De kamer heeft de klacht behandeld op 20 februari 2017. Verschenen is de notaris. Hoewel behoorlijk opgeroepen is [B] - voor zichzelf en namens [A B.V.] - niet verschenen. De kamer heeft na beraad mondeling uitspraak gedaan. De schriftelijke weerslag van deze uitspraak volgt hierna.

2.          De feiten

2.1.       [B] is directeur en enig aandeelhouder van [A B.V.].

2.2.       Op 27 oktober 2016 heeft er een oriënterend gesprek op het notariskantoor plaatsgevonden tussen [B] en de notaris over het opstellen van een notariële akte houdende een vaststellingsovereenkomst en schuldbekentenis en de daarmee gemoeide kosten. [B] heeft tijdens dit gesprek de concept-tekst van de akte laten zien. Deze tekst luidt als volgt:

“IN NAAM DER KONING

VASTSTELLINGSOVEREENKOMST\ TEVENS INHOUDENDE SCHULDBEKENTENIS

Heden, [...] oktober tweeduizend zestien, verschenen voor mij [..] notaris te [...]

1.      de heer [B], wonende […] , geboren te […] op […] (“[B]”)

2.      de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A. B.V] ,

          met zetel te […] en ingeschreven in het handelsregister onder nummer […] (“[A B.V.]”), te dezen

         vertegenwoordigd door de heer [B] voornoemd

Comparanten verklaarden als volgt:

Considerans

a.        [A B.V.] is betrokken geweest in een reeks van juridische procedures met verschillende partijen naar aanleiding van een geschil met (een rechtsvoorgangster van) de besloten vennootschap [X B.V.] met zetel te […], adres […] en ingeschreven in het handelsregister onder nummer […] (“[X. B.V.]”).

b.        Bij vonnis van 5 januari 2011 is [X B.V.] door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch veroordeeld te voldoen aan [A B.V.] een bedrag van € 130.486,10. [X B.V.] heeft aan die veroordeling niet voldaan. [A B.V.] heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.

c.        Daarbij werd [A B.V.] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [X B.V.] begroot op € 11.360,00. [A B.V.] heeft in verband daarmee een beroep gedaan op verrekening van dat bedrag met voornoemde schuld van [X B.V.] aan [A B.V.].

d.        Op verzoek van [A B.V.] heeft de rechtbank ‘s-Hertogenbosch op 20 november 2011 het faillissement van [X B.V.] uitgesproken.

e.        Na het faillissement van [X B.V.] heeft [A B.V.] onderhandeld met de curator en andere bij dat faillissement betrokken partijen teneinde te komen tot een algehele regeling met alle partijen. Die onderhandelingen hebben geleid tot niets.

f.         Breekpunt bij voornoemde onderhandelingen is geweest dat de curator en de overige partijen als voorwaarde hebben gesteld dat [B] in privé bij een dergelijk akkoord betrokken zou gaan worden en [B] daarmee voor hem verstrekkende verplichtingen op zich zou gaan nemen. [B] heeft zulks geweigerd.

g.      Vervolgens hebben [A B.V.] en [B] met elkaar separate onderhandelingen gevoerd teneinde te komen tot een finale regeling met de curator en alle overige betrokken partijen. [A B.V.] en [B] hebben daarover overeenstemming bereikt.

h.      Daarna zijn de onderhandelingen door [A B.V.], [B], de curator en de overige partijen voortgezet. Uiteindelijk hebben die onderhandelingen geleid tot een tussen partijen op  14/15 januari 2015 gesloten overeenkomst. Daarbij is de inhoud van de daartoe tussen [A B.V.] en [B] afzonderlijk gesloten overeenkomst niet aan enige andere partij bekend gemaakt.

i.       De op 14/15 januari 2015 gesloten overeenkomst is inmiddels volledig ten uitvoer gebracht.

Vaststelling

 [A B.V.] en [B] stellen hierbij vast dat ten behoeve van voornoemde overeenkomst van 14/15 januari 2015 tussen hen het navolgende is overeengekomen:

(i)        [B] voert de verdere onderhandelingen met de curator en de overige betrokken partijen en [B] bepaalt daarbij zelfstandig onder welke voorwaarden hij in privé al dan niet deel uit zal gaan maken van een eventuele overeenkomst tussen [A B.V.], de curator in het faillissement van [X B.V.] en de overige betrokken partijen.

(ii)       In het geval dat een overeenkomst tussen [B], [A B.V.], de curator in het faillissement van [X B.V.] en de overige betrokken partijen tot stand komt heeft tussen [A B.V.] en [B] het navolgende te gelden.

(iii)      Het bedrag dat uitbetaald zal worden op een bankrekening ten behoeve van [A B.V.] dient gestort te worden op een bankrekening ten name van [B] in privé en komt in zijn geheel toe aan [B] in privé.

(iv)      Alle rechten inzake de vordering van [A B.V.] op [X B.V.] gaan over op [B] in privé.

(v)       [B] en [A B.V.] bepalen in nader overleg en met hun adviseurs op welke wijze de met deze overdracht van rechten samenhangende tegenprestatie verwerkt zal worden in hun onderlinge financiële verhoudingen.

(vi)      De omvang van de door [A B.V.] van [B] in dit verband te ontvangen tegenprestatie is afhankelijk van hetgeen zich zal voordoen binnen een termijn van vijf jaren na de datum van de totstandkoming van de betreffende overeenkomsten.

(vii)     In beginsel zal de omvang van deze door [A B.V.] van [B] te ontvangen tegenprestatie  gelijk gesteld worden aan het netto bedrag van de vordering van [A B.V.] op [X B.V.] zoals die door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch bij vonnis van 5 januari 2011 toegewezen is, zijnde (€ 130.486,10 - € 11.360,00 = ) € 119.126,10.

(viii)    Indien in de hiervoor genoemde periode van vijf jaren [B] niet geheel vrij, volledig en ongehinderd zal kunnen beschikken over het bedrag zoals hiervoor onder (iii) is bedoeld dan wordt de omvang van die tegenprestatie herzien op € 1,00.

(ix)      In dat geval zal terzelfder tijd [A B.V.] aan [B] een direct opeisbare schadevergoeding verschuldigd zijn ter hoogte van het bedrag zoals dat hiervoor onder (iii) bedoeld is.

(x)       [A B.V.] en [B] bepalen in nader overleg en met hun adviseurs welke zekerheden [A B.V.]

aan [B] zal dienen te verstrekken voor de volledige nakoming van haar verplichtingen volgend uit de hiervoor genoemde bepalingen.
Schuldbekentenis

Bij schrijven van 8 juli 2016 heeft de Belastingdienst met betrekking tot het hiervoor onder (iii) bedoelde bedrag een standpunt ingenomen dat afwijkt van hetgeen [A B.V.] met [B] overeengekomen is en hiervoor vastgesteld wordt.

Op grond daarvan zijn per die datum de hiervoor onder (viii) en (ix) genoemde bepalingen van kracht geworden.

[A B.V.] erkent dat zij derhalve de hiervoor onder (ix) genoemde direct opeisbare schadevergoeding aan [B] verschuldigd is.

Slot

Deze akte is verleden te [...].

De inhoud van deze akte is aan de verschenen personen zakelijk meegedeeld en toegelicht.

De verschenen personen verklaarden geen volledige doorlezing te verlangen, van de inhoud kennis genomen te hebben en daarmee in te stemmen.

Deze akte is vervolgens beperkt voorgelezen en onmiddellijk daarna ondertekend door de verschenen personen en mij, notaris, om […]

(Getekend): [...]  [B], [A B.V.].”

2.3.         Tijdens dit gesprek heeft de notaris aangegeven dat hij deze diensten wilde verrichten tegen een tarief van € 195,-- per uur en dat hij deze diensten niet wilde aanbieden tegen een vast tarief. [B] heeft hiermee niet ingestemd.

2.4.         Bij e-mailbericht van diezelfde middag heeft [B] de notaris het volgende bericht:

“Geachte [notaris],

Vanmiddag, donderdag 27-10-2016, spraken wij met elkaar op uw kantoor in […] ivm een offerte voor een authentieke akte inzake een vaststellingsovereenkomst/schuldbekentenis tussen mijn vennootschap [A B.V.] bv en mijzelf in privé.

Mijn bedoeling van dit gesprek was u hierover kort persoonlijk te informeren alvorens ik u de door mij aan te leveren conceptakte en bijbehorende stukken per email zou gaan toesturen. Zover is het niet gekomen. De reden daarvoor is dat u reeds in het gesprek van ca 10 minuten aangaf dat u de verlangde werkzaamheden uitsluitend tegen een uurtarief (van 195,00 Euro) en zonder limiet wilde uitvoeren. Niet op basis van een vaste prijsafspraak.

Ik heb u meegedeeld dat ik daar niet mee akkoord kan gaan omdat de verlangde werkzaamheden door een andere notaris zijn aangeboden voor een vast bedrag van 305 Euro (autenthieke akte) plus 95 Euro (grosse).

Daarop is door u geantwoord dat u tenminste aan het dubbele dacht. Van mijn kant is vervolgens gesteld dat de verlangde werkzaamheden dermate beperkt zijn (eenvoudige akte van 2 bladzijden, in Word-formaat aangeleverd, alle bijbehorende stukken als PDF) dat de betreffende werkzaamheden binnen een half uur uitgevoerd kunnen worden.

Op grond van hetgeen hiervoor is gesteld kon ik niet anders concluderen dat uw (mondelinge) aan te merken is als een (verkapte) dienstweigering in de zin van artikel 21 lid 1 Wet op het notarisambt, jo artikel 10 lid 3 Verordening beroeps- en gedragsregels.

Dat maakt het zinloos om de voorgenomen aanvraag per email nog aan u te sturen. Ik versta uw aanbieding derhalve ook in die zin.”

3.          De klacht en het verweer

3.1.       Klagers verwijten de notaris dat hij heeft aangestuurd op een verkapte dienstweigering in de zin van artikel 21 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) juncto artikel 10 lid 3 van de Verordening beroeps- en gedragsregels. Klagers voeren in dit verband het volgende aan. De notaris weigerde de verlangde diensten aan te bieden tegen een vast tarief. De notaris heeft aangegeven dat hij deze diensten uitsluitend wenste te verrichten tegen een uurtarief van € 195,-- zonder enige limiet. De notaris had kunnen weten dat klagers daarmee nooit zouden instemmen gelet op de aard en de omvang van de verlangde diensten en de goede kwaliteit en volledigheid van de door klagers aangeleverde stukken. Klagers verzoeken de klachten gegrond te verklaren, vast te stellen dat sprake is van dienstweigering en passende maatregelen tegen de notaris te nemen.

3.2.       De notaris voert hiertegen verweer. De notaris stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van dienstweigering of enige handeling die een notaris niet betaamt. De notaris voert in dat verband het volgende aan. De notaris heeft tijdens het gesprek de inhoud van de overeenkomst snel gelezen en aangegeven dat deze overeenkomst op het eerste gezicht ook fiscale consequenties kan hebben. [B] beaamde dat, waarop de notaris vroeg of hij een fiscalist had geraadpleegd. [B] bevestigde dit, maar weigerde de naam van de fiscaal adviseur te geven. De notaris heeft uitgelegd dat als hij een opdracht krijgt om een vaststellingsovereenkomst op te stellen hij een aantal wettelijk verplichte (controle) werkzaamheden dient te verrichten, dat hij inzage wil hebben in de onderliggende documenten waarnaar in de overeenkomst wordt verwezen zoals vonnissen en correspondentie met de belastingdienst, dat hij de statuten van de vennootschap moet raadplegen en dat hij de tegenstrijdig belang regeling moet beoordelen. De notaris heeft vervolgens aangegeven dat hij de opdracht zou kunnen uitvoeren tegen een voor dit soort werkzaamheden gangbaar uurtarief van 195,-- exclusief BTW. [B] vond dat allemaal niet nodig, omdat hij alles al had uitgezocht. [B] wilde een vaste prijs. De notaris heeft vervolgens aangegeven dat hij geen vaste prijs kon geven, omdat onduidelijk was hoeveel tijd met de werkzaamheden zou zijn gemoeid. [B] persisteerde bij een vaste prijs en gaf aan dat een andere notaris, waartegen hij een klacht had ingediend, de opdracht had aanvaard voor € 400,--. [B] vond dat de notaris ook voor dat bedrag de akte moest maken. De notaris heeft vervolgens aangegeven dat een honorarium van € 400,-- zou betekenen dat hij slechts iets meer dan twee uur aan de zaak zou kunnen besteden, maar dat de notaris inschatte dat hij meer dan het dubbele aantal uren nodig zou hebben en daarom een uurtarief wenste te hanteren. De notaris heeft daarbij aangegeven dat [B] een urenspecificatie zou krijgen waarop de werkelijk aan de opdracht bestede tijd zou worden vermeld en dat de notaris hem vooraf op de hoogte zou stellen indien het aantal uren meer dan vier zou bedragen. [B] vond dat te duur. Vervolgens hebben de notaris en [B] samen geconstateerd dat zij geen overeenstemming konden bereiken over de financiële vergoeding voor de notariële werkzaamheden. De notaris verwijst in dit verband naar het verslag dat hij direct na het gesprek heeft gemaakt.

4.          De beoordeling

4.1.       Op 17 februari 2017 heeft [B] een e-mail gestuurd naar twee secretarissen van de kamer met als onderwerp: Wrakingsverzoek, zitting dd 20-02-2017 [notaris] […]. Het wrakingsverzoek is gericht aan zowel de leden die een beslissing hebben genomen in de zaak SHE/2016/81 als ‘de kamer voor het ressort ’s-Hertogenbosch in zijn algemeen’. 

Bij e-mailbericht van 20 februari 2017 (10.49 uur) is namens de plaatsvervangend voorzitter [B] het volgende bericht:

       “Namens de plaatsvervangend voorzitter mr. W.M. Weerkamp (hierna: de plaatsvervangend voorzitter) deel ik u het volgende mee. De plaatsvervangend voorzitter heeft kennis genomen van uw e-mailbericht van 17 februari jl. waarin u een verzoek tot wraking heeft ingediend. De plaatsvervangend voorzitter en de leden die vanmiddag deel uit maken van de kamer (mr. J.H.L.M. Snijders, mr. J.L.G.M. Mertens, mr. S. Lettinga en mr. R.J.M.G. Oostveen ) zijn niet eerder betrokken geweest bij de behandeling van de door u ingediende klachten (waaronder de klacht met nummer SHE 2016 81). De plaatsvervangend voorzitter ziet dan ook vooralsnog geen aanleiding om de mondelinge behandeling met betrekking tot de klacht SHE 2016 83 geen doorgang te laten vinden. De mondelinge behandeling zal vanmiddag om 14.15 uur dus doorgaan.”

Op dit e-mailbericht heeft [B] niet gereageerd.

De kamer gaat voorbij aan het verzoek tot wraking, omdat klagers niet nader hebben geconcretiseerd of en tegen welk lid of welke leden van de onderhavige kamer - die belast is met de behandeling van de klacht met nummer SHE 2016 83 gericht tegen [notaris] -  het verzoek tot wraking is gericht.

Gelet op het voorgaande ziet de kamer evenmin aanleiding voor een verzoek aan de president van het gerechtshof Amsterdam om een andere kamer aan te wijzen.

4.2.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm.

4.3.       De notaris hoeft zijn ministerie niet te verlenen indien een cliënt weigert een gezien de omstandigheden - waaronder rekening houdend met een redelijk kantooruurtarief en met inachtneming van een eventueel geldende tariefregeling - redelijke vergoeding voor de gevraagde dienst te betalen. Aan de andere kant mag de notaris niet, door het vragen van een onredelijke vergoeding, ervoor zorgen dat de cliënt van het geven van een opdracht afziet, zodat zijn kantoor - om welke reden dan ook - dergelijke werkzaamheden niet behoeft te verrichten. In het onderhavige geval is geen tariefregeling van toepassing. Het door de notaris gehanteerde kantooruurtarief komt de kamer niet onredelijk voor. De door de notaris gemaakte inschatting van het aantal uren komt de kamer evenmin onredelijk voor. Gelet op het voorgaande is geen sprake van (verkapte) dienstweigering door de notaris. De kamer zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.

5.   De beslissing

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. W. Weerkamp, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. J.L.G.M. Mertens, notaris lid, mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notaris lid, en mr. R.J.M.G. Oostveen, plaatsvervangend belasting lid, en in het openbaar uitgesproken op 

20 februari 2017.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gercechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.